Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 47 (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 47
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 47Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 47

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 47

(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 307]
[p. 307]

Taal & cultuur

Het buitenland en wij

De vijand en wij. Ik heb voor het eerst kennisgemaakt met de hertog van Alva in het Suske en Wiske-album Het Spaanse Spook: het leek me een nare man, maar gelukkig was het moedige duo hem te slim af. Later bleek in de geschiedenisles dat het inderdaad een nare man was. IJzeren Hertog, Bloedraad, Spaanse Furie... het zijn begrippen die hun sporen nalaten op een kinderziel.

In de Lage Landen wordt Fernando Álvarez de Toledo, derde hertog van Alva, dus niet echt als een toffe peer beschouwd. Op een Nederlandse prent uit 1572 zien we hem boeleren met de Hoer van Babylon. En in Het Slot Loevestein in 1570 (1834), een historische roman van Jan Fredrik Oltmans, lezen we het volgende over de Spaanse dwingeland: ‘Op zijn geheel uiterlijk en zijne houding zou men hem al dadelijk voor een groot krijgsman hebben aangezien; maar niet voor hem, die door het Nederlansche volk algemeen, en terecht, voor een dwingeland en bloedhond werd uitgemaakt (...) Daar stond hij, die de schoone Nederlanden met zijne ijzeren roede dreigde te verwoesten, doch juist door zijn strengheid den grond legde tot de vrijheid en den bloei, die jaren daarna op den vaderlandschen grond ontloken. Had hij toch menschelijker gedacht, zoo zou hij de burgers niet door vrees voor straf genoodzaakt hebben tegen den koning van Spanje op te staan.’

Het hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt. Het is een kwestie van - om het woord van 2003 te gebruiken - perceptie. Yolanda Rodríguez Pérez gaat in De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen op zoek naar het beeld dat de Spanjaarden van de Nederlanden en hun bewoners hadden tijdens die bewogen oorlogsjaren. Ze bestudeerde daarvoor Spaanse historische en literaire teksten uit die periode, en koppelde tegelijkertijd het gedistilleerde Lage Landen-beeld aan het eigen Spaanse zelfbeeld, omdat het beeld van de ander en het zelfbeeld ontstaan in een soort wisselwerking.

De IJzeren Hertog blijkt plots een ander mens te zijn. Al in 1568 verschijnt Baltasar de Vargas' lofdicht op Alva: vijftienhonderd verzen, waarin de reis van de landvoogd vanuit Spanje en het belang van zijn komst worden bezongen. Als verdediger van de koning en - bij uitbreiding - van het katholieke geloof is hij immers hard nodig in deze contreien waar de inwoners ‘zo het geloof en de gehoorzaamheid verloren hadden’. In 1573 schrijft Calve- te de Estrella een Encomium en celebreert zo - weliswaar op bestelling van de hertogin van Alva - in een duizendtal Latijnse verzen de militaire wapenfeiten van de hertog. In Lope de Vega's toneelstuk El Aldegüela is Alva naast een groot edelman en militair ook een zorgzame vader voor zijn bastaardzoon.

Zoals we weten, gaan Egmond en Hoorn kort na de aankomst van Alva al voor de bijl. ‘Muy justa’ oordeelt Antonio Trillo in zijn Historia, want deze gevallen edelen hebben zich laten leiden door persoonlijke ambitie en hebben zo hun trouw aan Zijne Majesteit en God verwaarloosd. Trillo houdt van duidelijke taal, van zwart-witcontrasten. Het mag immers geen twijfel lijden dat de Spanjaarden een uitverkoren en superieur volk zijn, en Alva wel een geschikte vent. En dat laatste in tegenstelling tot ‘de vervloekte prins van Oranje, wiens naam eeuwig zal verrotten’, een hoogmoedig en verwaand man die enkel met zijn eigenbelang bezig is. Ketter, klokkensmelter en een stiekeme tiran: dat is Willem van Oranje ten voeten uit. Martín Antonio del Río, een andere kroniekschrijver, meldt dat Oranje al van kindsbeen het ware geloof heeft verloren: ‘vanaf het begin in de ketterij van Luther [opgevoed], en afgelopen april maakte hij publiek dat hij de eeuwige verdediger van Calvijn zou zijn, en daarna heeft hij signalen gegeven dat hij anabaptist was’. Niet echt een standvastig en betrouwbaar man dus, die bovendien op andere vlakken van meer walletjes eet. Oranje is, alweer volgens Del Río, amoureus druk in de weer met een princesa monja, een prinses-non die uit een klooster was gevlucht, terwijl zijn wettige echtgenote nog in leven is. Als deze Zeer Slechte Man uiteindelijk wordt vermoord, wijdt de historiograaf

[pagina 308]
[p. 308]

Antonio de Herrera een hoofdstuk aan ‘la muerte del Príncipe de Orange; y del glorioso martyrio de Gaspar Gerardo Borgoñón’. Geef toe: zo hebt u Balthasar Gerards niet leren kennen op de schoolbanken.

