Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 11 (1967-1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 11
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 11

(1967-1968)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 185]
[p. 185]

tijdschriften en boeken

Geschiedenis van de Vlaamse gedachte - III en IV.

Het derde deel van Elias' werk behandelt de periode 1860-1883, waarin de nieuwe politieke oriëntering van de Vlaamse beweging - het opgaan in de katoliek-liberale tegenstelling -, zijn beslag kreeg en in de jaren 70 en beginjaren 80 de eerste zeer onvolkomen taalwetten tot stand kwamen. Het tekent de politieke zwakheid van de beweging dat ze opgegaan is in de steeds scherper wordende tegenstelling in de Belgische politiek tussen katolieken en liberalen. Het tekent ook de zwakheid van de Vlaamse gedachte als nationalistische gedachte. Aanvankelijk gepropageerd als taktiek om de Vlaamse eisen door te zetten, werd dit opgaan in de grote partijen al spoedig voorgestaan om principiële redenen. Altijd is er evenwel een stroming van ‘nationale’ Vlamingen blijven bestaan die het Vlaamse belang niet wilden verbinden aan één van de grote partijen. Een belangrijke poging tot zelfstandig optreden van de Vlaamse beweging, d.w.z. dat de Vlaamsgezinden als een zelfstandige partner meededen in de politiek, was het optreden van de Meeting in de Antwerpse politiek in de jaren 60. De Meeting, een koalitie van Vlaamsgezinden, ontevredenen over de plannen van de Belgische regering Antwerpen te omgeven met een fortengordel, demokraten en de katolieke partij heeft kans gezien om in de jaren 60 voor een tiental jaren het Antwerpse gemeentebestuur in handen te krijgen en voor een belangrijk deel te vernederlandsen, alsmede om een aantal afgevaardigden te sturen naar het Belgische parlement. In het geheel van de ontwikkeling in België en Vlaanderen is evenwel de Meeting een verschijnsel van voorbijgaande aard geweest.

 

Elias behandelt in zijn derde deel de ontwikkeling van de Vlaamse beweging en van de Vlaamse gedachte volgens eenzelfde indeling als in het tweede deel. Hij besteedt grote aandacht aan het liberale flamingantisme. De hoofdpersoon daarvan was Julius Vuylsteke en aan hem wijdt hij zelfs een afzonderlijk hoofdstuk. Vuylsteke vertegenwoordigde, aldus Elias, voor de jaren 1860-1880 een hele generatie Vlaamsgezinden, voor wie een antiklerikaal-liberalisme nauw verbonden was met hun Vlaamsgezindheid. Hun Vlaamsgezindheid was zeer sterk algemeen-Nederlands gericht zonder dat dit leidde tot een verwerping van België. Aan de Nederlandse kongressen probeerde Vuylsteke een minder a-politieke inhoud te geven. Een verdergaande samenwerking werd evenwel ook nu verhinderd door de houding van het Noorden. Liberale Vlaamsgezinden wezen een a-politieke oriëntering van de beweging af en ze moesten ook weinig hebben van samenwerkingsvormen boven de partijen. Ze ondernamen een werkelijke stormloop op de liberale partij in Vlaanderen om deze voor de Vlaamse beweging te winnen. Door Elias wordt dit gekarakteriseerd als een politiek zonder uitzicht. De liberale burgerij in Vlaanderen bleef verfranst. De liberale Vlaamse bonden, die overal opgericht werden, hebben niet de partij in handen gekregen zoals Vuylsteke gehoopt had, maar ze werden in wezen de gevangenen van de partij. Dit neemt niet weg dat het liberale flamingantisme in de Vlaamse beweging gewerkt heeft als een zuurdesem. Er kwam een rijke schare van talenten uit voort, tot aan de eerste wereldoorlog toe. En het lijkt inderdaad of vrijwel alles wat intellektueel iets betekende en of vrijwel alles wat streefde naar vernieuwing in de beweging uit één hoek kwam, de hoek van het vrijzinnige flamingantisme. Het is opmerkelijk dat onder de Vlaamsgezinden die rond 1900 de beweging buiten de partijstrijd wilden houden en de inhoud van het Vlaamse programma vernieuwd hebben, het vrijzinnig element overheersend was.

 

Aan katolieke kant was zeer belangrijk voor de latere inhoud van de Vlaamse gedachte de vernieuwing van het Vlaamse traditionalisme in West-Vlaanderen. Dit werkte voorlopig nog in stilte. Elias wijdt hieraan een afzonderlijk hoofdstuk. Van Gezelle over Hugo Verriest naar Albrecht Rodenbach werd op het katolieke flamingantisme een diepe stempel gedrukt door dit in oorsprong partikularistische traditionalisme, dat zich evenwel in een later stadium tot een algemeen Vlaamse stroming verbreed heeft.

