| |
| |
| |
Kritieken
Roger Vercel
Moeder of Vader
Vertaling H.J. Smeding.
Amsterdam 1953 - C. de Boer Jr.
Dit is een heel mooie roman uit het leven der Franse IJslandvaarders, van de Bretonse schrijver Roger Vercel. Reeds lang stond zijn ‘Jean Villemeur’ (dat in vertaling hier de titel ‘Moeder of Vader’ ontving) op het lijstje der boeken, die ik wilde lezen, maar vóór ik deze vertaling in handen kreeg, kwam het er niet van. Het schijnt me echter toe, dat H.J. Smeding er wel in geslaagd is, de sfeer van het oorspronkelijk werk weer te geven. In 't Hollands klinkt ruwe zeemanstaal nu eenmaal nog een tikje harder, en krijgt alles een wat zwaarder accent.
Een enkele maal vond ik een uitdrukking al te letterlijk weergegeven: b.v. op blz. 38: ‘Iedereen gaat daar door, of is er door gegaan’ in plaats van: ‘Iedereen maakt dat door of heeft dat doorgemaakt’.
Wat de inhoud van het boek aangaat, het eigenlijke ‘verhaal’ is als volgt: de 17-jarige zoon Jean van kapitein Villemeur wil met alle geweld mee met zijn vader, als deze weer met zijn trawler voor de kabeljauwvangst naar IJsland moet. Noch zijn vader, noch zijn moeder, de mooie, coquette Hélène Villemeur, slagen er in, hem van zijn voornemen af te brengen. Tenslotte stemmen ze er dan ook maar in toe.
Jean gaat dus mee, en ondervindt alle narigheid (zeeziekte incluis), die een beginneling treffen kan, terwijl zijn vader, ondanks zijn werkelijke zorg voor de jongen, hem toch dikwijls door barsheid of ironie laat voelen, dat hij er eigenlijk niet thuis hoort.
Er komen brieven van zijn moeder, aan hen beiden gericht. In de brief aan haar zoon doet Hélène hem een verzoek (in verband met geldmoeilijkheden, waarin zij zich bevindt), waarvan hij zijn vader niets mag meedelen.
Jean beantwoordt haar brief niet en vernietigt de brief, die zijn vader aan de door hem verafgode vrouw heeft geschreven. Kort daarop komt het bericht, dat mevrouw Villemeur door een auto-ongeluk om het leven kwam. Kapitein Villemeur is verpletterd door deze slag, en Jean wordt gekweld door wroeging, tot hij verneemt, dat er geen sprake van zelfmoord is geweest.
Het kost hem dan echter grote moeite, zijn vader te verhinderen, zich het leven te benemen. Het schip loopt later ernstige averij op, en door op het zinkende vaartuig te blijven, in plaats van de leiding te nemen bij het reddingswerk (wat in dit geval zeer gewenst is), tracht Villemeur toch zijn voornemen ten uitvoer te brengen. Op het laatste moment ontdekt Jean hem, en brengt hem met een schok tot zichzelf terug, door hem de waarheid omtrent het leven van Hélène, die haar man voortdurend bedroog, te onthullen. Villemeur scheept zich dan in met Jean, om het leven in te gaan, beladen met dit vreselijke weten, doch weer open staande voor wat hem gebleven is: zijn zoon, die uit liefde tot hem zijn harde zeemansbestaan heeft willen delen.
Behalve door het boeiende gegeven, is dit boek belangwekkend door de tekening van het naar het schijnt zelfdoorleefde harde bestaan der IJslandvaarders. Verder eveneens door de kennelijk ook uit eigen aanschouwing gegeven beschrijving van de IJslandse kust, Reykjavik, de Westmann-eilanden, enz.