Maar het bovenstaande is niet representatief voor wat de Spaanse ogen zagen. Die perceptie was niet eenzijdig maar gemengd. Rodríguez Pérez gaat eigenlijk ook een stuk verder dan de Tachtigjarige Oorlog in haar onderzoek. Ze zoekt naar de ‘bouwstenen van een beeld’ in teksten van de Oudheid tot net voor het losbarsten van het conflict, en stelt vast dat het beeld dat de Spanjaarden voor 1568 van de bewoners van de Lage Landen hadden eigenlijk best meevalt. Een hispano-latijnse auteur als Marcus Valerius Martialis hekelt in de eerste eeuw na Christus in zijn epigrammen nog wel de boersheid en botheid van de Bataven, maar deze barbaren zijn wel heel moedige barbaren, de dappersten onder de Germanen zelfs, aldus Tacitus aan het einde van diezelfde eeuw. En in de middeleeuwen treffen we in een Spaanse ridderroman de Flamencos aan als vrome en goedhartige lieden. In de vijftiende en zestiende eeuw duiken de Nederlanders in Spaanse teksten op als een ijverig, strijdvaardig en vindingrijk volk. Al wordt er meestal wel bij opgemerkt dat ze ook inhalig, drankzuchtig en onkuis zijn. Reeds in de jaren dertig van de zestiende eeuw legt de franciscaan Francisco de Osuna het verband tussen seksuele vrijheid - de omhelzingen op straat, het vrijmoedige gedrag van vrouwen in het openbaar - en ketterij. Hij wijst erop dat de Spanjaarden in de Nederlanden steeds op hun hoede moesten zijn voor het verslappen van de zeden. Want de Spanjaard is het toonbeeld van christelijke deugdzaamheid, soberheid, eergevoel, rechtvaardigheid en eerlijkheid, met hoogmoed als zijn enige - grif toegegeven - minpunt.

Na 1568 ontstaat uiteraard een vijandbeeld van de Nederlander: die is hardnekkig en lichtgelovig en laat zich misleiden door de eerzucht en machtshonger van de onbetrouwbare eigen

illustratie
Diego de Silva y Vélazquez, ‘De capitulatie van Madrid’, Museo del Prado, Madrid.


edelen, die de bevolking tegen wil en dank in een verscheurende burgeroorlog hebben gestort. Tijdens het Twaalfjarig Bestand vervaagt dat vijandbeeld een beetje en wordt het glanzende Spaanse zelfbeeld scherper gesteld. In 1621 worden de degens weer gekruist en bereikt het vijandbeeld zijn hoogtepunt. Het is nu niet langer een burgeroorlog maar een conflict tussen staten - het Koninkrijk tegen de Republiek - en voor het eerst wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de rebellerende Holandeses en de nog onderworpen maar toch ook niet geheel betrouwbare Flamencos. De positieve eigenschappen van de Nederlanders worden negatief - de vindingrijke Hollanders reduceren met hun onoverwinnelijke vestingwerken de oorlog tot een mechanische krijgskunde waarbij moed een nutteloos gegeven wordt - en de Spaanse hoogmoed wordt nu vervangen door grootmoedigheid als tegengif voor de Nederlandse kneuterigheid en kleinzieligheid. Tekenend voor de ontwikkeling en dynamiek in de beeldvorming is ook de omkering van de zogenaamde ‘zwarte legende’ waaronder de Spanjaarden gebukt gaan: als grote rivalen in de Amerikaanse wateren krijgen de Hollanders nu dezelfde rol van wrede en barbaarse uitbuiters en brandschatters toebedeeld als eerder de Spanjaarden. En dat terwijl de kroniekschrijver Gonzalo Fernández
[pagina 309]
[p. 309]

de Oviedo in 1516 nog uiterlijke overeenkomsten (de kringdansen en strodaken!) zag tussen de bewoners van de Nieuwe Wereld en die van de Nederlanden. Na de Vrede van Münster vervaagt het Nederlandbeeld (en het daaruit voortvloeiende zelfbeeld) van de Spanjaarden. De vijanden heten nu Engeland en Frankrijk, en Spanje bedenkt zichzelf prompt met een slachtofferrol. De jezuïet Baltasar Gracían gaat zelfs zover om in zijn satirische El Criticón zijn landgenoten in de rol van de indianen te plaatsen, nu de Fransen zich meester maken van de Spaanse rijkdommen. En zo zijn we allemaal indiaan. Het is maar een kwestie van perceptie.

yolanda rodríguez pérez, De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen. De Nederlanden in Spaanse historische en literaire teksten circa 1548-1673, Vantilt, Nijmegen, 2003, 336 p. ISBN 90-75697-91-0.

