Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 48 (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 48
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 48Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 48

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 48

(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 729]
[p. 729]

‘Opeens zag zij hoe groot de wereld was’
De keuze van Jozef Deleu

Geert Buelens
Last Post

 
Misschien komt er dus toch een dag
 
dat dit opnieuw wordt opgenomen
 
Alle rafels zullen weggeknipt
 
of verborgen in een brede zoom
 
 
 
De toon die dan wordt aangeheven
 
spreekt van een trots en traag verdriet
 
dat zich ontmantelen laat
 
tot een bolwerk uit de goot
 
 
 
Waar wachten we op?
 
Is dit een optie
 
of een schaarsverlichte gracht?
 
Het is een grot, een echoput
 
vol kansen
 
 
 
Bij het verlaten van de streek
 
steekt een wind op die met het hart vergroeit
 
Het is de lokroep van het aangezogen tochtgat
 
Je komt je gaat hier zijn geen regels
 
maar je moet wel komen

Uit: Verzeker u, Meulenhoff/Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 2005.

[pagina 730]
[p. 730]

Micha Hamel
Vader en zoon

 
Ik vertel hem niet dat het leven leuk is,
 
opdat hij later niet in verslaving vlucht.
 
 
 
Mijn kind, het meeste zeg ik niet. Hoe mythisch
 
het vaderlijk zwijgen ook worden mag, ik verkies
 
de aalmoes van het bestaan woordeloos te delen.
 
 
 
Op een speeltoestel een vrouw
 
in meisjeskleren met haar kind
 
als kortgerokte verleidster verkleed.
 
 
 
Ook als kleuter had ik het niet zo op kleuters.
 
Schreeuwerig volk, ongecoördineerd, onmachtig
 
zich behoorlijk te uiten of mij te verstaan.
 
 
 
Hierom vermijd ik nu volwassenen liefst.
 
Wij keren ons af van de wipkippen
 
en trappen een blikje voor ons uit.
 
 
 
Heerlijk grijpt de leegte om zich heen,
 
het regent knikkerputjes in het zand.
 
Belangrijker is de hand, een hand die leidt, die je
 
op het hoofd kunt voelen als een zegen levenslang.
 
 
 
Mijn vader, die het niet tot Sinterklaas, God of opa schopte, had handen van gele eelt, van zalmkleur zijn mijn zoons.
 
Ze omklemmen de beddenspijlen, ik
 
voel de kriebelbaard op mijn wang.
 
 
 
In de zandbak graaf ik naarstig
 
mijn weg naar hem terug, en vind plots
 
de laatste spuit die hem werd toegediend.
 
 
 
Geen steek brengt mij terug naar
 
de dag dat mijn ik herboren werd,
[pagina 731]
[p. 731]
 
en gretig beleven we samen de schrik die
 
griezeldoods vriendschap versmaadt.
 
 
 
Bombastische kleine man, leg in geval van alarm
 
voor tranen je hand op m'n haar, al zoek je dan maar
 
naar de luizen die we bij de speelzaal hebben opgelopen
 
en nu met stinkend gif aan de Lieve Heer retourneren,
 
opdat ze van hectometers engelenhaar genieten gaan.
 
 
 
Reeds wapen ik mij voor het rituele gevecht - dagelijks rijst de krijger
 
hoger in hem op - dat eindigt steevast in teder handgemeen. Volgt een verhaaltje, kus en kietel, en een berijmd gebed.
 
 
 
Publiek, jury en getuigen zijn vier wijde ogen van
 
de schildwachten der jeugd, eeuwig Ernie en Bert.

Uit: Alle enen opgeteld, Augustus, Amsterdam/Antwerpen, 2004.

[pagina 732]
[p. 732]

Mark Insingel
Wat ik zo jammer vind

 
Wat ik zo jammer vind
 
is wat er overblijft:
 
dat ik het jammer vind.
 
 
 
Dat ik niets anders vind
 
dan: dat wat overblijft
 
is wat ik niet meer vind.
 
 
 
Dat ik niet vind
 
van wat er overblijft
 
dan wat ik jammer vind.
 
 
 
Dat wat er overblijft
 
zo jammer is
 
dat ik het nergens vind.
 
 
 
Dat ik slechts vind
 
en overal
 
dat er niets overblijft.
 
 
 
Ooit was er alles,
 
ooit was alles goed,
 
ooit was het goede alles.
 
 
 
Liefste, nu is er niets,
 
versta me toch, alles
 
is goed behalve niets.

Uit: Niets, Poëziecentrum, Gent, 2005.

[pagina 733]
[p. 733]

Esther Jansma
Het begin

 
Opeens zag zij hoe groot de wereld was.
 
