Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 52 (2009)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 52
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 52Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 52

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 52

(2009)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 190]
[p. 190]

Taal & cultuur

Een neerlandistiek die wat minder Nederlands is? Zeventiende Colloquium Neerlandicum in Utrecht

‘Vertalen’, dat was het thema van het zeventiende Colloquium Neerlandicum, dat van 23 tot en met 28 augustus 2009 plaatsvond in Utrecht. In het academiegebouw in de schaduw van de domtoren werd de jongste editie van dit driejaarlijkse congres van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) geopend door voorzitter Jan Renkema. Die kon fraaie cijfers voorleggen. In de voorbije drie jaar is het aantal leden van de IVN met meer dan een kwart gegroeid: van 423 in 2006 naar 543 anno 2009. Daarnaast is de oplage van de IVN-krant spectaculair gestegen: van 286 exemplaren in 2006 naar bijna 1.000 exemplaren in 2009. Ten slotte wordt de website van de organisatie nu gemiddeld bijna 3.000 keer per maand bezocht. Dat is meer dan een verdubbeling tegenover 2006. Overigens werd de dag voor het colloquium de nieuwe IVN-website officieel voorgesteld. Die wil steeds meer de rol spelen van een volwaardig digitaal platform. Bezoekers van www.ivnnl.com kunnen zich registreren om toegang te krijgen tot meer informatie. Leden van de IVN krijgen uiteraard toegang tot àlle beschikbare informatie. Zij zullen hun eigen gegevens kunnen aanpassen en aanvullen. Een uitgebreide zoekfunctie, waarbij leden kunnen nagaan wie er in de internationale neerlandistiek nog bezig is met pakweg Multatuli-onderzoek of taalvariatie, moet de functionaliteit van de website nog vergroten. Het is de bedoeling dat de IVN-website op termijn gaat functioneren als een echt discussieforum tussen alle leden.

De cijfers die Renkema gaf, zeggen natuurlijk niets over kwaliteit: meer leden betekent niet per se dat er meer en beter Nederlands gedoceerd wordt. Maar ze geven ten minste de indruk dat het de IVN voor de wind gaat, en dat gold ook voor de cijfers van het Colloquium zelf. Maar liefst driehonderd negen deelnemers, verbonden aan honderdtwintig verschillende universiteiten, woonden deze hoogmis van de internationale neerlandistiek bij. Ze gaven samen, verspreid over zes congresdagen, tweeënnegentig lezingen. Drieëndertig neerlandici kregen de gelegenheid om tijdens de middagpauze een poster toe te lichten waarop hun onderzoeksproject werd uitgelegd.

Maar op een Colloquium Neerlandicum gaat het natuurlijk eerst en vooral om de inhoud. In zijn openingslezing zette de Utrechtse universiteitshoogleraar Frits van Oostrom de lijnen uit voor wat hij een ‘nieuwe neerlandistiek’ noemde. Eerst keek hij naar de behoeften van zijn eigen vakgebied, de medioneerlandistiek. Daarin was volgens

[pagina 191]
[p. 191]

hem een ‘vergroting van het vizier’ noodzakelijk. Die vergroting zou drieledig kunnen zijn. Ten eerste zag Van Oostrom heil in een soort speurneus, iemand die, met de nodige overheidssubsidies, in buitenlandse archieven zou gaan graven naar onbekende Middelnederlandse teksten. Er ligt nog een schat aan onontgonnen documenten in die archieven, en die zou interessante ontdekkingen kunnen opleveren. Ten tweede pleitte Van Oostrom voor een methodische verbreding van het aandachtsveld: de Middelnederlandse literatuur kan op meer uiteenlopende manieren benaderd worden dan tot nog toe het geval was. Ten slotte heeft de medioneerlandistiek er volgens Van Oostrom baat bij beter kennis te nemen van buitenlands onderzoek over Middelnederlandse teksten. Dat levert nieuwe perspectieven en inzichten op. Het is ook verrijkend als Middelnederlandse literatuur bestudeerd wordt door breder georiënteerde, niet supergespecialiseerde onderzoekers: ‘vanuit hun andere achtergrond, een ander referentiekader, en soms andere talenkennis, brengen zij de broodnodige verfrissing die het vak voor nieuwe ingekeerdheid kan helpen behoeden’.