Schaapherders op de Amstel, Willem Elsschot als avant-gardist, de aanwezigheid van ideeën uit de Vlaamse Beweging in het werk van Johan Anthierens en het esthetisch potentieel van de sport-autobiografie: verrassingen genoeg bij de lezingen over Nederlandstalige literatuur op de Fifth Biennial Conference van het ALCS. De Association for Low Countries Studies in Great Britain and Ireland kwam deze keer bijeen van 8 tot 10 januari 2004 aan de University of Sheffield, waar de Nederlandse afdeling tegenwoordig samen met die van University College London het zwaartepunt van de Dutch Studies in het Verenigd Koninkrijk vormt.

Tijdens de drie dagen durende bijeenkomst kwam ook de taalkunde ruim aan bod. Zo was er een boeiende uiteenzetting over de problemen met ‘jij’, ‘je’, ‘u’ en ‘jullie’ voor de Engelse studenten, die het in hun moedertaal met die ene ‘you’ wel heel gemakkelijk hebben. De online cursus ‘Lagelands’ (Nederlands voor beginners, ontwikkeld aan de University of Hull) werd geëvalueerd vanuit het standpunt van de docent, en er was ook oog voor de recente ontwikkelingen in de didactiek van het Nederlands als vreemde taal.

Sebastian Fuchs van het Steunpunt Nederlands als Vreemde Taal zorgde voor een grondige evaluatie van het Virtual Department of Dutch. Dit project werd opgestart door de afdelingen Nederlands in Londen, Hull, Sheffield en Cambridge en is ‘aimed at the advancement of Dutch Studies in the English-speaking world, especially through IT-supported collaborative teaching and Web-based learning at university level.’ De samenstellers van de site, die financieel ondersteund worden door de University Council of Modern Languages en de Nederlandse Taalunie, omschrijven het zelf als een vindingrijke oplossing voor het beperkte aanbod aan materiaal voor wat in het Verenigd Koninkrijk slechts een klein vakgebied is. Bovendien is de dalende interesse voor moderne talen aan de Britse universiteiten ook voelbaar in de afdelingen Nederlands. De hoogste tijd dus om de bestaande expertise en het beschikbare materiaal te bundelen in cyberspace. Daarbovenop belooft het Virtual Department zijn studenten ‘an exciting learning experience and environment.’ De site is in een Rietveld-jasje gegoten, met het Schröder-huis als visuele metafoor voor het Virtual Department als ontmoetingsplaats en studiehuis. Er wordt onder meer gebruik gemaakt van multimedia en videoconferencing: IT-ondersteund onderwijs dat studenten in staat stelt zelf hun studieritme te bepalen en de docenten de mogelijkheid biedt om snel in te spelen op veranderende behoeften.

Naast een reeks projecten zoals Lagelands (een multimedia-cursus Nederlands voor beginners) en Lagelands II (in voorbereiding en voor ‘intermediate level’, en er hoort ook een Learner's Grammar of Dutch bij) biedt de site gratis zelfstudiepakketten aan over o.a. Louis Paul Boon, ‘the Dutch Revolt’ en ‘the History of Dutch Language’. Wie al wat Nederlands onder de knie heeft, kan zich ook wagen aan bijvoorbeeld het Multatuli-pakket. Daar leest u dan een fragment uit de Max Havelaar dat als volgt begint: ‘Juist wilde Havelaar een aanvang[1] maken met het verhaal dat zyn gasten van hem wachtten[2], en dat ophelderen[3] zou waarin en waarom hy den Generaal Vandamme te Natal zoo “gekontrarieerd”[4] had, toen mevrouw Slotering zich in de voorgalery[5] van haar woning vertoonde[6], en den politie-oppasser wenkte[7], die naast Havelaars huis op een bank zat.’ Klikt u op ‘aanvang’ dan gaat een venstertje open dat u het volgende vertelt: ‘de aanvang: zn. = het begin. Still puzzled?... then click here for an English translation.’. Als u het dan allemaal begrepen hebt, luistert u meteen maar even via een handige Quicktime-plug-in

[pagina 310]
[p. 310]

hoe dat zinnetje klinkt in het Nederlands. En daarna kunt u zich zelfs aan wat ‘Questions and Literary Analysis’ wagen.

