Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 54 (2011)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 54
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 54Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 54

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.68 MB)

ebook (29.09 MB)

XML (2.03 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 54

(2011)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 64]
[p. 64]

Graag zou ik boven lege oceanen regen zijn
De keuze van Jozef Deleu

Anneke Brassinga

Ver heen
 
Mocht ik in het hart van het holst
 
van donkerste dagen te lijf gaan, achter
 
al het uiterwaardse, een stuk of wat
 
verlaten kusten onder razende luchten
 
waar albatrossen op hun wieken naar
 
andere planeten worden weggeblazen -
 
 
 
graag zou ik boven lege oceanen regen zijn
 
op reusachtige hoeven, zinnentuimel van
 
tempeest, het stormend paard dat louter
 
water is, uiteenvalt in geschuimbek -
 
 
 
zocht ik bij voorkeur echter diepten
 
die geen daglicht velen, omtrent een
 
steenworp van d'onoorbaar gloeiende
 
kern; daar zal betijen wat mij jaagt.

Uit: Ontij, De Bezige Bij, Amsterdam, 2010.

[pagina 65]
[p. 65]

Peter Ghyssaert

Zelfportret met ezelskaakbeen
 
Lang wachtte hij in een feestzaal waar de regen door het
 
dakgebinte druppelde,
 
lang meende hij de stem te horen van de liefste die hem zocht,
 
hem, een man door kou voltooid.
 
 
 
Maar niemand kwam. Wat was en is, schuift
 
als een ezelskaakbeen in de jongste dag
 
om er ontbloot en onderzocht te worden; iemand heeft
 
 
 
zich niet zo bij elkaar dan dat hij, zonder struikelen
 
en steeds het woord herhalend dat hij zocht,
 
een naam waarvoor geen uitgang bestaat -
 
 
 
de zaal verlaat.

Uit: Ezelskaakbeen, Atlas, Amsterdam, 2011.

[pagina 66]
[p. 66]

Lieke Marsman

Wat ik mijzelf graag voorhoud

4
 
Gisteren bakte ik twee eieren voor mezelf
 
en gooide de dooiers weg. Ik wilde een gezond persoon zijn.
 
 
 
Ik kwam iemand tegen die zei dat ze in de krant stond.
 
Ik wilde weten waarom, maar eerst wilde ik warme handen.
 
 
 
Ik wilde met mijn handen in mijn haar zijn, waar ze al waren.
 
Ik wilde naar de supermarkt rennen vlak voordat hij dicht zou gaan
 
en vragen of ik morgen terug moest komen.
 
 
 
Hier is de manier waarop ik mijn glas vasthoud
 
en hier de manier waarop ik een ei bak: ik laat iets weg,
 
 
 
maar ik kan door alle bomen het bos zien,
 
omdat ik achter alles iets verzin.
 
 
 
Ik kan doen alsof buiten mijn raam de zee begint,
 
wat in zekere zin waar is, nu ik langzaam naar de rivier toe loop.

Uit: Wat ik mijzelf graag voorhoud, Van Oorschot, Amsterdam, 2010.

[pagina 67]
[p. 67]

Leonard Nolens

Over het verlangen naar een sigaret

Voor Rutger Kopland
 
Al heel ons leven komt een mens daarginder
 
In een Zuiden langzaam en reusachtig
 
Uit zijn bed, hij neemt een bad, trekt traag
 
Zijn degelijkste kleren aan, zoekt kalm
 
En zwijgend al zijn reisgoed en papieren
 
Bij elkaar, omhelst zijn vrouw en belt
 
Zijn baas, vertelt hem ons verlangen, zegt
 
Zijn werk op en begeeft zich altijd ginder
 
In een Zuiden langzaam en reusachtig
 
Naar de deur, hij pakt de klink en gaat
 
Op weg, hij gaat en gaat, heel ver, altijd
 
Van ver is iemand kalm en zwijgend onderweg
 
Naar ons, met in zijn reusachtige mond
 
Een woord, het enige woord, het enige antwoord
 
Op onze vraag, de enige vraag, de vraag
 
Der vragen, de hemelhoge, hemelsbrede vraag
 
Die wij niet kennen, heel ons leven pennen.

Uit: Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen, Querido, Amsterdam, 2011.