De behoeften van medioneerlandistiek zijn in enige mate exemplarisch voor die van de neerlandistiek als geheel, vond Van Oostrom. Omdat er sprake is van metaalmoeheid bij vele

illustratie
Deelnemers aan het zeventiende Colloquium Neerlandicum bij de dom van Utrecht, Foto Ger Veldhuis.


vakgroepen neerlandistiek en omdat er door allerlei omstandigheden een nieuw type student is gekomen, die minder geïnteresseerd is in de studie van één enkele taal, heeft ook de neerlandistiek in het algemeen een perspectiefverbreding nodig. De opdracht is om bij die verbreding ook een degelijke standaard aan te houden en de studenten een academische attitude bij te brengen. Maar de neerlandicus van de toekomst zal volgens Van Oostrom in ieder geval ook een amateur moeten zijn, iemand die met enthousiasme zijn liefde voor het vak kan doorgeven aan anderen. Iemand die zich niet opsluit binnen de grenzen van zijn vakgebied, maar die openstaat voor de wereld daarbuiten. ‘Misschien komt het er wel vooral op neer’, sprak Van Oostrom, ‘dat de neerlandistiek gewoon wat minder Nederlands moet durven zijn.’

Een belangrijke rol voor die perspectiefverbreding van de neerlandistiek is natuurlijk weggelegd voor de neerlandistiek buiten het Nederlandse taalgebied. Algemeen Secretaris Linde van den Bosch lichtte daarom het beleid van de Taalunie toe op het terrein van het universitair onderwijs Nederlands buiten het taalgebied. Ruim een kwart (ongeveer €3,5 miljoen) van het budget van de Nederlandse Taalunie wordt besteed aan onderwijs Nederlands als vreemde taal. Binnen de marges van dit budget ziet de Taalunie zich voor financiële uitdagingen geplaatst. Enerzijds probeert ze noodlijdende afdelingen

[pagina 192]
[p. 192]

neerlandistiek te steunen; anderzijds wil ze nieuwe aanvragen honoreren uit sterk opkomende gebieden als China, India en Brazilië. Waar liggen de prioriteiten? In landen waar we historische (taal)banden mee hebben, of juist in de nieuwe opkomende landen waarin alles nog opgebouwd moet worden? Moet men minstens één afdeling neerlandistiek per EU-land handhaven? Moet men op langere termijn naar een Europese aanpak? En vooral: bestaan er over enkele jaren nog wel herkenbare afdelingen Nederlands?

In ieder geval vond Frits van Oostrom dat het tijd was voor een veranderde verhouding tussen de intramurale en de extramurale neerlandistiek. In plaats van een hiërarchische relatie tussen beiden, moet er een echt partnerschap groeien, vond hij. Intramuraal en extramuraal moeten elkaar wederzijds voeden.

En dat gebeurde ook tijdens het succesvolle colloquium. Iets meer dan de helft van de sprekers waren niet-moedertaalsprekers van het Nederlands; er waren twee keer zoveel sprekers van buiten als van binnen de Lage Landen. De tijd dat de extramurale neerlandistiek stiefmoederlijk behandeld werd, is dus echt wel voorbij. Dat bleek ook uit de verschillende boeiende lezingen die er werden gegeven. Tijdens de themabijeenkomsten groeiden er spontane samenwerkingsprojecten tussen intramurale en extramurale instituten, en tussen extramurale instellingen onderling. Zo kwam een groep neerlandici uit Slowakije, Oostenrijk en Roemenië een gezamenlijk project voorstellen rond taal- en spraaktechnologie en hoe die gebruikt kunnen worden ter bevordering van de interculturele dialoog. Er werd tevens onderzoek gepresenteerd waarin vertalingen van Nederlandse auteurs in diverse talen (Duits, Engels, Frans of Spaans, Italiaans, Roemeens en Portugees) onderling werden vergeleken en waarin ook de vertaalcontexten en -circuits naast elkaar werden gelegd. Bovendien bleek het colloquium ook een goede bodem voor toekomstige projecten. Zo legde Franco Paris, docent aan de Universiteit van Napels, in Utrecht contacten voor zijn idee om met geïnteresseerde docenten een vertaling te maken van de Beatrijs. Zeven universiteiten, zowel intramurale als extramurale hebben hun belangstelling getoond om aan dit project mee te werken: Cambridge (VK), Oldenburg (D), de K.U. Brussel (B), Utrecht (NL), Boekarest (RO) en Boedapest (Karoli en Elte Universiteit). Een en ander zou concreter moeten worden op een bijeenkomst in Napels in april 2011.

Op het Colloquium Neerlandicum bleek dat, onder impuls van de extramurale neerlandici, het onderzoek zelf steeds internationaler wordt. Zo ging het bijvoorbeeld over de invloed van Emile Zola op het werk van Lodewijk van Deyssel en diens Duitse tijdgenoot Arno Holz, over het rederijkersdrama in internationaal perspectief, en wezen Poolse onderzoekers op verbanden tussen Marcellus Emants en de Zuid-Afrikaans-Australische romancier John Coetzee. Uiteraard stond het vertaalproces (en stonden vertalingen in het algemeen) centraal in het programma. Dat onderzoek naar vertalingen van Nederlandse literatuur nieuwe inzichten kan bijbrengen, bewees onder meer Wilken Engelbrecht, docent aan de Universiteit van Olomouc in Tsjechië. Zijn lezing over ‘het beeld van de Nederlandstalige literatuur in Tsjechische vertaling in het interbellum’ legde bloot wat voor een belangrijke rol ideologie kan spelen in de constatering dat een werk van deze of gene auteur al of niet vertaald is in een bepaalde regio. De ideologische ‘zuilen’, die vaak ook uitgeverijen onder hun hoede hadden, pikten uit andere landen vooral die boeken op die in hun kraam pasten.