Niets was zoals zij het verwacht had
 
de dingen waren voller dan zij dacht
 
 
 
en kleurrijker, al kijkend door het glas
 
dat haar gevonden had zag zij de binnenkant
 
van schelpen, wat daar doorheen bewoog
 
 
 
was vorm en puur zichzelf en tegelijk
 
een regenboog van mogelijkheden
 
tot leven geblazen, verloren, hervonden
 
 
 
nadat de eeuwen er hun parelmoer
 
overheen penseelden, zo breekbaar als wat
 
lag het daar, zomaar in haar hand.

Uit: Alles is nieuw, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2005.

[pagina 734]
[p. 734]

Erik Menkveld
Laaglied

Hij
 
Altijd terwille zijn ze me geweest, de voortekenen.
 
Elke wens kwam vooraf uit,
 
ieder streven werd door hen bevestigd,
 
bekrachtigd ieder hachelijk besluit.
 
 
 
Beter toegerust dan ooit beleger ik
 
vannacht een flonkerende stad
 
die lijkt gebouwd om voor het ochtendgloren
 
ingelijfd te worden bij mijn rijk.
 
 
 
En nu gaan ze twijfel zaaien,
 
tegenspreken, alle moed ontnemen.
 
Waarom raadpleeg ik ze nog?
 
Geen voorteken dat mij weerhoudt.
Zij
 
Overweldig mij, vertedering,
 
als mijn beminde mij bezet.
 
 
 
Breek mijn blind verzet,
 
red mijn huid en have.
 
 
 
Gun mij uw beneveling
 
tegenover zijn zegewagen.
 
 
 
De onvermoedste wapens
 
blijken in mij aangewet.

Uit: Primetime, G.A. van Oorschot, Amsterdam, 2005.

[pagina 735]
[p. 735]

Thomas Möhlmann
Een ongemerkt vertrek

 
Loop deze kamer blootsvoets in
 
en laat alle moed niet plotseling
 
maar stap voor stap varen
 
 
 
met de bestgeklede damesbedaardheid
 
van wie dagelijks alleen de meest vergeelde
 
foto's kust, met de voorzichtigheid
 
 
 
van een geoefend goudvissenredder
 
jukbeenstreler, pleisterverwijderaar
 
loop licht en lang genoeg de witte muren
 
 
 
langs om te vergeten waarvandaan en wacht
 
tot eindelijk het ei zacht uiteenvalt, de kip
 
stikt, de adem ontnomen is aan ieder
 
eventueel begin.

Uit: De vloeibare jongen, Prometheus, Amsterdam, 2005.

[pagina 736]
[p. 736]

Victor Schiferli
Niets persoonlijks

 
U weet hoe het moet, ik ook. Daarom
 
staan we in de gang onder lamplicht,
 
elkaars baard bekijkende, nooit te bang
 
om zomaar weg te lopen.
 
 
 
Mijn lichaam gaat gehuld in broek en hemd.
 
Het staat in middelgrote schoenmaat
 
op de grond. Ooit liep mijn vader in
 
deze schoenen rond.
 
 
 
Nu is het mijn beurt. Ik schuifel
 
graag over de vloer. De vloer: wie weet
 
hoeveel mensen hier hebben gestaan.
 
 
 
Niets persoonlijks, ik word er ongedurig van.
 
Trommelen met mijn vingertoppen,
 
tikken met mijn voetzool.
 
 
 
En al die tijd heb ik niet gehoord
 
wat u zei. Al knik ik er beleefd
 
en slaak er een lach bij. Wie ik ben
 
 
 
staat op een speldje.

Uit: Verdwenen obers, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2005.

[pagina 737]
[p. 737]

Vrouwkje Tuinman
Vitrine

 
's Ochtends breek ik een wijnglas.
 
Ik zeg een ik bedoel mijn. Ik heb
 
één wijnglas. Had, één.
 
 
 
Alles is verschoven sinds ik ben
 
verloren. Sinds mijn orde van achter
 
het vertrek aan alles ruimen, sporen
 
wissen, niet meer werkt. Nu
 
spaar ik stukjes hem.
 
 
 
De mens is een verzamelaar. Ik ben,
 
en wat ik niet vastleg is niet gebeurd.
 
Ik wil dat alles is gebeurd. Ik vind.
 
 
 
's Middags vind ik een hemd
 
en as onder mijn boekenkast, haartjes
 
van zijn borst en baard, een bonnetje
 
van de muziek, lege flessen,
 
alles leg ik in bed.
 
 
 
Bij nader inzien toch een doos, en
 
's avonds nog mijn portglas gebroken.
 
Niet één, maar mijn. Nu geen.

Uit: Vitrine, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2004.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jozef Deleu

  • Geert Buelens

  • Micha Hamel

  • Mark Insingel

  • Esther Jansma

  • Erik Menkveld

  • Thomas Möhlmann

  • Victor Schiferli

  • Vrouwkje Tuinman