 

Politiek gezien konden de Vlaamsgezinden drie kanten op. Een teoretische mogelijkheid was de revolutionaire volksagitatie, maar in de praktijk lag deze mogelijkheid niet open, aangezien de flaminganten geen revolutionairen waren. De tweede weg hield in de vorming van een eigen groep, die bij de zeer vloeiende meerderheden onder de cijnskiezers, zijn

[pagina 186]
[p. 186]

alliantie aan de meest biedende partner te koop zou bieden. We vinden elementen van een dergelijke politiek in de deelneming van de Vlaamsgezinden aan de Meetingpartij te Antwerpen. De derde weg was die van een opgaan in de partijen. En het is deze weg, die elders in het land en ook later in Antwerpen de praktijk werd. Ze werd de praktijk omdat ze het meeste aansloot aan de politieke ontwikkeling in België, beheerst als deze nu eenmaal was door de liberaal-katolieke tegenstelling, die ook een groot gedeelte zoniet de meerderheid van de Vlaamsgezinden ideologisch in haar greep hield.

 

Elias acht voor de ontwikkeling van de Vlaamse gedachte vooral drie facetten van belang: a. de doorbraak van de Nederlandse gedachte, bewerkstelligd door de liberale flaminganten; b. een sterkere affirmatie van het Vlaams bewustzijn als gevolg van de vernieuwing van het katolieke traditionalisme in Vlaams nationale zin, door de Westvlaamse school; en c. de werking van de komponist Peter Benoit die het nationale beschouwde als de grondslag van het hele kulturele leven en daardoor de nationale dualiteit in België sterker beklemtoonde. Elias heeft kennelijk een grote voorliefde voor Benoit en wijdt aan hem een afzonderlijk hoofdstuk. M.i. spreekt hieruit een overwaardering van de invloed van Benoit. De inhoud van het vernieuwde katolieke flamingantisme, dat bij Rodenbach uitgegroeid is tot een werkelijk nationalisme, was in wezen antistaats. Zowel de grondslag van de beweging in de lijn van Rodenbach als die van de Nederlandse richting was een nationalistische overtuiging. Schrijver wijdt ook belangwekkende bladzijden aan de verhouding tussen de Vlaamse beweging en het opkomende socialisme. Nadat er aanvankelijk nogal wat kontakten geweest waren tussen de opkomende arbeidersbeweging en een aantal Vlaamsgezinden, is de ontwikkeling van het socialisme in Vlaanderen volkomen langs die van de Vlaamse beweging heen gegleden. Voor de positie van de Vlaamse beweging in Vlaanderen, met name in de 20e eeuw, heeft dit zeer zwaar wegende gevolgen gehad. de schrijver wijdt hieraan prachtige bladzijden.

 

Als in de vorige delen geeft Elias prachtige synteses en overtuigende verklaringen van de ontwikkeling niet alleen van de Vlaamse gedachte, maar ook van de Vlaamse beweging als politieke beweging. Zijn situeringen van deze beweging in de politieke en maatschappelijke kontekst zijn vaak meesterlijk. De grenzen van zijn metode evenwel, de ideeënhistorische aanpak, zijn toch hier en daar wel duidelijk te merken. De schrijver treedt overigens vaak buiten het kader van deze ideeënhistorische aanpak. Zo is de kardinale vraag, waarom de Vlaamse beweging zich in de 19e eeuw niet ontwikkeld heeft tot een politiek nationalisme, d.w.z. tot een nationalisme waarbij de eis gesteld werd van een autonome politieke struktuur voor de eigen natie, maar zeer ten dele te verklaren uit de armoede, die Elias overtuigend aantoont, van de Vlaamse gedachte. Doorslaggevend is naar mijn mening hier de politieke en sociale ontwikkeling in Vlaanderen en in België. Elias wijst trouwens zelf vaak op de betekenis van de sociale struktuur in deze. Belangrijk is in deze zijn konkluzie, dat heel het handelen van de Vlaamsgezinden en heel hun publiciteit een geest ademden van onmacht, van onmacht om de gevestigde sociale strukturen en de van onderop zich ontwikkelende nieuwe sociale strukturen van de Vlaamsgezindheid te doordringen.

 

In het vierde deel van zijn werk is naar mijn gevoel nog het meest te merken van een zeker aprioristisch nationalistisch uitgangspunt van de schrijver. Dit deel heeft als ondertitel: ‘Taalbeweging en cultuur flamingantisme. De groei van het Vlaamse bewustzijn, 1883-1914’.