Jammer genoeg waren niet alle lezingen even prikkelend. Hoewel vele sprekers hun best deden om hun onderzoek naar een zo breed mogelijk publiek te vertalen, en hoewel vooral in de lezingenserie ‘cultuur’ dikwijls de eng-neerlandistische hokjes werden verlaten - denk aan de lezing die de Leidse hoogleraar Vaderlandse Geschiedenis, Henk te Velde, hield over het lieu-de-mémoirebegrip naar aanleiding van de nieuwe Ons Erfdeel-publicatie Het geheugen van de Lage Landen - toch zijn nog veel onderzoekers met wel heel erg specialistisch onderzoek bezig waarvan het belang beperkt blijft tot die van de academische wereld. Een congres van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek zou wellicht gebaat zijn met meer lezingen van een bredere armslag, lezingen met maatschappelijke en/of cultuurpolitieke waarde, die ook buiten de academische neerlandistiek weerklank kunnen vinden. In het verleden liet de IVN op colloquia geregeld niet-neerlandici aan het woord, zoals Geert

[pagina 193]
[p. 193]

van Istendael of Hella Haasse. Wellicht verdient het aanbeveling weer bij dat verleden aan te knopen.

Hoe dan ook stond het zeventiende Colloquium Neerlandicum in het teken van twee steeds terugkerende kernbegrippen: interdisciplinariteit en internationaliteit. Deze werden ook aangehaald door Thomas Vaessens (Universiteit van Amsterdam) en Dirk de Geest (KU Leuven), in hun belangrijke gezamenlijke lezing met als titel: ‘Nieuwe wegen voor de letterkundige neerlandistiek?’. Beide heren, gezaghebbende stemmen in hun vakgebied, brainstormden vrijelijk over hoe de studie en het onderzoek van de Nederlandse literatuur er in de volgende decennia uit zou moeten gaan zien. Daarbij kwamen ze dicht bij de projecties die Frits van Oostrom had gemaakt in zijn openingslezing.

Maar geen begin zonder einde. In de slotlezing van dit colloquium had James Kennedy, een Amerikaan die Nederlandse geschiedenis doceert aan Nederlanders en zo bijna een personificatie is van de perspectiefverbreding waar Van Oostrom over sprak, het onder meer over het adjectief ‘bespreekbaar’. Dat biedt een verrassende invalshoek om het Nederlanderschap te begrijpen: zowel de Nederlandse eis tot transparantie als het lijden aan een zekere drammerigheid worden erdoor verklaard.

Op de laatste dag van het colloquium werd naar trouwe gewoonte ook de ledenvergadering georganiseerd. Op die vergadering werd het nieuwe IVN-bestuur voorgesteld, dat voor het eerst méér leden telt die van buiten het taalgebied komen. Er werd afgesproken een meer gericht publicatiebeleid te gaan voeren, met naast het tijdschrift Internationale Neerlandistiek een reeks van aparte publicaties op het brede terrein van de internationale neerlandistiek. Daarnaast zijn er vergevorderde gesprekken gaande met de Universiteit van Tilburg die bereid is het IVN-bureau in de toekomst onderdak te bieden.

Op de vergadering werd afgesproken dat het achttiende IVN-congres in 2012 zal plaatsvinden in Antwerpen. Dat congres zal er wel enigszins anders uit zien: het wordt het eerste congres zonder Marja Kristel, de huidige directeur van de IVN die, na vele jaren onvermoeibare inzet voor de internationale neerlandistiek tegen die tijd met pensioen zal zijn gegaan. Het was dan ook niet meer dan billijk dat dit het laatste geluid was dat op het Utrechtse congres weerklonk: een daverend applaus voor Marja Kristel, dat tot in de domtoren te horen moet zijn geweest. Op het walking dinner in de wachtzaal derde klas van het Spoorwegmuseum, waar het zeventiende Colloquium Neerlandicum tot een eind kwam, werd nog de hoop uitgesproken dat er in Antwerpen bij het diner ‘danskans’ zou zijn. Het nieuwe woord kwam het Nederlands niet uit Zuid-Afrika maar uit de Balkan aangedanst.

de redactie
Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, Van Dorthstraat 6, NL-2481 XV Woubrugge, tel. +31 172 51.82.43; fax +31 172 51.99.25, bureau@ivnnl.com, www.ivnnl.com.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken