Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 38 (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 38
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 38Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 38

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 38

(1995)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Literatuur als Literatuur?

Wat is literatuur? Een van de vele antwoorden luidt: ‘Al het geschrevene.’ Het is misschien maar een verlegenheidsantwoord, maar toch vind ik het een plezierige aanvulling van de andere definitie, die literatuur beperkt tot ‘het waardevolle en het fictionele’. Tijdens de lectuur van Van Uffelens studie werd ik steeds weer met die oude vraag geconfronteerd. Zoveel Duitse vertalingen die als ‘moderne Nederlandse literatuur’ willen worden beschouwd! Dit levert een geheel ander beeld op van de Nederlandse literatuurgeschiedenis, dat bovendien ook haaks staat op de geschiedenis van de Duitse literatuur in de negentiende en twintigste eeuw. Je zou haast gaan verlangen naar iets waardevollers - wat dit dan ook precies moge zijn.

Het onderwerp van deze recensie is een indrukwekkende studie van respectievelijk 864, 544 en 340 pagina's, verschenen als deel 6, 7 en 8 van de reeks ‘Niederlande Studien’ van het gelijknamige centrum te Munster. De Vlaming Herbert van Uffelen studeerde Nederlandse filologie en theaterwetenschap in Keulen, promoveerde er in 1983 en was aan de universiteit werkzaam als lector Nederlands. Zijn studie is ontstaan vóór Frankfurt 1993 (‘Schwerpunkt Flandern und die Niederlande’), in een periode dat de situatie van de Nederlandse literatuur in Duitse vertaling van jaar tot jaar verbeterde.

Het eerste boekdeel behandelt de receptie van moderne Nederlandse literatuur in het Duitse taalgebied in de periodes 1830-1880, 1880-1914, 1914-1945 en 1945-1990, gevolgd door een zeer omvangrijke bibliografie van de secundaire literatuur met erbij horende registers. Na inleidende hoofdstukken over de politieke en culturele Duits-Nederlandse en Duits-Vlaamse betrekkingen vind je er telkens algemene overzichten en bijzondere analyses van de receptie van bepaalde auteurs, onderzoek van de receptie van Nederlandse literatuur in afzonderlijke publikaties en tijdschriften (in de drie eerste periodes), aan de hand van kranteknipsels (in de laatste periode). De studie heeft een hechte structuur met als meest opvallende rode draden de aandacht voor de literatuur als literatuur en een sterk cultuurpolitiek engagement van de auteur.

In de eerste periode wordt (tegen de achtergrond van het Duits-Franse antagonisme) een grote Duitse belangstelling voor de ontwikkeling in België geconstateerd, met name voor het ontstaan van de Vlaamse Beweging. Duitsland blijkt een grote behoefte aan ontspanningsliteratuur te hebben; het ontdekt Hendrik Conscience als schrijver van historische romans en realistische dorpsverhalen, waarvan het religieuze karakter het enorme succes op lange termijn nog versterkt. Van literatuur uit Nederland wordt in deze context nauwelijks notitie genomen.

Ook in de tweede periode blijft het succes van Conscience in Duitsland voortduren. De naam Gezelle dringt er pas heel laat door, ondanks de inspanningen van Pol de Mont, die door zijn contacten met de pangermanisten zelf vooral als stambroeder wordt gezien. Rond de eeuwwisseling krijgt Conscience het gezelschap van Multatuli, voor wie belangstelling ontstaat in het socialistisch-anarchistische milieu. (In beide gevallen garanderen de Duitse vertalingen overigens ook succes in Europa.) De ontdekking van Van Eeden heeft vooral een sociaal-religieus karakter. Bij de receptie van Couperus en Heijermans spelen eveneens overwegend niet-literaire factoren een rol, terwijl de vriendschap tussen Verwey en George zuiver literair geïnspireerd is. Hoewel ook binnen de vertaalde literatuur uit Nederland het percentage ontspanningsliteratuur overweldigend is, wordt door de gelijktijdige receptie van enkele belangrijke Nederlandse auteurs de Nederlandse literatuur nu voor het eerst ook met literaire ogen bekeken.