[pagina 68]
[p. 68]

Willem Jan Otten

Hoe verder...
 
Hoe verder van haar laatste eisprong,
 
eind twintigste eeuw, des te minder
 
ik haar ken, mijn reisgenoot.
 
 
 
Steeds minder vat ook op de zondagmiddag
 
eind maart negentien achtenzeventig,
 
dertig jaar geleden, toen zij zei:
 
ja, van jou met jou wil ik een kind.
 
 
 
Raar, dat lidwoord, hoeveel kinderen
 
konden er wel niet in een kind.
 
 
 
Ze was naar Noord gegaan, alleen,
 
‘om na te denken’. In Durgerdam
 
had tegen een huis een omafiets gestaan,
 
zitje voorop, leeg. Dat is uw methode:
 
er niet zijn. Zij leefde toen al sterk met tekens.
 
 
 
Haar ja pakte uit als een ware conceptie,
 
er zij licht, in die orde van grootheid,
 
gecreëerd werd hoe dan ook een vader,
 
en man die tot dan niet had bestaan.
 
 
 
Niet op te helderen haar vertrouwen.

Uit: Gerichte gedichten, Van Oorschot, Amsterdam, 2011.

[pagina 69]
[p. 69]

Hagar Peeters

En dat er weer een einde aan de liefde
 
En dat er weer een einde aan de liefde
 
aan de nieuwe liefde komt mijn liefste
 
die mijn liefste niet meer is
 
omdat er tussentijdse nieuwgelieven
 
en er opnieuwe lievelingen kwamen
 
die de smaak van het voorafgaande afgewassen
 
en de geur van oude nesten hadden weggepoetst
 
 
 
en dat er telkens als knoppen aan de bomen
 
als jonge katjes een zich ontpoppen liet ontwaren
 
tot de geraniums voor de ramen en hun treurig koekeloeren
 
tot aan het spieden tussen de vitrages van de overburen
 
 
 
dat er bij de overburen steeds weer doodging
 
in het kleine wat scheiden is
 
dat er in de straat een opmars van aftochten plaatshad
 
alleen door lantaarnpalen gadegeslagen
 
dat er niets meer hetzelfde is
 
behalve dat steeds in het verborgene doodgaan

Uit: Wasdom, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011.

[pagina 70]
[p. 70]

K. Schippers

Dubbeldruk
 
De vorm van je gezicht
 
is ook het kijken ernaar
 
alsof het er door m'n
 
blik even dubbel is.
 
 
 
Ik wil het eerst voor
 
me houden en toch zeg
 
ik het. De kat golft
 
langs je benen. Ineens
 
 
 
trek je heel vlug het
 
linnen van tafel en pas
 
dan zeg ik dat ook de
 
sluier van je gezicht is,
 
 
 
je wangen zijn naakt, je
 
voorhoofd, je mond, niet
 
je oren, die zitten onder
 
je haar. Je bergt het
 
 
 
linnen op en nu zeg je
 
zelf iets. Ik versta het
 
niet. ‘Hè?’ vraag ik.
 
‘Ik heb het tegen de kat.’

Uit: Tellen en wegen, Querido, Amsterdam-Antwerpen, 2011.

[pagina 71]
[p. 71]

Erik Spinoy

 
De clivia weegt op het balkon
 
 
 
en door het raam met waaiende gordijnen
 
klinkt van zelfontbranders diep
 
hun vette kankerhoest.
 
 
 
Een hagelwitte regendag ontwaakt.
 
 
 
Twee lippen raken nauwelijks andere
 
rode lippen en bij het ingaan van
 
de palissanderhouten liftkooi
 
strijkt een vederlichte arm
 
 
 
in het vlinderen langs
 
een andere arm.
 
 
 
Al
 
arm.

Uit: Dode kamer, De Bezige Bij, Antwerpen, 2011.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Ontij

  • Wat ik mijzelf graag voorhoud

  • Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen

  • Dode kamer

  • Ezelskaakbeen

  • Gerichte gedichten

  • Wasdom

  • Tellen en wegen


auteurs

  • Jozef Deleu

  • Anneke Brassinga

  • Peter Ghyssaert

  • Lieke Marsman

  • Leonard Nolens

  • Willem Jan Otten

  • Hagar Peeters

  • K. Schippers

  • Erik Spinoy