 

De jaren van 1883 tot 1894 vormden een overgangsperiode niet alleen in de Vlaamse beweging, maar vooral ook in het Belgische politieke leven, dit als gevolg van de opkomst van de arbeidersbeweging en de agitatie voor het algemeen stemrecht die in 1893 leidde tot de invoering van het meervoudig algemeen stemrecht. Een ongekende ontwikkeling beleefde het land op ekonomisch gebied. Dit leidde mede tot de versterking van een Belgisch nationalisme. Teoretisch zou dit het beste gefundeerd worden in de historische beschouwingen van Pirenne. In het begin van deze overgangsperiode was de katolieke partij aan het bewind gekomen. Ze had haar meerderheid te danken aan het Vlaamse land en ze zou die meerderheid behouden tot 1914. De meerderheid van de katolieke partij had in Vlaanderen niet tot gevolg, dat de eisen van de Vlaamsgezinden gemakkelijker ingewilligd werden. De partij werd in Vlaanderen vrijwel geheel beheerst door de Franstalige hogere burgerij. Vanaf 1870 waren de eerste taalwetten tot stand gekomen, die een zekere tweetaligheid in het openbare bestuur brachten in Vlaanderen. Ook in de jaren 80 en 90 kwam enige taalwetgeving tot stand, met als hoogtepunt de felle strijd rondom de zogenaamde Gelijkheidswet van 1898. Deze wet was een belangrijke principiële uitspraak voor de

[pagina 187]
[p. 187]

gelijkberechtiging van het Nederlands in België, maar in de praktijk had ze niet veel te betekenen.

 

Voor de ontwikkeling in België en Vlaanderen was aan het eind van de 19e eeuw verreweg het belangrijkste de doorbraak van brede bevolkingslagen in de deelneming aan het politieke leven, de doorbraak van de demokratie. Voor de positie van de Vlaamse beweging zou dit in de toekomst belangrijke gevolgen hebben. Het maakte het mogelijk dat de Vlaamse beweging ook politiek zou doorbreken. Toch tekende het de zwakheid van de beweging, en de zwakheid van de beweging ook in de toekomst, dat de Vlaamse beweging als beweging aan de doorbraak van de demokratie geen deel gehad heeft. Ze was het slachtoffer bovendien van de felle, op de spits gedreven tegenstelling tussen klerikalen en anti-klerikalen. Niettemin ontstond er bij de algemene verbreding van de deelneming van de bevolking aan het politieke leven een ruimere Vlaamse agitatie. Zoals gezegd vond dit zijn hoogtepunt in de strijd om de Gelijkheidswet. Rond 1900 komt de vernieuwing van het Vlaamse programma aan de orde. Deze kristalliseerde zich rond de eis van de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Dit betekende in wezen dat men nu voor het eerst werkelijke volledige ééntaligheid in Vlaanderen en gelijkstelling van de beide talen in België eiste. Het is rond de aktie voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit dat de beweging een bredere aanhang zou verwerven.

 