Met de Eerste Wereldoorlog treedt opnieuw Vlaanderen op de voorgrond (trefwoord ‘Flamenpolitik’). Het succes van Conscience houdt aanvankelijk aan, ondanks de snelle opkomst van Timmermans. Na de Eerste Wereldoorlog bestaat, naast een hernieuwde belangstelling voor Couperus, steeds

[pagina 297]
[p. 297]

grote belangstelling voor ontspanningsliteratuur uit Nederland (Jo van Ammers-Küller en andere conservatieve schrijfsters). Na 1933 hebben Streuvels, Timmermans en Walschap zich door de nationaal-socialistische propaganda laten misbruiken, hoewel van hun werken niet kan worden gezegd dat ze aan de criteria van de ’völkische’ literatuur beantwoorden. Streuvels is al aan de derde fase van zijn receptie toe. Timmermans is in de Duitse receptie van de jaren twintig en dertig vooral een katholieke, idyllische schrijver, Walschap is - ook in Houtekiet - te rationeel.

Ook na de Tweede Wereldoorlog blijft (tot begin van de jaren zestig) op de Duitse boekenmarkt vooral de oude Nederlandse ontspanningsliteratuur aanwezig, maar die moet het nu wel stellen zonder begeleidende kritiek. Nieuw zijn, in het spoor van Anne Frank, de Nederlandse literatuur over de Tweede Wereldoorlog en de humor en satire van Bomans en Carmiggelt. Vlaamse continuïteit wordt verzekerd door de ‘heimat’-schrijvers en in zekere zin ook door de selectie van ‘christelijke Vlaamse’ literatuur door vertaler Hermanowski, die in zijn eentje goed is voor meer dan 150 publikaties. Eind van de jaren zestig vindt een kortstondige poging tot vernieuwing plaats. Sedert begin jaren zeventig wordt vooral Louis Paul Boon in Duitsland bekend - waarbij ook uitgeverijen in de voormalige DDR een rol hebben gespeeld - sedert midden jaren tachtig Mulisch, Claus en Nooteboom. Hierdoor komt de weg vrij voor de doorbraak van de Nederlandse literatuur als literatuur. Verder boeken vooral Anja Meulenbelt als feministische schrijfster, en Jan Willem van de Wetering en Martine Carton als auteurs van detectives een aanhoudend succes.

Halverwege de jaren tachtig was er een rondreizende tentoonstelling ‘Niederländische Literatuur in deutscher Übersetzung’ en werden in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen ontmoetingen met Nederland georganiseerd. Hier heeft Van Uffelen kennelijk zijn inspiratie opgedaan. Wie Salverda's brochure bij de toenmalige tentoonstelling nu in handen neemt, geeft er zich rekenschap van welke weg moest worden afgelegd. Van Uffelens studie is een onmisbare bron van informatie, ook in de talrijke voetnoten en de 300 bladzijden secundaire literatuur met verwijzingen naar het bestaande onderzoek en suggesties voor de toekomst. Het werk is gebaseerd op recent historisch onderzoek van W. Dolderer, C. Lejeune en F. Wielenga, op de standaardwerken van H. von der Dunk en H. Lademacher en op comparatistisch en imagologisch onderzoek van H. Dyserinck en U. Kloos. De neerlandistiek in het Duitse taalgebied werpt vruchten af. Terecht beklemtoont Van Uffelen de gangmakersrol van C. ter Haar, die momenteel op vele plaatsen gesprekspartners en multiplicatoren vindt: A. von Bormann (Amsterdam) in de Neue Zurcher Zeitung, R. Brockschmidt (Berlijn) in de Tagesspiegel, H. Eickmanns (Munster) in Nachbarsprache Niederländisch en vele anderen. Kortom, er ontstaat een infrastructuur die voor de receptie van moderne Nederlandse literatuur als literatuur in het Duitse taalgebied nooit beter is geweest. De cultuurpolitiek gelieve hiermede rekening te houden! Wie wil investeren in de toekomst, dient nu zoveel mogelijk steun te verlenen, in de eerste plaats aan de vertalers, die immers de kwaliteit van het taalkunstwerk bepalen. (Er zijn momenteel in de hedendaagse Duitstalige literatuur minder uitschieters. Toen Mulisch begin jaren zestig vier jaar na elkaar met een boek op de Duitse markt kwam - over onder andere de verwoesting van Dresden en het Eichmann-proces - is hij niet doorgebroken. Maar sinds 1959 stond daar de eigen literatuur in het centrum van de belangstelling.) Een voorbeeld van een suggestie voor verder literatuuronderzoek ten slotte is een vergelijking van Boon (De Kapellekensbaan, 1953), Grass (Die Blechtrommel, 1959) en Claus (De verwondering, 1962). Is Claus de Vlaamse Grass en Grass de Duitse Boon? En Van Uffelen zelf: is hij op weg naar de lang verwachte Duitse geschiedenis van de Nederlandse literatuur?

