Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 48 (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 48
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 48Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 48

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 48

(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Nederland in de ‘zadeltijd’

Het is een goede gewoonte om de verspreide teksten van productieve historici (van groot formaat) na verloop van tijd te verzamelen en in één band uit te geven. Dat gebeurde eerder bijvoorbeeld met bijdragen van E.H. Kossmann en Lode Wils. Nu is er ook zo'n ‘dikke Van Sas’, die artikelen samenbrengt die geschreven zijn in de kwarteeuw tussen 1980 en vandaag. De verzamelde stukken zijn uiteenlopend qua lengte, doelstelling en uitwerking. Er staan krantenstukken in, naast bijdragen voor wetenschappelijke tijdschriften en boekrecensies. Prima vind ik dat. Het geheel is ontsloten met een index, zodat het nu gemakkelijk wordt om op te zoeken wat de immer scherpzinnige en trefzekere N.C.E (zeg maar Niek) van Sas te zeggen heeft over Pieter Geyl, de Belgische Opstand of de ‘nachtwakerstaat’. Maar men kan natuurlijk ook bladerend in het boek op zoek gaan. De bijeengebrachte opstellen zijn zinvol gegroepeerd rond brede maar toch duidelijke thema's als ‘Vaderland’, ‘Patriotten’, ‘Bataven’, ‘Groot-Nederland’, ‘Het huis van Thorbecke’ en de ‘De mythe van Nederland’.

Misschien minder aangewezen is de lectuur van a tot z. Wie de 607 pagina's van De metamorfose van Nederland in één ruk leest, kan wel eens duizelig worden. Precies omdat het boek niet in één beweging is geschreven, wordt er behoorlijk wat herhaald. Maar die herhalingen zorgen niet voor een groter houvast, want het perspectief is elke keer weer net ietsje anders. Het verhaal over de modernisering van Nederland begint steeds opnieuw, maar de plot en de pointe worden telkenmale op een ander niveau gezocht. De overkoepelende gedachte is dat Nederland in de periode tussen 1750 en 1850 (een periode die door de Duitse historicus Reinhart Koselleck als Sattelzeit of ‘zadeltijd’ is aangeduid) de overgang maakte van ‘oude orde’ naar ‘moderniteit’. Op zich is dat misschien geen verrassende stelling, maar historici hadden tot voor kort weinig aandacht voor het geheel van deze transitieperiode. Zo bestond de neiging om het belang van de Verlichting in de Nederlandse context te minimaliseren en stonden historici wat onwennig tegenover de exploten van de Bataafse Omwenteling. Van Sas schept orde in de verwarrende veelheid van gebeurtenissen in de halve eeuw voor en na 1800 door ze te interpreteren als zovele uitingen van een moderniseringsproces

illustratie
Inhuldiging van Willem V tot Ridder van de Kouseband in Huis ten Bosch, 5 juni 1752 (naar een prent van T.P.C. Haag) - Rotterdam, Atlas van Stolk.


[pagina 291]
[p. 291]

dat soms schoksgewijs verliep, maar toch ook een vorm van coherentie en richting kende. De auteur is meesterlijk in het aangeven van verschuivingen, faseringen, veranderingen van tempo.

Het is natuurlijk de taak van de geschiedkundige om orde te scheppen in het verleden. Onvermijdelijk merken andere historici dan op dat er wat te enthousiast is opgeruimd. Ook bij lectuur van De metamorfose van Nederland ontstaat soms de indruk dat Van Sas erg gretig zijn orde opdringt aan het verleden. Mede door de opbouw van het boek (waarin in het eerste hoofdstuk de kaarten duidelijk op tafel worden gelegd en het ordeningsprincipe wordt toegelicht), krijgt men als lezer vaak het gevoel dat er eerst een schema of plan was, dat pas daarna werd ingevuld met ‘feiten’. Het is soms overtuigender om als lezer gaandeweg, in de loop van het verhaal, tot een bepaald inzicht ‘gedwongen’ te worden. Dat miste ik soms in De metamorfose. De auteur slaagt er niet altijd even goed in om het geconstrueerde karakter van zijn verhaal te doen vergeten. Dat heeft ook te maken met de iets te nadrukkelijke verwijzingen naar Kosellecks Sattelzeit. Van Sas maakt zich in zijn inleidend hoofdstuk wat te gemakkelijk af van de kritiek die op het begrip van de ‘historische overgangsperiode’ kan worden gemaakt. Het uitroepen van de ‘autonomie’ en ‘eigenheid’ van de periode 1750-1850 als ‘transitietijdperk’, stuurt de interpretatie krachtig in een bepaalde richting. Het boek lijkt daardoor soms in een kring gevangen: het hele betoog is gericht op het aannemelijk maken dat Nederland een Sattelzeit doormaakte, maar tegelijkertijd lijkt datzelfde betoog gestuurd door de veronderstelling van een dergelijke Sattelzeit.

