Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 30 (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 30
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 30Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 30

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 30

(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 171]
[p. 171]

Guillaume van der Graft

‘Ford!’

 
De dingen zijn 't onderdanig zijn moe.
 
Zij hebben ons met hun dood ingenomen.
 
Enkel in de diepe liften der dromen
 
dalen wij snel weer naar het leven toe,
 
 
 
maar zonder dat het helpt. Wij zijn geboren,
 
wij zijn getogen en wij zijn bewust.
 
Wij hebben zelf de dingen toegerust
 
zodat zij nu niet meer aan ons behoren
 
 
 
maar aan zichzelf. En wij aan de eenzaamheid,
 
gevangen tussen de betonnen wanden
 
van liftkokers, grijs als gesleten tanden:
 
de dingen waar langzaam 't glazuur afslijt.
Uit: Verzamelde gedichten, Bosch & Keuning, Baarn, 1982.
[pagina 172]
[p. 172]

Guillaume van der Graft
Hallelujah

 
Laten we zingen dat het een aard heeft
 
laten we zingen over zee
 
laten we zingen tegen de helling
 
tegen de lange duur van de dingen
 
tegen de jaren, laten we zingen
 
over het water aan de lippen
 
tegen de klippen op
 
 
 
goed zei de vogel ik zing
 
waartegen vroeg ik waartegen
 
tegen de aardbeving
 
daar weet ik niet van zei de vogel
 
tegen het onweer dat rolt langs de wegen
 
tegen de branding in de lucht?
 
hij was allang gevlogen
 
hij was al weggevlucht
 
 
 
laten we zingen zei ik laten
 
we zingen, laten we niet praten
 
goed zei de stem uit de huizen
 
een stem gevierendeeld
 
waartegen vroeg ik waartegen
 
maar de huizen zwegen
 
de huizen zwegen verveeld
 
tegen de ruimte drong ik aan
 
tegen de zee en het Oneindige
 
 
 
maar de huizen gingen staan
 
langs de weg waar ik langs moest gaan
 
om mij te pijnigen
 
 
 
laten we zingen zei ik
 
tegen het praten en het zwijgen
 
tegen de stilte die de aarde maakt
 
laten we kinderen krijgen
 
met lichamen van muziek
 
en woorden als ledematen
 
laten we zingen
[pagina 173]
[p. 173]
 
ik ging met mijn liefde rond
 
als de hond van een straatmuzikant
 
en iedereen maakte zich van kant
 
met een cent of een pepermunt
 
 
 
ik vroeg het aan God die zweeg
 
de hemel die wist van niets
 
het licht sprong op een fiets
 
het bleek wel rond te zijn
 
als een mond
 
maar ik verstond het niet
 
 
 
Dan zal ik roepen tegen de mensen
 
laten we zingen tegen de zee
 
daar had ik misschien mee moeten beginnen
 
laten we zingen zing dan mee
 
tegen het geld en tegen de goden
 
laten we ongelovig zijn
 
laten we zingen voor de doven
 
laten we overbodig zijn
 
 
 
laten we niet meer heersen en praten
 
de eersten worden toch de laatsten
 
laten we zingen zeg ik: O mijn -
 
 
 
O mijn tong Daniël in de kuil
 
tussen de tanden van de leeuwen
 
laten we zingen laten we strelen
 
o mijn tong Daniël
 
laten we eten en drinken en spelen
 
want morgen leven wij.
Uit: Verzamelde gedichten, Bosch & Keuning, Baarn, 1982.
[pagina 174]
[p. 174]

Guillaume van der Graft
De derde waarheid

 
De dichters alleen zeggen de waarheid
 
die onbedwingbaar is, haar eigen
 
afmetingen meebrengt en in de vormen
 
zoals die jarenlang geworden zijn
 
niet leven kan. De dichters
 
die droeve anarchisten van de blijdschap
 
vernielen alle muren die in taal
 
zijn opgetrokken, maken van de wereld
 
een groot venster op het zwarte heelal
 
en dat is een uitzicht
 
waarbij de bomen weer verschrompelen
 
tot kiemen op de tong van de wind
 
waarbij de sterren uitgroeien tot vijvers
 
en de mensen zijn scholen
 
kleine doorzichtige vissen
 
de vossen hebben holen
 
en rennen door mijn ogen heen en weer.
 
De dichters liegen de taal uit elkaar
 
en maken logaritmen
 
van de vereenzaamde dingen
 
vreemde uitkomsten verrukken ons
 
maar wie zich niet opgeeft wordt gepijnigd.
 
 
 
Nee, de dichters roepen de zee te voorschijn
 
die overal in verborgen ligt
 
en doen de huizen blank staan
 
en de kelders overlopen
 
van wat allang overwonnen was,
 
zij willen niets liever dan de vloed
 
oproepen, tot de waarheid
 
iedereen aan de lippen komt.
 
 
 
En dan ligt misschien
 
om ook aan deze waarheid te ontkomen
 
een oude versteende
 
leugen gereed
 
die weer zacht wordt als aarde en bloemen
 
wanneer men haar met blote voeten betreedt
 
en die de derde waarheid is te noemen.
Uit: Verzamelde gedichten, Bosch & Keuning, Baarn, 1982.
[pagina 175]
[p. 175]

Guillaume van der Graft
Van de mens op aarde

 
Een mens te zijn op aarde
 
in deze wereldtijd,
 
is leven van genade
 
buiten de eeuwigheid,
 
is leven van de woorden
 
die opgeschreven staan
 
en net als Jezus worden
 
die 't ons heeft voorgedaan.
 
 
 
Een mens te zijn op aarde
 
in deze wereldtijd,
 
is komen uit het water
 
en staan in de woestijn,
 
geen god onder de goden,
 
geen engel en geen dier,
 
een levende, een dode,
 
een mens in wind en vuur.
 
 
 
Een mens te zijn op aarde
 
in deze wereldtijd,
 
dat is de dood aanvaarden,
 
de vrede en de strijd,
 
de dagen en de nachten,
 
de honger en de dorst,
 
de vragen en de angsten,
 
de kommer en de koorts.
 
 
 
Gij die ons hebt geschapen,
 
die dood en leven scheidt,
 
het goede van het kwade,
 
leer ons in deze tijd
 
de mensen niet te haten,
 
de goden te weerstaan,
 
dan wonen wij op aarde
 
voortaan in vredesnaam.
Uit: Verzamelde gedichten, Bosch & Keuning, Baarn, 1982.
[pagina 176]
[p. 176]

Guillaume van der Graft
Hymnologisch

 
Dovemansoor is het graf,
 
dodemansmond een steen
 
van zwijgen om mij heen,
 
hol van eeuwige straf.
 
 
 
Kom door die doodstof heen,
 
hymne, kom op mij af
 
als een engel ter been,
 
wentel de kringloop af.
 
 
 
Offerstem die de steen
 
kan verpulveren, stof
 
doen opwaaien, dag
 
uitroepen waar ik lag,
 
 
 
doe mij dat aan,
 
dat ik weer leven mag,
 
trillend van top tot teen
 
in mijn eigen stem staan,
 
 
 
laat het zwijgen vergaan.

Uit: Winter en later, de Prom, Baarn, 1984.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken