Ekelsbekenaar getuigt: ‘Ici beaucoup de gens parlent le Flamand, par conséquent, je trouve intéressant de le connaître. Je ne comprends pas du tout le Flamand’.
Kon de vraag om Nederlands te leren duidelijker gesteld worden? Hier moest dus een helpende hand geboden worden.
Reeds in augustus 1961 startten twee lesgeefsters met een kursus in de Nederlandse taal te Kassel. In een jeugdheem volgden 10 leerlingen met veel interesse de lessen die schriftelijk werden voortgezet tijdens het schooljaar. De eerste resultaten waren een aansporing om in 1962 verder te gaan met het aftasten van de mogelijkheden en om het experiment in Kassel door te voeren op verschillende plaatsen. Door middel van een omzendbrief werden te Kassel, te Rexpoede, te Hondschoote, Ekelsbeke en Steenvoorde de taallessen aangekondigd. In deze laatste twee gemeenten kregen de taallessen zelfs een aanbeveling vanaf de preekstoel.
Vooral daar waar het Nederlands volkstoneel (Verbroedering Westouter en andere) sukses kende en waar de jeugdkampen veelvuldige kontakten hebben geschapen, groeide de belangstelling voor de Nederlandse taal. Kassel: 5 leerlingen; Steenvoorde: 9 leerlingen; Ekelsbeke: 16 leerlingen; Rexpoede: 10 leerlingen; Hondschoote: 5 leerlingen. De motieven die de leerlingen aanzetten om het Nederlands te leren lopen ver uiteen. Een journaliste van ‘Croix de Nord’ doet het ‘om beter kontakt te krijgen met de bevolking’. Een verzekeringsagente ‘omdat ik Vlaams leerde thuis en in de boeken die mijn vader had’. ‘Ik leer Vlaams omdat ik reeds iets ervan ken van thuis uit’, zegt een student van het kollege te Sint-Omaars. En een moeder uit Steenvoorde komt met haar man, twee zoons en een dochtertje de lessen volgen ‘omdat wij in een Vlaamse streek wonen en met de familie thuis Vlaams willen spreken.’
Het enthousiasme en de belangstelling waarmee de 45 leerlingen de kursus hebben gevolgd, de trouw om regelmatig per week twee en een half uur lang te studeren tijdens hun vakantie, dat alles bewijst meer dan wat ook dat deze lessen beantwoorden aan een werkelijke behoefte.
Om deze behoefte te lenigen zijn 13 leerkrachten (zes dames en 7 heren) tijdens de maand augustus in de bres gesprongen. Deze pioniers van de Nederlandse bewustwording in Frans-Vlaanderen verdienen ons aller lof en bewondering. Met een onvermoeibare toewijding hebben zij ‘pro Deo’ uren van hun mooie vakantietijd gegeven, om Frans-Vlamingen in de mogelijkheid te stellen opnieuw met hun eigen mensen te kunnen spreken. Zo zei het toch zelf een van de leerlingen: ‘Ik volg de lessen Nederlands om beter met mijn grootvader te kunnen praten, die niet zo goed Frans spreekt’. En een ondeugende jongen vertolkt het nog meer aangrijpend: ‘Om beter mijn vader en moeder te verstaan als ze onder mekaar Vlaams spreken’.