Onwillekeurig denken we aan Pierre Loti's beroemde, elegische boek: ‘Pêcheur d'Islande’. Het verschil in sfeer is wel zeer frappant: in Vercels boek vindt men harde realiteit, en nuchtere, zij het ook liefdevolle, karaktertekening. Bij Loti ziet men nevelige landschappen en zeegezichten, poëtische vage, gestalten, weemoedige romantiek als in het werk van
| |
| |
Châteaubriand. Beide romans hebben echter tenslotte hetzelfde thema: ‘l'Amour et la Mort’, (die immers altijd la ‘matière de Bretagne’ hebben bezield!), doch Vercels boek wijst (in misschien wat ongecompliceerde rechtlijnigheid) in zijn conclusie duidelijk en energiek naar het leven. Op de achtergrond kan men misschien nog, op uiterst bescheiden manier, een heenwijzing vinden naar Katholiek Christendom, voornamelijk in de beschrijving van het bezoek, dat Jean met zijn vader brengt aan de kathedraal van Reykjavik.
Het boek is eenvoudig, maar goed uitgevoerd. De omslagtekening van v.d. Walle doet m.i. wat ‘Dorus-Rijkers-fonds’-achtig aan, maar misschien trekt dat wel lezers. Ik had aan een rustiger band de voorkeur gegeven.
Anna M.
| |
Julien Green -
Adrienne Mesurat
Amsterdam-Antwerpen, Uitgeverij ‘Contact’.
In de serie ‘Moderne meesterwerken’ verscheen bovengenoemde vertaling van één van Julien Green's beste romans, die alle kwaliteiten bezit van de klassieke Franse romankunst. Men vindt hier nl. een zeer sobere handeling, bijna uitsluitend van psychologische aard, een klein aantal personages, een suggestieve achtergrond.
Evenals de meeste van Mauriac's werken, speelt Adrienne Mesurat in de provincie, en is het een verhaal van hartstocht, die zich te pletter loopt tegen een muur van sleur, conventie, familie-tyrannie en harteloosheid.
Zoals ik reeds eerder in een boekbespreking vermeldde, heeft Mauriac, juist met betrekking tot ‘Adrienne Mesurat’ gezegd, dat men wel de hitte en de woestijn mag beschrijven, op voorwaarde, dat men aanduidt, dat 't ergens anders toch geregend heeft. Als in een koortsdroom vindt men inderdaad in de verzengende atmosfeer van deze roman geen plekje, waar koelte is, tenzij misschien in enkele gedachtenflitsen van de tragische, jonge heldin, b.v. waar zij zich het schoolversje herinnert over de ‘hemel, vol van sterrenpracht’. Wellicht ook in wat haar irrationele, vergeefse liefde voor de veel oudere dokter Maurecourt aan jeugdig élan, moed en opofferingsgezindheid inhield. In dit opzicht is dit verschrikkelijk verhaal zelfs ‘troostrijker’ dan andere romans van Julien Green, b.v. Mont-Cinère, Léviathan, Moïra. Hoe scherp en fel wordt echter hier de werking van de ‘machine infernale’ (om met Cocteau te spreken), die dit arme mensenkind ten ondergang moet brengen, uiteengezet: deze samenloop van de meest ongunstige omstandigheden, in combinatie met de domheid, gewetenloosheid en wreedheid der mensen uit haar omgeving, en het wanbegrip of de onmacht, op het laatste, beslissende moment zelfs door de nobele dokter Maurecourt getoond. (Overigens is de figuur van Maurecourt misschien één der meest geslaagde voorbeelden van ‘het voorwerp ener grote liefde’ uit de wereldliteratuur, al treedt hij pas tegen 't eind van de roman in levenden lijve voor 't voetlicht. Vermocht zelfs Racine immers meestal niet beter de ‘minnende’ uit te beelden, dan degene, die bemind wordt?)
Adrienne Mesurat eindigt in waanzin, en haar verstandsverbijstering is het laatste beeld, dat de auteur ons laat zien, alvorens zijn boek te beeindigen. De lezing van deze roman doet echter bijna onwillekeurig de kreet om ‘uitkomst’ in ons oprijzen, om regen na deze laaiende hitte. Het verwondert ons dan ook niet, dat de auteur in dit geestelijk klimaat niet heeft kunnen blijven, waarvan zijn latere overgang tot het Katholicisme getuigenis aflegt.
