Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 47 (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 47
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 47Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 47

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 47

(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Taalverandering en taalverloedering

Jan Stroop zorgde eind 2003 bij zijn afscheid als hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam zelf voor een feestbundel: 40 uitgenodigde auteurs droegen 34 artikelen bij; Jan Stroop zelf schreef het vijfendertigste artikel en een inleiding. De bundel Waar gaat het Nederlands naartoe? is het resultaat.

Stroop is in een grotere kring dan van taalkundigen bekend geworden door zijn publicaties over het ‘Poldernederlands’. De opval-

[pagina 459]
[p. 459]

lendste kenmerken van dit Nederlands zijn de uitspraak van ei/ij en ou als aai en aau (kaaiken en zaaut), de uitspraak van oo en ee als oou en eei (grooute teein), de zogenaamde Gooise r die erg op de Engelse r lijkt, en de neiging om v en z uit te spreken als f en s. Deze afwijkingen van de norm voor een correcte uitspraak van het Standaardnederlands komen in plattelands- en stadsdialecten ook voor. De opmars in de Noord-Nederlandse standaardtaal, wordt door Stroop echter niet aan de invloed van bijvoorbeeld het Amsterdamse stadsdialect toegeschreven, maar - en dat is het originele van Stroop - aan de invloed van jongere, hoog opgeleide vrouwen uit Het Gooi, werkend voor radio en televisie. Doordat deze vrouwen prestige hebben, zijn ze de draagsters van de genoemde veranderingen in de uitspraak van het Noord-Nederlands.

Een oordeel spreekt Stroop niet uit, hij beschrijft, constateert. In de Nederlandse pers kregen de bevindingen van Stroop ruime aandacht: de veranderingen, maar ook andere ‘varianten’ als hun hebben gelijk werden algemeen beschouwd als taalverloedering. Taalkundigen werd bovendien verweten dat ze geen afwijzend oordeel uitspraken over deze veranderingen.

Getoetst heeft Stroop zelf de opmars van het Poldernederlands niet. Dat is ook niet nodig, want een originele hypothese geeft altijd een stoet van onderzoekers aanleiding tot werken met informanten, getallen en statistieken, uitmondend in scripties en artikelen. Zo ook in dit geval: de bundel getuigt ervan.

Het Poldernederlands is niet het enige thema in de bundel. Aan Vlaanderen wordt ook uitvoerig aandacht besteed. Daar is ook een variëteit in opmars, het ‘Verkavelingsvlaams’. In de periode van de taalstrijd richtten Vlamingen zich op de noordelijke norm voor het Standaardnederlands. Eenheid maakt immers macht. Sinds het Nederlands de strijd met het Frans om de hegemonie in Vlaanderen heeft gewonnen, geldt dit in veel mindere mate: de zelfbewuste Vlaming heeft het noorden

illustratie
28 maart 1998: de opmars van het ‘Poldernederlands’ is voorpaginanieuws voor ‘Het Parool’.


niet langer nodig. Deze houding wordt nog versterkt door de kenmerken van het Poldernederlands: uitspraakveranderingen die in Vlaanderen als niet navolgenswaard worden beschouwd. Het opvallende is dat niet het VRT-Nederlands - waarin Poldernederlandse eigenschappen ontbreken en enige zuidelijke kenmerken worden geaccepteerd - nagevolgd wordt, maar dat een tussentaal terrein wint. Deze tussentaal is een variëteit tussen dialect en standaardtaal, met veel Brabantse kenmerken. Deze tussentaal af te doen als een mislukte poging van dialectgebruikers standaardtaal te spreken, doet er onrecht aan. Het Verkavelingsvlaams krijgt langzamerhand eigen normen, met niet alleen een afwijkende uitspraak, maar ook een deels eigen woordenschat en zinsbouw. Kortom, het ‘Vlaams’ van de soap, dat in Nederland wordt ondertiteld, zoals het Poldernederlands in Vlaanderen.

Hoe belangrijk de thema's Poldernederlands en Verkavelingsvlaams ook zijn, het overkoepelende thema is taalverandering. De artikelen zijn onderverdeeld in de rubrieken ‘Algemeen’ (Stroop over het uiteenvallen van het Standaardnederlands, Bennis over taalvariatie en taalbeleid, Van Oosterdorp over de invloed van taal op de moderne techniek en Grijp over de muzikale taalkeuze van Nederland), ‘Nederlands en Nederlans’ (Edelman over Poldernederlands, Geeraerts en De Sutter over Verkavelingsvlaams, Hendrickx over ondertitelen, Gorter over Fries en Reker over streektalen), ‘Nederlands en Engels’ (Renke-

