Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 47 (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 47
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 47Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 47

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 47

(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vijfhonderd jaar schrijven en vertellen in de West. Standaardwerk over Surinaamse literatuur

De bescheiden titel van Michiel van Kernpens jongste werk, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, doet geen recht aan de werkelijke draagwijdte ervan. De twee kloeke banden in een stevige cassette waar het hier om gaat, maken tot nader order gewoon dé geschiedenis uit van deze literatuur, althans voor de ‘gewone’ lezer. De literatuurwetenschapper zal daarnaast zeker ook teruggrijpen naar het in beperkte oplage verschenen proefschrift waarop Van Kempen in 2002 promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam. Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur is een grondig bewerkte versie van dit proefschrift, dat zelf overigens slechts de periode tot 1975 bestreek. De ruim twintig jaar aan intensief onderzoek en schrijven die de auteur besteedde aan zijn onderwerp, werpen nu dus ook hun vruchten af voor een meer algemeen publiek, dat nimmer tevoren een zo volledige, vlot geschreven en fraai geïllustreerde geschiedenis kreeg voorgeschoteld van gelijk welk onderdeel van de rijke Nederlandse koloniale en /of postkoloniale literatuur. In die zin zet Van Kempen niet enkel zijn voet naast zulke fel bejubelde voorgangers als Rob Nieuwenhuys, met zijn Oost-Indische Spiegel, en E.M. Beekman, met het recentere Paradijzen van weleer, die zich allebei richtten op de literatuur in verband met Nederlands Oost-Indië, maar geeft hij ze zelfs het nakijken.

De voorbije twintig jaar verdiende Van Kempen reeds ruimschoots zijn sporen op het gebied van de Surinaamse letterkunde, en dit vooral met zijn gelauwerde bloemlezingen Spiegel van de Surinaamse Poëzie (1995) en Mama Sranan: 200 jaar Surinaamse vertelkunst (1999). Met Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur zet hij echter de kroon op eigen werk. In bijna 1.400 bladzijden biedt zijn geschiedenis een uitputtend overzicht van de betrokken literatuur. Band I behandelt de periode 1596-1957 en de orale literatuur tot op heden. Deel II dekt de periode 1957-2000. In zijn inleiding tot band I schetst Van Kempen de praktische en theoretische problemen waarvoor hij zich gesteld zag. Zo is veel van het relevante materiaal moeilijk toegankelijk, ofwel omdat het bestaat uit efemere publicaties, ofwel omdat het gaat om vaak reeds gemanipuleerde of geredigeerde versies van mondeling overgeleverd materiaal.

Als voornaamste in Suriname gebruikte talen vermeldt Van Kempen ‘het (Surinaams-) Nederlands, dat de officiële landstaal en voor steeds meer mensen ook de moedertaal is; het Sranantongo of Sranan, de taal van de slaven en hun nakomelingen, maar nu door het merendeel van de Surinamers gesproken; en het Sarnami, de taal van de grootste bevolkingsgroep, de hindostanen’ (I, p. 27). Wie deze drie talen beheerst, heeft toegang tot ‘naar schatting 99 % van al het geschreven letterkun-

[pagina 128]
[p. 128]

dig materiaal’ (I, p. 27). Diezelfde talen, maar tevens de vele andere die Suriname rijk is, worden echter ook gehanteerd in de orale literatuur die daar bloeit. In band I gaat Van Kempen bijzonder uitvoerig in op die orale literaturen. Voor sommige ervan heeft Van Kempen origineel onderzoek verricht; voor de meeste heeft hij zich noodgedwongen moeten verlaten op bestaand wetenschappelijk materiaal.

Wat onmiddellijk treft, is de originele aanpak die Van Kempen hanteert: vlotte beschrijvingen van historische achtergronden en ontwikkelingen, van genres, thema's en stijlen, onmiddellijk gerelateerd aan de teksten zelf, worden gelardeerd met fraaie illustraties en afgewisseld met ‘profielen’ en ‘close-ups’. Profielen zijn korte stukjes, in een ander lettertype dan de hoofdtekst, waarin leven en werk van een markante verteller, de opkomst van een belangrijke beweging of publicatie, worden belicht. Close-ups, eveneens in een afwijkend lettertype, belichten meer algemene achtergronden. Dit resulteert niet alleen in een gevarieerde en aantrekkelijke bladspiegel, het biedt de lezer tevens de mogelijkheid zich, naar eigen voorkeur, te beperken tot de hoofdlijn van het betoog, of en passant ook allerlei nadere informatie te sprokkelen uit de verschillende soorten randteksten.

Vanaf p. 215 van band I gaat alle aandacht naar de geschreven literatuur. Daarbij bepaalt Van Kempen zich ‘primair tot teksten die binnen het Surinaams literatuurbedrijf tot stand zijn gekomen, of die direct belang hebben gehad voor de Surinaamse situatie. Bovendien worden enkele twintigste-eeuwse teksten van Nederlandse schrijvers besproken die in Suriname hebben gefungeerd binnen het literaire debat en die zo een scherper zicht geven op het eigen Surinaamse literaire waardenstelsel’

illustratie
Michaël Slory in 1991 - Foto Michel Szulc Krzyzanowski.