Het oeuvre van deze grote romancier kan ons, evenals dat van Mauriac, nader brengen tot de ‘misère de l'homme sans Dieu’, terwijl het tevens, zoals hierboven reeds is aangegeven, de traditie van de klassieke Franse roman,
| |
| |
vanaf de 17e eeuwse ingetogen ‘Princesse de Clèves’ tot het meer geladen werk van hedendaagse auteurs op glorieuze wijze voortzet.
Het boek is op verzorgde manier uitgegeven. De omslagtekening van Bantzinger, op zichzelf mooi, geeft echter door de gebezigde kleuren op het eerste gezicht aan het boek het voorkomen van een bakvisroman, wat in dit geval nogal misplaatst is! De vertaling van H. Foeken is vrij goed, al mist de stijl m.i. hier en daar enige ‘tenue’.
Anna M.
| |
D.H. Lawrence
De Laatste Lach
Vert. H.J. Scheepmaker.
Charles Morgan
Sparkenbroke
Vert. H. en M. Foeken.
Amsterdam-Antwerpen - Uitgeverij Contact.
Onder de verzameltitel ‘Moderne Meesterwerken’ geeft de Uitg. Contact een serie buitenlandse werken uit, die, goed vertaald en behoorlijk verzorgd, gebonden voor een verrassend lage prijs worden aangeboden. Schrijvers als Morgan, Lawrence, Conrad, Graham Greene, Julien Green, Thomas Mann, André Gide, Unamuno worden op deze sympathieke wijze onder een breed publiek gebracht.
Onder deze groten zou ik Lawrence niet hebben gemist, als men hem had vergeten. Ik heb nooit van deze auteur gehouden en, na al de pro's en contra's, die in mijn tijd over hem verschenen zijn, geloof ik, dat wij, nu wij wat afstand genomen hebben, hem beter kunnen waarderen dan zijn directe tijdgenoten. Mijn onverschilligheid t.o.v. D.H. Lawrence wordt niet zozeer veroorzaakt door de irritante manier, waarop hij te pas en te onpas sexuele problemen aansnijdt en ze op soms toch perverse wijze behandelt, dan wel, omdat hij niet kan schrijven. Dat is natuurlijk wel wat hinderlijk voor een auteur (en voor de lezer!), maar vooral ergert ons dit, wanneer zijn gegevens en ideeën soms verrassend zijn van originaliteit, en hij eenvoudig de vorm niet kan vinden, ze ons reëel te maken. Kàn hij niet schrijven? Maar hier en daar treffen ons, zowel in zijn roman als in deze korte verhalen, bladzijden van strakke en boeiende beschrijvingen van de natuur, van dramatische episoden (de dood van de hoofdpersoon in De Pruisische Officier, Engeland, mijn Engeland) en van situaties.
Hij kan het dus wel, maar door zijn haast, nonchalance en ook door zijn naïviteit mist hij vele kansen. Slordig en rammelend hotsen zijn verhalen voort. Sommige ervan (de Hobbelpaardrijder!) zouden zonder deze tekorten tot novellen van bijzondere kracht en ontroering kunnen zijn uitgegroeid. Hun inhoud trekt aan, hun vormgeving, hun vaak burgerlijk aandoende beschouwingen en beschrijvingen, stoten af. Een voorbeeld: In het verhaal ‘De Blinde’ komt de volgende passage voor: ‘Zij ging gebukt onder haar angst. Maar toen kreeg zij een brief van Bertie Reid’. Dit is geen schrijven meer, dit is kletsen. Ik begrijp niet, hoe iemand dergelijke zinnen zo klakkeloos en stijlloos op elkaar kan laten volgen. Ik zou het manco van Lawrence in 't kort als volgt willen samenvatten: hij heeft geen zelftucht.