ALCS: www.shef.ac.uk/alcs; Virtual Department of Dutch: www.ucl.ac.uk/dutch/virtualdutch/

J.M. Coetzee heeft de Nobelprijs voor Literatuur 2003 gekregen. Hij is dus ongetwijfeld een groot schrijver. J.M. Coetzee heeft een bloemlezing met door hem vertaalde Nederlandse poëzie uitgegeven. Is hij ook een groot vertaler en bloemlezer? Op de flap van Landscape with Rowers lezen we: ‘In Youth, Coetzee's main character claims that of “all nations the Dutch are the dullest, the most antipoetic”. With these marvellous translations, the author proves his protagonist wrong.’ Coetzee heeft veel ervaring als vertaler uit het Nederlands (hij gaf een hele poos geleden al werk van Marcellus Emants een vertaalbeurt), maar met flapteksten is het natuurlijk altijd uitkijken geblazen. Men probeert er u namelijk nooit in af te raden het boek in kwestie te kopen.

Ik bedoel maar: Coetzee is, zoals gezegd, een groot schrijver - ook als u de jury in Zweden wantrouwt - maar zijn bekendheid en de recente erkenning van zijn talent met de allerhoogste prijs maken zijn naam natuurlijk ook zeer bruikbaar als kwaliteitslabel. Al jarenlang werken mensen als Francis Jones, Paul Vincent, David Colmer, Ina Rilke en Stacy Knecht in relatieve stilte aan hun vertalingen van Nederlandstalige poëzie en romans. Wijlen James Brockway stuurde als een elegante literaire terrorist zijn uitstekende vertalingen naar kleine tijdschriften en grote uitgevers, maar die uitgevers en tijdschriften hadden helemaal geen zin in vertaalde literatuur: ‘No one on my very insular island was waiting for Dutch writing, no one was crying out for it.’

Blijkbaar hebben al deze inspanningen niet veel zoden aan de dijk gezet. Toen Paul Vincent begin jaren negentig Elsschots Villa des Roses vertaalde en bij Penguin wist uit te brengen, ging het boek na korte tijd al de papiermolen in. Al is er hoop, want Granta gaf het boek onlangs opnieuw uit, en Elsschots Cheese, alweer in een vertaling van Paul Vincent, werd in december 2003 als ‘bedtime book’ in z'n geheel voorgelezen op Radio 4.

Maar nu Coetzees bloemlezing er is, lees ik op www.booksmatter.com het volgende:

illustratie

‘With all the recent talk of “lost languages”, it is a gift to come upon these translations from six poets definitely worth our attention.’ Een verloren taal? J.M. Coetzee als Raider of the Lost Language? Dat is toch wel te veel eer. Diezelfde Booksmatter-recensent merkt wel, in een voorzichtig-kritisch terzijde, op: ‘One can't help but wonder, though, what the women are writing.’ Maar er zijn klemmender vragen. Zelf vraag ik me bijvoorbeeld af wat er met de Vlamingen is gebeurd. Coetzees selectie heeft als ondertitel ‘Poetry from the Netherlands’, en hij neemt gedichten op van Achterberg, Polet, Nooteboom, Faverey, Kopland en Claus. In de biografietjes die volgen op de inleiding vermeldt Coetzee keurig dat Claus uit ‘Flanders, the Dutch-speaking part of Belgium’ komt. En omdat we even grootmoedig kunnen zijn als de Spanjaarden hierboven, willen we Claus gerust even uitlenen voor ‘Poetry from the Netherlands’. Maar grootmoedigheid heeft ook zijn grenzen. En die worden vrolijk en onwelvoeglijk overschreden in de flaptekst: ‘the status of Dutch as a “minor” language spoken by only fifteen million people has kept its rich poetry more or less a secret’. Vijftien miljoen? Ik kan leven met de persoonlijke selectie van Coetzee (dode en oudere heren), ik kan genade vinden voor het ontbreken van iedere datering of bronvermelding bij de opgenomen gedichten, ik kan de vertaling van Polets ‘knauw hauw’
[pagina 311]
[p. 311]

als ‘no-how’ door de vingers zien, en ik kan zelfs begrip opbrengen voor de toch wel zeer vermoeiende gemeenplaatsen in Coetzees inleiding. Alles kan ik verdragen, zelfs slappe jonge sla in vochtige bedjes. Maar dat een paar miljoen Vlamingen en een paar honderdduizend inwoners van de warme delen van het Nederlandse koninkrijk van de kaart worden geveegd in flaptekst en inleiding, en dat die inleiding dan ook nog eens onder luid tromgeroffel in The Guardian van 4 oktober 2003 verscheen, dat... nee.

j.m. coetzee, Landscape with Rowers. Poetry from the Netherlands, Princeton University Press, Princeton, NJ / Woodstock (Oxfordshire), 2004, 105 p. ISBN 0-691-11736-5.

Filip Matthijs


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen. De Nederlanden in Spaanse historische en literaire teksten (circa 1548-1673)


auteurs

  • Filip Matthijs

  • over J.M. Coetzee