Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 46 (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 46
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 46Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 46

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 46

(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Moet er nog mens zijn?

Op het blauwbloedige omslag van joke J. Hermsens Heimwee naar de mens wordt tweemaal met zand gestrooid: één keer door Antigone, afgebeeld op de omslagillustratie, over het lichaam van haar gesneuvelde broer Polynices, één keer door Joke Hermsen zelf, met de titel van haar boek, in de ogen van de lezer. De irritatie die mij bij dat laatste gebaar overvalt, ontstaat niet zozeer omdat Hermsens ‘droefgeestige, melancholische’ titel de indruk wekt dat het met de mens afgelopen zou zijn, zoals de auteur met een wat valse knipoog naar Foucault en de huidige denktrend van het posthumanisme opmerkt, maar omdat deze titel het heldere licht schromelijk verduistert dat in veel van Hermsens verzamelde essays over ‘kunst, literatuur en filosofie’ schijnt.

Sinds Sophocles een onvertaalbare tragiek legde in het rustgevende gebaar van Antigone, woei nogal wat artistiek en filosofisch stof, geïnspireerd door het noodlot van Oedipus' roekeloze dochter. Hermsen wijt de zandstorm aan gedachten die haast als een illustratie van de chaostheorie op Antigones gebaar volgde aan de idee dat zij ‘zowel het opstandige van de mens als het revolutionaire van de kunst [belichaamt]’. Dat mag dan al anachronistisch want romantisch geredeneerd zijn, het verhindert Hermsen niet om in haar essays, met de opstandige Antigone in gedachten, ‘enkele momenten uit de geschiedenis van de westerse cultuur’ te belichten ‘waarop iemand op exemplarische wijze heeft laten zien wat mens-zijn is, of kan zijn.’ Dat levert een bundel historisch geordende en globaal genomen sterk geschreven essays op (voor ‘Boze schoonheid. Over de unheimliche kunst van Armando en Marlene Dumas’ ontving Hermsen niet toevallig de Jan Hanlo Essayprijs in 1999). In haar essaybundel laat Hermsen meeslepend zien hoe het leven en de geschriften van een aantal opmerkelijk denkende of schrijvende vrouwen (af en toe een man, zoals Flaubert, Rilke of Armando) de vergelijking met Sophocles' Antigone goed weten te doorstaan. Zij hebben met elkaar gemeen, althans in Hermsens optiek, dat ze in denken of kunst een stem vonden die de vaste verhouding tussen het persoonlijke en publieke brak om zo eigentijdse problemen aan de kaak te stellen. Typerend wat dat betreft, is Hermsens weerkerende aandacht voor de betekenis

[pagina 774]
[p. 774]


illustratie
V.J. Robertson, ‘Antigone werpt zand over het lichaam van Polynices’.


van (privé geschreven, maar publiek gemaakte) briefwisselingen in het leven van de figuren die ze bespreekt.

Hermsen schrijft met sympathie over Hölderlins vertaling van het ‘Gemeinsamschwesterliches’ tussen Antigone en Ismène, ze herleest de politieke inzet van Choderlos de Laclos' achttiende-eeuwse brievenroman, ze betreurt de gemiste intellectuele ontmoeting tussen Betje Wolff en Belle van Zuylen, verscherpt het beeld op Lou Andreas-Salomé en haar beslissend effect op het werk van Nietzsche, Rilke en Freud én ze herinnert aan de politieke denkdurf van Hannah Arendt, een moderne Antigone. In samenhang met de boeiende essays over ‘Taal en vervoering’, waarin respectievelijk de gespletenheid in Virginia Woolfs schrijverspersona en de relatie tussen taal en extase bij Bachmann, Winterson, Woolf en Bataille worden belicht, vormt dat een mooi familieportret. Dat Bataille daarbij wat stiefmoederlijk behandeld wordt en Winterson zelfs bijna niet, valt bovendien te vergeven in het licht van wat mijns inziens de voornaamste prestatie van Hermsen genoemd mag worden: haar welkome introductie van het belangwekkende en te weinig bekende oeuvre van de eigentijdse Franse filosofe Sarah Kofman (1934 - 1994). De gefingeerde correspondentie tussen Lou Andreas-Salomé, Friedrich Nietzsche en Sigmund Freud over Kofmans werk voorzover het over hen gaat, vormt het speelse koninginnenstuk van het subtiele web dat Hermsens Heimwee naar de mens tussen de erin besproken figuren spant.

Wie zich nu terecht afvraagt wat dat Heimwee naar de mens met Hermsens essays vandoen heeft, ziet al gauw de tragiek in van dit noodlottige titelgebaar. Terwijl Foucault het oude beeld van de mens als een gezicht zag verdwijnen in het zand van de vloedlijn, lijkt Hermsen immers te proberen de zee zelf op afstand te houden. Met het wat gechargeerde, overkoepelende verband dat heimwee heet - en overigens nogal kunstmatig wordt aangebracht in de inleiding en het slothoofdstuk - wringt ze haar verzamelde essays in een cultuurfilosofisch keurslijf dat niet zozeer te denken geeft maar veeleer bedenkelijk is.