[pagina 460]
[p. 460]

ma, Vallen en Hoeken over de populariteit van Engels en Pieter Stroop over Engels in het bedrijfsleven), ‘Variëteiten en variaties’ (Smakman over standaardtaal, Cornips en De Rooij over jongerentaal en Nortier over de jongerentaal met Marokkaanse en Turkse kenmerken, Murks), ‘Taalpolitiek en gewone politiek’ (Beheydt over standaardtaal, Hagen over verschillen tussen Nederland en Vlaanderen en Hulshof over grammaticaonderwijs), ‘Normen en “normen”’ (Haeseryn over de Algemene Nederlandse Spraakkunst en Grezel over u en jij in Nederland en Vlaanderen), ‘Klankleer’ (Bezooijen en Giesbers over de Gooise r, Van Heuven over vervlakking van intonatie en Van de Velde over klinkerverschillen in de standaardtaal), ‘Vormleer’ (Van den Toorn over informeel taalgebruik en verkortingen als beursgenoteerd, Don over leenwoorden, Weerman over verandering in uitgangen als in een nieuwe boek en Neijt over de opmars van de verbinding -en- in ogenpotlood in plaats van oogpotlood onder invloed van de laatste spellingwijziging), ‘Zinsleer’ (Van der Horst over het weglaten van het zelfstandig naamwoord in men voelde zich overvallen door, Van Hout over de opmars van hun in hun zijn jongens, Elffers over het verdwijnen van wat verandering ten gunste van wat een verandering, Klooster over veranderingen in ontkennende zinnen en Verhagen en Fooien over de betekenisverandering van ontkennende woorden) en ‘Woordenschat’ (Sanders over de toekomst van woordenboeken, De Caluwé over woordverlies en woordwinst, Moerdijk over woordenboeken en de seksuele revolutie en Van Sterkenburg over de uitbreiding van de woordenschat).

Hans Bennis, directeur van het Meertens Instituut (KNAW) in Amsterdam, en twee taalkundige medewerkers, Leonie Cornips en Marc van Oostendorp, schreven een essay over hetzelfde onderwerp: Verandering en verloedering. Normen en waarden in het Nederlands. Hun opvattingen komen in hoofdlijnen overeen met die van de auteurs uit de Stroop-bundel. Normen en waarden in taal veranderen voortdurend zonder dat taalkundigen er wakker van liggen. Taalverandering is geen taalverloedering of taalversimpeling. Taalnormen vormen geen abstract eenheidsideaal, ze worden niet bepaald door een bevoorrechte groep taalgebruikers uit de Randstad, maar ze worden gekenmerkt door nuance in eenheid: sociale en regionale variatie worden geaccepteerd. Er is geen één-op-éénrelatie tussen taal en identiteit. Taalverandering maakt oudere literatuur niet ontoegankelijk. Spelling en taal hebben weinig met elkaar te maken en daarom is spellingverandering nooit taalverandering. Het taalgebruik van de Nederlandse en Vlaamse radio en televisie weerspiegelt de variatie die in de maatschappij te horen is.

Het beroep dat de auteurs doen op Van Haeringen bij het standpunt dat sociale en regionale variatie in de standaardtaal wordt geaccepteerd, is overigens niet juist: in de eerste plaats verwierp hij sociale variatie, ‘vulgarismen’, en in de tweede plaats erkende hij als norm de ideale uitspraak van hen aan wie men de regionale afkomst niet kon horen, en voorspelde zelfs in 1924 dat ‘regionalismen’ zouden verdwijnen.

Het is de vraag of taalkundigen leken ooit kunnen overtuigen van hun gelijk. Daarvoor schrijven ze te vaak voor elkaar in een jargon dat mogelijk niet te vermijden is, maar door de leek niet wordt geaccepteerd, omdat er over taal wordt geschreven, en taal is van iedereen. Taalkundigen hebben bovendien de neiging om het culturele aspect van taal te negeren: in taal, in de standaardtaal, wordt een rijk verleden aan cultuur bewaard, een verleden dat gekoesterd moet worden. Tenslotte mag de leek een standpunt van de taalkundige verwachten dat het louter beschrijvende overstijgt. Eén van de auteurs, Van Hout (p. 285), is zich van de discrepantie tussen wetenschapper en taalgebruiker bewust. Hij constateert dat hun hebben gelijk de toekomst heeft, maar voegt eraantoe: ‘Niet dat ik met deze conclusie als gebruiker van het Standaardnederlands gelukkig ben, integendeel. En ik zal mijn dochters “zij” als meervoudsvorm blijven voorhouden, ik zal hen (nee, geen “hun”) blijven verbeteren. Ik zal me verzetten, tot de laatste snik als het moet.’ En zo is het, taalzorg behoort tot de taken van taalkundigen.

Jan W. de Vries

Waar gaat het Nederlands naartoe? Panorama vaneen taal, samengesteld door jan stroop, Bert Bakker, Amsterdam, 2003, 362 p.
hans bennis, leonie cornips & marc van oostendorp, Verandering en verloedering. Normen en waarden in het Nederlands, Amsterdam University Press - Salomé, Amsterdam, 2004, 89 p.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Verandering en verloedering. Normen en waarden in het Nederlands


auteurs

  • J.W. de Vries

  • over Jan Stroop

  • over Leonie Cornips

  • over Marc van Oostendorp


taalkunde

  • Historische taalkunde

  • Normen