Met Sparkenbroke beëindigt Charles Morgan zijn serie driehoeks-romans (Portrait in a mirror, The Fountain, Sparkenbroke) en vindt in dit boek zijn hoogtepunt. Het verhaal is niet belangrijk: Morgan ontleent zijn kracht (en zijn roem) aan de uitwerking van simpele gegevens en een strenge, prachtige compositie. Zijn enkele figuren léven. Hun gedachtenwereld wordt ons vertrouwd. Hun subtiele geestesleven wordt ons klaar verwoord, wordt ons reëel, hoewel het plan, waarop deze processen zich uitkristalliseren, vaak een haast irreëel niveau bereikt. Dit is echter nooit
| |
| |
hinderlijk of gewrongen bij Sparkenbroke, integendeel, hier wordt het zeldzame huwelijk van proza en dichtwerk gesloten: de droom, het verscholene en ongrijpbare van poëzie wordt hier in zuiver en duidelijk, in tastbaar proza gezegd; hierdoor stijgt Morgan meermalen in dit boek tot hoogten van sublieme dramatiek.
Morgan is een dichter, die een uitnemende roman kan schrijven. Hij heeft grandeur en de subtiele verbeelding van de dichter. Hij heeft de zakelijkheid en de methodische bouw, de climaxvorming van de prozaïst. Hij is een begenadigd schrijver.
Zijn onderwerpen in dit boek, zijn thema's, zijn: liefde, dood, kunst. Om ons bij het laatste te bepalen: bij mijn weten bestaat er geen roman, die zo indringend het leven van een geniaal dichter-schrijver uitbeeldt, waarin zijn dagelijkse bedoening en zijn scheppend kunnen zo dooreen verweven, zo logisch verlopend, zijn beschreven. Vergelijkt u dit boek met Mereskowski's Leonardo da Vinci, dan is het laatste de uiterlijke beschrijving van da Vinci's levensloop en scheppingen; we zien het wat, niet het hoe, we zien het van buiten-af, niet van binnen-uit. Hier lezen, zien we de aanloop, de inspiratie, het plotseling ontstaan van enkele van Sparkenbroke's gedichten: de langzame groei, de door gedachten, sentimenten en entourage opgevoerde en gevoede energie-ophoping, en de plotselinge ontlading in een gedicht. Dit is wel een zeer bijzondere eigenschap van dit boek. De uitwerking van het gegeven, het driehoeksdrama, is van ontroerende kracht en van grootse tragiek. Het is een rijp, nobel boek, een menselijk boek.
Maar waar deze zo belangrijke levensvragen als sexe, liefde, dood, zo indringend, zuiver en eerlijk behandeld worden, daar zien wij ook wel met bijzondere helderheid, dat niet alleen voor alledags-problemen, maar ook en juist voor deze vragen maar één allesomvattend en uiteindelijk antwoord is, een oplossing, die in zijn wijdheid èn de dichter, èn de prozaïst, zowel de geleerde als de philosoof bevredigen kan en zal.
Hiertoe is Morgan niet gekomen. Hij voer op eigen kompas. Misschien was hij er dicht bij?
N.H.M.
| |
Lion Feuchtwanger
Het Heilige Vuur
Amsterdam 1952 - N.V.E.M.
Querido's Uitgeversmij.
Een roman over Goya en zijn tijd van niemand minder dan Lion Feuchtwanger wekt verwachtingen; niet alleen omdat de schrijver in vorige boeken blijk heeft gegeven van een uitzonderlijk formaat te zijn, maar bovenal, omdat het leven van één van de grootste kunstenaars, die Europa ooit heeft voortgebracht, zó rijk aan ervaringen is geweest, dat een nuchtere opsomming daarvan alleen reeds in staat is om onze aandacht gevangen te houden.
Feuchtwanger heeft in een breed opgezette historische roman de mens Goya in het middelpunt geplaatst: een kunstenaar van boerenafkomst - een afkomst, die hij niet verloochende -; met een bruisend zinnenleven, maar tevens begaafd met een geniaal talent, waarmede hij reeds tijdens zijn leven de grootste roem verworven heeft. Goya, op het hoogtepunt van die roem getroffen door een ongeneeslijke doofheid, waardoor hij zich van de buitenwereld voelde afgesloten, heeft echter de kracht gevonden zich in zijn werk te verdiepen en kunstwerken voort te brengen, waarop men nimmer uitgekeken raakt.