Een analyse van het tweede boekdeel geeft mij de gelegenheid mijn hierboven gemaakte lectuurverslag aan te vullen met een paar kritische opmerkingen bij de cijfers. Maar eerst zou ik het volgende willen opmerken: ik vind de bibliografische resultaten van dit mammoetonderzoek een bijzonder knappe technische prestatie. Toch zou ik persoonlijk - zoals in de bibliografie van P. Arents - aan een chronologische ordening van de vertalingen van de auteurs de voorkeur hebben gegeven. (En als algemene titel zou ‘De Nederlandstalige schrijvers in Duitse vertaling 1830-1990’ m.i. meer toepasselijker zijn geweest.)

[pagina 298]
[p. 298]

Hendrik Conscience is goed voor maar liefst 461 bibliografische beschrijvingen (49 pagina's), gevolgd door Felix Timmermans (303 - 33 p.), Jan Willem van de Wetering (138 - 14 p.), Anne Frank (111), Jo van Ammers-Küller (86) en Ernest Claes (81).

Het dagboek van Anne Frank is de absolute bestseller van de ‘moderne Nederlandse literatuur’: van 1955 (het jaar van de doorbraak) tot 1991 werden alleen al als pocket bij Fischer (‘Fischer Bücherei 77’) ongeveer 2,5 miljoen exemplaren verkocht! Van Claes verschenen van De Witte (1920; Flachskopf, Insel, 1930) tot 1961 65.000 exemplaren in 11 oplagen; van De fanfare De St.-Jansvrienden (1924; Die Dorfmusik, Reclam, 1939) 9 oplagen tijdens de Tweede Wereldoorlog, 6 oplagen tussen 1953 en 1969. Van Timmermans verschenen van Pallieter (1916; Insel, 1921) tot 1973 287.000 exemplaren, waarvan 140.000 tussen 1921-1937, 97.000 tussen 1940-1944 (waarvan 87.000 na 1942 - als effect van de Rembrandtprijs?), 46.000 in de jaren vijftig enz. Het keerseken in de lanteern (1924; Sankt Nikolaus in Not, ‘Insel-Bücherei 420’, sedert 1931) was met 31 oplagen tot 1989 nog succesvoller: goed voor 350.000 exemplaren: 75.000 voor de oorlog, 110.000 tijdens de oorlog, 165.000 verdeeld over 20 oplagen sedert 1949. Ook de Driekoningentryptiek (1923; ‘Insel Bücherei 362’, 1924) werd een bestseller: 25 oplagen, 292.000 exemplaren tot 1989. (Daartegenover staat dat bijvoorbeeld Vogelvrij, de grotesken van Paul van Ostaijen uit 1927, pas in 1967 in het Duits zijn vertaald.) Van Walschaps Houtekiet (1939; Jan Houtekiet, Diederichs, 1941) verschenen tijdens de Tweede Wereldoorlog 20.000 exemplaren in drie oplagen. Streuvels werd wel degelijk vanaf de jaren dertig in Duitsland echt ‘ontdekt’, dit blijkt althans uit de oplagecijfers. Duidelijk is ook dat deze Vlaamse schrijvers niet in het verzet zaten en van ‘innere Emigration’, vind ik, kan hier geen sprake zijn. Wat heeft literatuur met politiek te maken? Wie zich niet met politiek bezighoudt, heeft de politieke keuze die hij zich zou willen besparen al gemaakt: hij dient de heersende partij. Dan kun je beter thrillers schrijven zoals Jan Willem van de Wetering, dan hoef je je daar geen zorgen over te maken, met zestien - vijf uit het Nederlands en negen uit het Engels vertaalde - bestsellers in amper veertien jaar (bij Rowohlt, 1977-1990), samen goed voor 135 oplagen en bijna één miljoen Duitse exemplaren.