Ongetwijfeld opent Van Sas' perspectief nieuwe mogelijkheden en onderzoekspistes. Gevestigde interpretaties worden ter discussie gesteld. Zo keert Van Sas zich tegen het idee dat - zoals Huizinga het uitdrukte - de Nederlanders zich na de turbulente patriottische en Bataafse tijden te slapen legden onder

illustratie
Spotprent uit ‘de Uilenspiegel’, 1871. Thorbecke nam in dat jaar op 73-jarige leeftijd nog een ministerie op zich, maar kon niet meer aan de verwachtingen voldoen.


de Oranjeboom. Hij zoekt en vindt aanwijzingen dat er ook in de eerste helft van de negentiende eeuw een liberale oppositie groeide die aanstuurde op de modernisering en democratisering van de Nederlandse instellingen. Toen Thorbecke in 1848 - geholpen door het klimaat van onrust en revolutie - de kans kreeg om daadwerkelijk de grondwet te hervormen, bouwde hij voort op een ‘proces van jarenlange constitutionele gedachtevorming’ (p. 477). De grondwet van 1848 kwam er dus niet als een donderslag bij heldere hemel. Van Sas ziet wel degelijk een verband tussen de Bataven en Thorbecke.

Er lijkt heel wat te zeggen voor de benadering van Van Sas. De Amsterdamse hoogleraar nodigt uit om de metamorfose van Nederland op een andere manier te bekijken. Maar het blijft bij een beleefde en vrijblijvende uitnodiging. Van Sas' leerling Jan Drentje lijkt de uitnodiging ook maar ten dele te hebben aanvaard in zijn biografie Thorbecke, een filosoof in de politiek. Bij Drentje krijgen we toch opnieuw hoofdzakelijk het beeld van een Thorbecke die in 1848 komaf maakt met de Nederlandse ressentimenten tegenover de moderne politiek en het land eindelijk omvormt tot een Europese liberale staat. Dat Thorbecke tot deze overwinning in staat was, lijkt dan vooral te maken te hebben met zijn internationale oriëntatie. Die brede blik verwierf hij vooral tijdens zijn jonge jaren in Duitsland (1820-1824) en tijdens zijn Gents en Leids profes-

[pagina 292]
[p. 292]

soraat. Thorbecke betrad de politiek als filosoof en intellectueel, uitgerust met een verbluffende kennis van de vergelijkende staatswetenschappen. Daardoor was hij in staat om Nederland (ook letterlijk trouwens) op nieuwe rails te zetten.

Drentje zoekt vooral naar coherentie en continuïteit in het leven van Thorbecke zelf (zoals Van Sas coherentie en continuïteit zoekt in het tijdvak 1750-1850). Ten dele slaagt hij daar zeker in. Deze nieuwe intellectuele biografie is bijzonder erudiet en systematisch (maar ook veel te omslachtig en te weinig gebald). Vooral het eerste deel over de Duitse jaren is boeiend. Het is fascinerend om Thorbecke te zien groeien in zijn idealistische en romantische filosofische overtuiging en hem te zien omgaan met groten als Schelling, Solger, Tieck, Goethe en Krause. Drentje slaagt erin om Thorbecke vrij precies binnen dit Duitse denken te situeren. Bovendien maakt hij aannemelijk dat de idealistische instelling die Thorbecke in Duitsland verwierf, hem zijn hele leven bij zou blijven en zijn handelen mee bepaalde. Overtuigd van deze continuïteit, verzet Drentje zich tegen de wijdverbreide opvatting dat Thorbecke evolueerde van een conservatieve (als Willem I-aanhanger in 1830) naar een progressieve (als architect van de grondwet van 1848) positie. Concreet lijkt Drentje er vooral op uit te zijn de Thorbecke uit 1830 van conservatisme vrij te pleiten. De andere theoretische mogelijkheid (dat Thorbecke consequent conservatief-liberale denkbeelden aanhing) wordt kennelijk niet overwogen. Nochtans lijkt precies deze gevolgtrekking het meest plausibel. En misschien ook het meest relativerend voor het progressivisme van de Nederlandse Sattelzeit.

Henk de Smaele

n.c.f. van sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2004, 667 p.
jan drentje, Thorbecke. Een filosoof in de politiek, Boom, Amsterdam, 2004, 671 p.
Zie ook: gerard hooykaas, Thorbecke. Een leven in brieven, Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Den Haag, Boom, Amsterdam, 2005, 144 p.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900


auteurs

  • Henk de Smaele

  • over Jan Drentje