De Vlaamse gedachte en het Vlaams programma zijn rond 1900 vernieuwd. Doorslaggevend is hierbij geweest het werk van drie personen: Van August Vermeylen, wiens Kritiek der Vlaamse beweging een grote invloed op de geest zou uitoefenen, van Julius Macleod die één der grondleggers van de eis van de vernederlandsing van de Gentse universtieit als voorwaarde voor de intellektuele en sociale ontplooiing van Vlaanderen is geweest... en van Lodewijk de Raet. De Raet had een grondige kritiek op het stelsel van vernederlandsing van de Gentse universiteit zoals dat door Macleod ontworpen was en hij stelde daar een beter stelsel voor in de plaats, dat het uiteindelijk gehaald heeft. Daarnaast waren er enkele katolieke Vlaamsgezinden, die vooral als ‘mensenvormend’ op de voorgrond traden, te weten Verschaeve, Dosfel, Stracke, Van Cauwelaert en Verriest. Deze personen hadden één ding gemeen: zij zagen de Vlaamse herwording niet in de eerste plaats als een politieke strijd, maar vooral als een proces van herwording, van kulturele ontplooiing van binnenuit. Elias voert hiervoor de term kultuurflamingantisme in. Hierin was de Vlaamse strijd niet in de eerste plaats een strijd om politieke vormen, het was ook niet in de eerste plaats een strijd om een op zichzelf onontbeerlijke taalwetgeving tot stand te brengen, maar het was bovenal een ‘Kulturkampf’, een strijd, ‘waarin elke Vlaming van zichzelf een volwaardige Vlaming moet maken, die door de verovering voor zichzelf van de ideale Vlaamse en Europese kultuur, op deze wijze het vraagstuk zal oplossen van het nationaliteitenprobleem in België en daardoor uiteindelijk, en als het ware natuurlijk, de volle ontplooiing van de Nederlandse kultuur in het Vlaamse land zal verzekeren. Het was de triomf van een volksverbonden kultuur-individualisme. Was het echter ook niet de miskenning van het principe dat een volk niet vrij kan zijn in een staat die alleen een taalwetgeving kan aanbieden als het natuurlijk kader van een nationale gemeenschap,’ (blz. 39). Naar mijn gevoel geeft dit lange citaat de kern weer van Elias' opvatting over wat hij beschouwt als het kultuurflamingantisme. Parallel aan dit kultuurflamingantisme liep een grote opbloei van het kulturele leven in Vlaanderen. Naar mijn idee blijkt hieruit tevens het apriorisme van de schrijver, dat ik reeds aanstipte. Niet, dat dit geleid heeft tot een foutief beeld van de denkbeelden van de figuren die hij uitvoerig behandelt. De samenvatting daarvan is integendeel voortreffelijk. Elias beschouwt evenwel de ontplooiing van het kultuurflamingantisme als een voorstadium van het Vlaams-nationalisme - daarin kan ik met hem meegaan - maar ook als een belemmering voor het duidelijk stellen van de verhouding volk-staat in de Vlaamse beweging. Hoewel in de beweging een nationalistisch sentiment steeds sterker was geworden en de beweging bovendien de uiterlijke kenmerken van de nationale gemeenschap - een eigen naam, een eigen nationaal lied, een eigen nationale vlag, een eigen nationale hoogdag - aangenomen had, kwam ze niet tot de eis van politieke autonomie. Ik ben het met Elias eens dat de eis van een politieke autonomie, zoals die na 1914 bij een belangrijk gedeelte van de Vlaamsgezinden op zou komen, onvermijdelijk in de ontwikkeling opgesloten lag. Deze eis kondigde zich vóór 1914 reeds aarzelend aan. Het lijkt me echter een konstruktie om het verschijnsel, dat de Vlaamse beweging zich vóór 1914 nog niet tot een politiek nationalisme ontwikkeld heeft, vooral te willen toeschrijven aan de ontwikkeling van het kultuurflamingantisme. De verklaring kan niet alleen uit de ideeëngeschiedenis gehaald worden, maar moet veel eerder gezocht worden in de politieke en sociale struktuur in België en in Vlaanderen. Bovendien vormden de Vlamingen de meerderheid in België en dit is naar mijn oordeel een psy-

[pagina 188]
[p. 188]

chologische faktor van groot belang. Politieke autonomie wordt meestal gevraagd door minderheden. De beweging was overigens bij alle vooruitgang die er gemaakt werd nog steeds zwak. Ze kon naar boven de verfranste burgerij niet overtuigen, ze kon naar onderen toch maar zeer moeilijk brede bevolkingslagen voor haar streven winnen.

 

Uit de kritiek die ik hiervóór heb gegeven op een bepaalde visie van de schrijver moet men niet konkluderen dat deze visie eenzijdig is. Integendeel, hij schetst de betekenis van de belangrijkste figuren en de gebeurtenissen bijzonder genuanceerd en hij wijst ook telkens, en wijdt daar prachtige bladzijden aan, op de politieke en sociale kontekst, waarin de beweging zich ontwikkelde. Minitieus gaat hij in deze delen steeds de ontwikkeling na van de Nederlandse gedachte, van de houding van de Vlaamsgezinden t.o.v. Duitsland en van de voor deze periode en voor de toekomst zo belangrijke studentenbeweging. Vlaamse programma's en direkte strijdobjekten worden gedetailleerd behandeld. In een uitvoerig algemeen besluit analyseert hij tenslotte op een magistrale, zeer genuanceerde wijze de ontwikkeling van de beweging vanaf het begin.

 

Uiteraard is dit werk niet de definitieve geschiedenis van de Vlaamse beweging. Het is evenwel een standaardwerk van een bijzonder hoog gehalte, dat zeer lang van grote betekenis zal blijven en dat het verdere historisch onderzoek van de Vlaams beweging in zeer grote mate zal stimuleren. Het zal voor een zeer lange periode de diskussie over en de bestudering van de Vlaamse beweging tot 1914 bepalen.

 

Dr. A.W. Willemsen

Dr. H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte 1780-1914. Antwerpen, De Nederlandse Boekhandel. 4o. Met afbeeldingen. Deel III: Verwezenlijkingen en ontgoochelingen. De scheiding der wegen 1860 1883. 373 blz. - Deel IV: Taalbeweging en cultuurflamingantisme. De groei van het Vlaamse bewustzijn 1883-1914 - 1965, 432 blz. De prijs van de vier delen bedraagt 1950 BF.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, 1780-1914 (4 delen)


auteurs

  • A.W. Willemsen