(I, p. 30). Vanzelfsprekend komen de drie grote genres, poëzie, toneel en proza, aan bod. Daarbij worden vaak geminachte of ondergeschoven cultuuruitingen zoals het jeugdtheater, de kinder- en jeugdliteratuur en strips niet vergeten, evenmin als de literaire kritiek. Maar Van Kempen besteedt ook ruime aandacht aan het literaire leven en aan de literaire instituties in Suriname. Zo wijdt hij regelmatig aparte hoofdstukken aan het boekwezen, boek en boekhandel, bibliotheken, drukkerijen en uitgevers, kranten en periodieken, loges en genootschappen, het toneelwezen, leespubliek en leesverenigingen, genootschapsleven, de positie van de schrijver, schrijversorganisaties en literaire prijzen. Binnen de langere beschrijvende hoofdstukken die voornamelijk
[pagina 129]
[p. 129]

zijn toegespitst op de teksten zelf komen dan onderwerpen ter sprake als de invloed van missie- en zendingsliteratuur, de relatie tussen de in Suriname gevolgde taalpolitiek en het onderwijs, en de rol en het gebruik van literatuur in de klas.

Bijzonder aantrekkelijk aan Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur is de wijze waarop Van Kempen verbanden legt tussen de Surinaamse literatuur en andere literaturen, en in eerste instantie de Engels-, Frans- en Spaanstalige Caraïbische literaturen. Zo bespreekt hij in een vrij lange close-up de ‘Sporen van Black Movement en Négritude’, twee bewegingen die vanaf het interbellum furore maakten in respectievelijk de Engelstalige Noord-Amerikaanse literatuur en in de Franstalige tegenhanger van Afrikaanse en Antilliaanse herkomst. In een andere close-up wordt Albert Helmans werk doorgelicht tegen de achtergrond van de evolutie die Shakespeares personage Caliban, uit het toneelstuk The Tempest, onderging in de herhaalde herinterpretaties ervan in het werk van andere Caraïbische romanciers, zoals George Lamming, en critici, zoals Roberto Fernández Retamar. Via dergelijke vergelijkingen en situeringen kunnen we ons een veel beter beeld vormen van hoe de Surinaamse literatuur niet enkel verbonden is met die van het Nederlandse ‘moederland’, maar tevens met de omringende literaturen en culturen in een bij uitstek veeltalige en multiculturele regio.

De aandacht die Van Kempen heeft voor de institutionele en vergelijkend-culturele aspecten van de Surinaamse literatuur houdt geenszins in dat hij individuele auteurs of hun werk zou verwaarlozen. Integendeel. In band I wordt aan Helman, naast de al vermelde closeup over ‘Helman en Caliban’, tevens een profiel gewijd van niet minder dan twaalf forse bladzijden, met daarbovenop nog eens een ‘bibliografische aantekening’ van anderhalve pagina. In band II komt diezelfde Helman nogmaals uitvoerig aan bod in de close-up over ‘“Nationale” literatuur: de jonge generatie versus Albert Helman’. Naast Helman krijgen ook nog andere auteurs heel wat aandacht: Anton de Kom, Rudi van Lier, Michaël Slory, Shrinivási, Bernardo Ashetu, L.H. Ferrier, Bea Vianen, Edgar Cairo, Astrid Roemer, Hugo Pos, Anil Ramdas. En dit is maar een kleine greep uit de tientallen auteurs die met wisselend detail, maar steeds met veel verve, worden besproken in Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur.

Naarmate men verder leest in deze twee dikke turven raakt men steeds meer in de ban van een literatuur die traditioneel slechts een uiterst bescheiden rol krijgt toegemeten binnen de Nederlandstalige literaturen. Als Van Kempen één ding duidelijk maakt, dan is het wel dat die traditionele visie op de Surinaamse literatuur veel te bekrompen is, en dat het hier, in plaats van om het lelijke eendje van de Nederlandstalige literatuur, eerder gaat om een resoluut internationaal georiënteerde en multiculturele literatuur die ten volle haar plaats verdient tussen de andere Caraïbische literaturen. De belangstelling voor deze literaturen is de afgelopen jaren gestaag gegroeid, ook van wetenschappelijke kant. Het is daarom te hopen dat Van Kempens werk - liefst snel - een vertaling naar het Engels krijgt, om zo zijn werk, en daarmee de Surinaamse literatuur, ook internationaal te geven waar het recht op heeft. De achterflap van Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur claimt immers uiteindelijk ten volle wat de titel nog bescheiden verhulde. Daar heet het zonder schroom dat het hier gaat om ‘Het standaardwerk over meer dan 500 jaar schrijven en vertellen in de West’. Zo is het, zonder meer!

Theo D'haen

michiel van kfmpen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, de Geus, Breda, 2003, 2 dln.
Deel 1: 1596-1957 en de orale literatuur, 634 p.; Deel 2: 1957-2000, 1.396 p.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 1.

  • over Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 2.


auteurs

  • Theo D'haen

  • beeld van MichaĆ«l Slory