Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 51 (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 51
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 51Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 51

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 51

(2008)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 128]
[p. 128]

Liefst merk ik niets van mezelf
De keuze van Jozef Deleu

H.H. ter Balkt

Zie hen, de stralenden

Aan de Infamen
 
Hoor hun veerkrachtige stap, luister goed
 
en in de ritmische kracht van hun tred zie je
 
de afgehakte voeten, de trieste teloorgang
 
van stappen krachtiger dan de hunne
 
 
 
De ogen van de bedriegers glinsteren, zie hen,
 
de stralenden; hun fonkelingen, hun blikken
 
zijn stapelingen van eerdere oogopslagen,
 
later blind gemaakt slapend in 't gras
 
 
 
Als je hun uitbundig schallende lach hoort:
 
die is geschept uit nu doffere bronnen,
 
helder het water van die bronnen, eer het
 
hun spons trof; maar geen dooft oud vuur
 
 
 
Hun landhuizen storten in, hun lachgas trekt
 
hun karavanen achterna, hun laat avondmaal;
 
stralende dagen dat hun zang niet meer klonk
 
op de pleinen en ver voorbij de bronnen

Uit: Vuur, De Bezige Bij, Amsterdam, 2008.

[pagina 129]
[p. 129]

Luuk Gruwez

Extra time
 
Helemaal aan het eind komt er nog iets, dacht hij,
 
iets dat het eindigen voorlopig uit kan stellen,
 
maar dat enorm veel voorbereiding en precisie vergt.
 
Helemaal aan het eind wou hij zijn tuinpad breder
 
 
 
omdat hij onvoldoende ruimte om te sterven had.
 
lucht, zei hij, meer lucht. Forsythia en azalea moesten weg,
 
de bedden voor de eerste moesgroente weer afgeplat
 
en een voor een de laatste sneeuwklokjes vertrapt.
 
 
 
Ook moest ik over hem nog wel een vers of tien zien
 
uit te vinden, zolang hij niet in die verdomde aarde kon.
 
Intussen zwol hij op en breidde hij zijn hemel uit
 
terwijl zijn heden af begon te nemen, zucht na
 
 
 
zucht. Het vroor dat jaar tot in april. En toen het dooide,
 
op een middag, ging hij liggen, resoluut, dwars over het
 
pad. Voeten in het leven, hoofd al behoorlijk ver in een
 
hierna waar niemand hem nog ooit passeren kon.

Uit: Lagerwal, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2008.

[pagina 130]
[p. 130]

Ingmar Heytze

De jongen die mijn nummer heeft
 
Op een dag - het regende, mijn verleden
 
was al dagen bezig met het sturen van verwijten
 
en er belden steeds bejaarden om te vragen
 
hoe laat Korenslag begon - nam ik
 
een ander nummer.
 
 
 
Na een paar maanden reïncarneerde mijn
 
oude nummer in de telefoon van iemand anders;
 
het is een vriendelijke, behulpzame jongen, zeggen
 
mensen die hem aan de lijn hebben gekregen.
 
De vraag is: hoe lang blijft dat zo?
 
 
 
Wanneer zegt hij: ‘Jawel, daar spreekt u mee,
 
natuurlijk treed ik op in uw café, geef ik
 
een interview aan twee knappe studentes,
 
sta ik open voor een rendez-vous in...
 
wélk hotel zei u precies?’
 
 
 
Ooit gaat mijn telefoon en ik zal weten,
 
zonder op te nemen, wie het is. Dan wordt
 
er op de deur gebonsd. Ik hoor een helikopter
 
en gekraak van portofoons. Een blikkerige
 
stem schalt dat verzet geen zin heeft,
 
 
 
dat het voor iedereen beter is als ik
 
naar buiten kom met mijn armen omhoog,
 
de telefoon zichtbaar in mijn rechterhand,
 
en stop met liegen over mijn identiteit.
 
Zo doen we dat met zwendelaars.

Uit: Elders in de wereld. Podium. Amsterdam. 2008.

[pagina 131]
[p. 131]

Peter Holvoet-Hanssen

Kamer 29
 
dag vader mijn gedicht voor jou is stuk
 
je kreeg geen graf geen urne geen gedenkplaatje
 
en ook mijn vorig gedicht voor jou werd afgebroken
 
 
 
je dreef met gokkers en drinkers mee in Chevrolets
 
zelf reed je in een mosselschelp dat vond ik wel heftig
 
maar wat een puinhoop pappie toch
 
er was dat weekend in de sneeuw dat was goed
 
je maakte zelfs sneeuwballen sneeuwman
 
mijn zuster in witte pels - zelfs mammie gelukkig
 
zie je dit is een smeltend sneeuwgedicht
 
ik ben je zoon ik bak er niets meer van geen
 
zandroos in je hellevenster ik wou je whisky
 
met jou naar de Sint paardje op schoot ging hard
 
 
 
ay vader mijn gedicht voor jou is stuk
 
nee je zette je huik niet naar de wind spijkerman
 
elke dag elk uur was een spijker in je kop
 
wat een brokkenpap maar je deukhoed stond je goed
 
maar het smelt al je gedicht luiken geschramd
 
33 wrakhoutstukken wou ik vergaren
 
30 versregels zou ik hier schrijven
 
maar ik kom er niet
 
ik kan niet meer
 
ik pak een schuimsteen -
 
wacht
 
afgesnoerd -
 
toch is het iets
 
voor u

Uit: Navagio, Prometheus, Amsterdam, 2008.