Om het bedenkelijke karakter te begrijpen dat joke Hermsens essays omvat, dringt zich een verklaring op. Op het eerste gezicht lijkt er immers weinig mis met haar heimwee naar ‘een mens als Antigone, die haar stem uit het koor van de anonimiteit durfde te verheffen en “nee” durfde te zeggen toen er een aantasting dreigde van het menselijke dat zij als mens geacht werd te verdedigen.’ Het probleem met Hermsens door (o.a.) Hannah Arendt geïnspireerde pleidooi voor een moedig en eigenzinnig menszijn schuilt dan ook niet in het verlangen dat eruit spreekt, maar in de oorsprong van dat verlangen: een nogal ongelukkige angst voor de toenemende virtualisering van de hedendaagse mens en zijn wereld. In haar poging om de sluipende consequenties van ons steeds meer digitaal gestuurde leven te doorgronden, verschijnt Hermsen immers een onmenselijk schrikbeeld voor ogen. ‘Het gevaar bestaat’, stelt ze, ‘dat door onze huidige manier van samenleven de mens die toont wie hij is en gaat staan voor wat hij vindt, het veld moet ruimen voor een wezen waarop de economie en technologie zozeer vat hebben gekregen dat het in een voortdurende staat van verlangensbevrediging kan worden gehouden.’ Omdat die apocalyptische uitspraak een schoolvoorbeeld van retorische overdrijving vormt (er is natuurlijk geen mens die zijn toekomst in het door Hermsen aangekondigde wezen voorspiegeld wil zien), loont het de moeite om even op de onderliggende logica in te gaan.

Kop van jut daarin vormen ‘de anonimiserende manieren van communicatie en samen-

[pagina 775]
[p. 775]

leven’ die het world wide web mogelijk maakt. Hermsen stelt met nadruk de vraag naar het verband tussen de ‘oneindige identiteitsmetamorfose’ waartoe het internet aanleiding geeft en ‘de ervaring van zinloosheid’ die haarzelf na een avondje surfen, chatten of virtueel spelen overvalt. Alle postmoderne propaganda van fulltime-online internetgoeroes ‘met een samenvatting van de boeken van de Franse filosoof Gilles Deleuze in de hand’ ten spijt, levert de mogelijkheid om internetsgewijs met je identiteit te experimenteren of parallelle werelden te verkennen volgens Hermsen hoegenaamd geen politieke winst op. Het is niet omdat mensen zich in de virtuele wereld anders kunnen voordoen dan ze zijn, dat ze hun identiteit daardoor minder volgens traditionele lijnen van afkomst, huidskleur of geslacht zouden bepalen. Integendeel, stelt ze, het gevaar dreigt dat het hooguit schijnlichamelijke karakter van de almaar in dominantie toenemende virtualisering van de wereld op termijn tot ‘een vervreemding van de mens ten opzichte van zichzelf en anderen [leidt], [wat] het vormen van zelfstandig oordelen en het dragen van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de wereld bijna onmogelijk [maakt].’ De ‘ware hausse aan multiple-personality disorder-patiënten’ die Amerika volgens Hermsen (zonder verdere bronvermelding) treft en die ze in één moeite vrijwel allemaal als ‘ik-voortvluchtige’ internetverslaafden identificeert, doet haar zelfs vragen ‘in hoeverre al deze technologische “vooruitgang” uiteindelijk niet een forse stap terug zal blijken te zijn?’

Wat stoort, is dat Hermsens eenkennig beargumenteerde en vooral weinig zelfkritische diagnose niet alleen bitter weinig zoden aan de dijk zet voor de niet-wereldvreemde mens van vandaag die wel verantwoord met de winst van het virtuele leven weet om te gaan, het toont bovenal dat Hermsen in tegenstelling tot Antigone heimelijk op de vlucht slaat in een ijl heimwee naar de mens uit vroegere culturen wanneer ze geconfronteerd wordt met een moeilijk hedendaags probleem. Als Hermsens heimwee naar de mens betekent dat over het heden onzorgvuldig nagedacht kan worden, op basis van een moreel ideaal dat even virtueel is als heilloos, dan kies ik voor de unheimliche openheid op de toekomst die de denkers uit Hermsens essays typeert. Ik zal ze herlezen en het zand uit mijn ogen wrijven.

Tom van Imschoot, aspirant FWO Vlaanderen

joke j. hermsen, Heimwee naar de mens, De Arbeiderspers, Amsterdam / Antwerpen, 2003, 247 p.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Heimwee naar de mens: essays over kunst, literatuur en filosofie


auteurs

  • Tom van Imschoot