Het derde boekdeel bevat een bibliografie van de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur in Duitse vertaling, eveneens van 1830 tot 1990. Drie constateringen vooraf: het begint allemaal erg laat, het is een bijna puur Nederlandse aangelegenheid en bovendien een ongelofelijk succesverhaal. Aan het begin van de twintigste eeuw schrijft Suze la Chapelle-Roobol een vervolg op Emmy von Rhodens Trotzkopf: Stijfkopje als grootmoeder (1904), vanaf het jaar daarop in Duitse vertaling goed voor 52 oplagen tot 1928! Daarna is het de beurt aan Johan Fabricius (jr.), die vooral met zijn avonturenromans De scheepsjongens van Bontekoe (1924, Duitse vertaling 1926, 7 oplagen tot 1938) bekend wordt. Na de Tweede Wereldoorlog is An Rutgers van der Loeff-Basenau het meest succesvol (96 referenties, vele titels gedurende de hele periode, met als uitschieter De kinderkaravaan, 1957-1978: 8 oplagen; 1975-1991: 17 oplagen). Opvallende namen zijn verder: Godfried Bomans (alleen in de jaren vijftig), Anton Hildebrand (Bolke de Beer, sinds 1940), Anne de Vries en Marten Toonder. In de jaren zestig debuteert Annie M.G. Schmidt in Duitse vertaling (met Heiner und Hanni = Jip en Janneke en Wiplala). Naar het thema oorlog is voor kinderen in Duitsland nauwelijks vraag. Zo wordt bijvoorbeeld van Jan Terlouw Oorlogswinter niet, ander werk wel vertaald. En verder vind je: Henri Arnoldus (Pitje Puck), Thea Beckmann, Hans de Beer, Paul Biegel, Dick Bruna, Rie Cramer, Miep Diekmann, Tonke Dragt, Cok Grashoff, Jaap ter Haar, Ton Hasebos, Veronica Hazelhoff, Anton Hildebrand, Wil Huygen, Guus Kuijer, Dick Laan (Pünkelchen), Joke van Leeuwen, Els Pelgrom, Simone Schell, Willy Schermelé, Dieuwke Winsemius enz. Van Tonny Vos-Dahmen von Buchholz verschijnen de boeken sinds eind van de jaren zeventig bijna gelijktijdig in het Nederlands en het Duits. Sinds de jaren tachtig is er met Dieter en Ingrid Schubert zelfs een Duits team dat meestal in het Nederlands schrijft (bijv. Platvoetje, 1986, Irma hat so große Füße: 9 oplagen tot 1991). Heeft de Duitse jeugdliteratuur een Nederlands gezicht? Zo te zien, lijkt het erop. Om tot algemene conclusies te komen - ook met betrekking tot de import van ontspanningsliteratuur - dient alles echter nog

[pagina 299]
[p. 299]

eens in een ruimere context te worden bekeken.

 

Daniel de Vin

van uffelen, h., Moderne niederländische Literatur im deutschen Sprachraum 1830-1990, Niederlande-Studien, Münster, 1993,862 p.
van uffelen, h., Bibliographie der modernen niederländischen Literatur in deutscher Übersetzung 1830-1990, Niederlande-Studien, Münster, 1993, 543 p.
van uffelen, h., Bibliographie der niederländischen Kinderund Jugendliteratur in deutscher Übersetzung 1830-1990, Niederlande-Studien, Münster, 1993, 338 p.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Moderne Niederländische Literatur im Deutschen Sprachraum 1830-1990


auteurs

  • Daniel de Vin