[pagina 132]
[p. 132]

Anton Korteweg

De hard werkende Nederlander spreekt
 
Liefst merk ik niets van mezelf
 
en liefst merk ik niets van een ander.
 
Soms bedient me een dienstertje
 
zo lief dat ik het wil kopen.
 
 
 
Liefst denk ik niet zo erg na
 
dat ik er wat van merk.
 
's Nachts roffel ik op een trommel
 
en zing ‘Wij zijn niet bang.’
 
 
 
Liefst doe ik wat me gevraagd wordt,
 
zin of niet, ik ben er nu toch.
 
Soms droom ik van grote moeders,
 
die hebben een mens meer te bieden.
 
 
 
Ik ben een nectarine
 
waarin je best mag knijpen,
 
au zeggen zal ik niet.

Uit: Moedig Neerwaarts, verschenen n.a.v. jaarwisseling 2007-2008, PS Poëzie [9].

[pagina 133]
[p. 133]

Tonnus Oosterhoff

 
Als je niet buigt word je gebogen,
 
o, wees maar niet bang, je wordt gebogen,
 
het buigt je, het drukt je met kracht neer.
 
 
 
Je wordt door iedereen verlaten, ja, door jezelf.
 
Wees niet bang, het is snel voorbij met het gekloot.
 
Want gekloot is het en het wordt niet beter.
 
 
 
‘'t Is voorlopig nog toekomstmuziek,’ luilakt
 
de radiopresentator, ‘vrede en broederschap.’
 
In huis staat een koude mist.
 
 
 
Ga ik in een kastje? Heb je me al in een kastje?
 
Geef mij je handje, kind, ik word een blinde.
 
 
 
Toen Jezus een kind was had hij een tuintje
 
waarin hij rozen kweekte. Ze waren tegen sneeuw bestand:
 
toen de sneeuw kwam bloeiden ze mooier.
 
 
 
Je kunt het best niemand geloven, hecht geen
 
waarde aan praatjes.
 
 
 
Wie heeft het meetsnoer over de aarde gelegd?
 
Wie heeft ware grootte ingesteld?
 
Die heeft alle rechte lijnen voor je gebogen.
 
Zodat je je, als je je tot verzet opricht, juist buigt.

Uit: Ware grootte, De Bezige Bij, Amsterdam, 2008.

[pagina 134]
[p. 134]

Miriam van Hee

Buitenland 2
 
vroeger gebeurde het wel eens
 
dat steden afbrandden en dat er
 
dorpen verdwenen in zee, nog vroeger
 
ontstonden de landschappen
 
 
 
de aardkorst bewoog en continenten
 
rukten zich los als grote, opstandige kinderen,
 
botsten op anderen en uit de brand
 
rezen bergen omhoog, heftig en boos
 
 
 
en het water trad bandeloos buiten
 
zijn oevers, rivieren en gletsjers
 
voerden het puin van de tijd met zich mee
 
en zetten het elders weer af
 
 
 
er zijn onvoorstelbare dingen gebeurd
 
eilanden kwamen als wrakhout terecht
 
in de zee en daar drijven ze nog
 
op zoek naar een vroeger verband,
 
 
 
naar een buitenland, ja, maar een ander,
 
een tot nog toe onbekend, vriendelijk,
 
en toch bewoond vasteland

Uit: Buitenland, De Bezige Bij, Amsterdam, 2007.

[pagina 135]
[p. 135]

Anne Vegter

Yoghurtkweek
 
Mijn broer had nonnen gekend, maar namen waren niet veilig
 
in zijn geheugen, ze kwamen zoals ze verdwenen. Gezegden.
 
 
 
‘Nonnen verspreiden zich als yoghurt, langzaam en onweerstaanbaar.’
 
Gewild spul, hij wees op uithoeken. Noem een stad en de broer spreidt
 
 
 
op tafel de wereld uit. Hij zocht oude namen. In onherbergzaamheid
 
troffen we goede zusters, de witte specie tussen de rassen.
 
 
 
Ik dacht: op Nova Zembla had je geen yoghurtvolk of het werd
 
berenyoghurt. Kindsheid lag me maar ik volgde zijn nonnen niet.
 
 
 
Mijn broer zorgde voor mijn twijfels, droeg ze naar boven, knielde
 
aan mijn bed en vroeg eenheid in volkssmaak, een witte trend,
 
 
 
hij smeekte om namen van steden. Hij bad duizelingwekkend,
 
verlangde snelgroeiende kweek. We verloren het contact.
 
 
 
Diep onder me was de vindplaats Aarde, die rondtollende klontering
 
vaste en vloeibare delen bedekt met populaire kleverigheid,
 
 
 
een verbroederend oud goedje.

Uit: Spamfighter, Querido, Amsterdam/Antwerpen. 2007.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Vuur

  • Lagerwal

  • Elders in de wereld

  • Navagio. Wrakhoutgedichten

  • Ware grootte

  • Buitenland

  • Spamfighter


auteurs

  • Anton Korteweg

  • over Jozef Deleu