Deze hartstochtelijke mens, deze begenadigde kunstenaar leefde temidden van een wereld zó vol schrijnende tegenstellingen en in een tijd zó woelig als er wel zelden geweest is. Immers het was de tijd van de Franse revolutie, de onafhankelijkheidsverklaring van Amerika, het door oorlogen verscheurde Italië en het in kleine vorstendommen verdeelde Duitsland.
| |
| |
Denk daarbij in zijn eigen vaderland aan de haast Middeleeuwse toestanden: een almachtig hof, waar een onbenullige vorst geregeerd werd door een wulpse Koningin, een van de straat geraapte deerne, die haar onwettige kinderen, verwekt door de ministerpresident Godoy, te midden van haar gezin liet schilderen door de hof-schilder Goya; een land, geknecht door een alle verhoudingen verpestende inquisitie, bevolkt door dweepzieke sekten en door een perverse, schatrijke adel naast in diepe armoede levende paupers. Is het wonder dat een zo groot kunstenaar werken geschapen heeft, waarvan één van de personen uit deze roman zegt: ‘U weet ons zó de hel te tonen, dat het is alsof u daar geweest bent, en ik duizel, als ik naar dit alles kijk’.
Feuchtwanger heeft ons deze wereld beschreven met zoveel verbluffende feitenkennis en gloed, dat wij de twee delen in één adem uitlezen, al wordt ons daarbij ook de ‘duizel’ niet bespaard. Het is slechts een periode van Goya's leven, die de schrijver hier behandelt, maar het is een rijk en uitermate boeiend stuk cultuurgeschiedenis dat ons hier geboden wordt.
Een enkele opmerking over de vertaling. Het slot van ieder hoofdstuk eindigt in het oorspronkelijk met enkele regels in dichtmaat. In de vertaling is getracht dit te behouden, met tot gevolg, dat er regels als deze uit de bus komen:
Lachend zijn gezicht, wuifde
Hetgeen m.i. ontsiert.
J.C.S.
| |
Arthur - Heinz Lehmann
Het paardendorp.
Roman van een jaar.
Den Haag - H.P. Leopold.
‘Mijn kapelaan heeft niet helemaal ongelijk als hij de gemeente als een kudde wilde paarden beschouwt’. Aldus de pastoor van het Oostenrijkse bergdorp Wöllrain, waar de paardenfokkerij de liefhebberij van heel de bevolking is en de hartstocht van de smid Kamberger en zijn vrienden, de Zeven Paardengekken. De schrijver Lehmann moet iemand zijn, die de geestdrift voor het edele dier met het paardendorp deelt; hij blijkt in staat iets daarvan op zijn lezers over te brengen en de uitgever komt hem daarbij nog te hulp met een aantal prachtige foto's van Lippizaner en Haflinger hengsten en merries en veulens.
In een jaar speelt de roman van de paardenfokkerij zich af en in dat jaar passeert er eveneens een en ander tussen de mensen; soms gaat het ook bij hen bij de wilde paarden af. Intussen heeft de kapelaan toch ook niet helemaal gelijk als hij zijn gemeente met een kudde wilde paarden vergelijkt; de wilde paarden gaan zich niet aan drankmisbruik te buiten. Met de doop van twee babies en de zegening van twee veulens eindigt deze met vaart en humor geschreven paardendorpskroniek. En met twee van die vier geboorten, die van het jonge muildier en van de ondergeschoven boerenzoon, is het op onregelmatige wijze toegegaan....
J.M.Vr.
| |
K. v.d. Geest
Vogels in de nacht
Den Haag - H.P. Leopold N.V.
Er huist onder ons vaak niet weinig critiek op de houding van sommige jongeren, die tot aan de grens van het nihilisme zijn afgezakt en die lachen om de wederopbouw van vooroorlogse waarden. En deze critiek is terecht.
Maar wie nu een boek leest als dit, die moet toegeven, dat er alle reden bestaat om aan sommige van die waarden, die van zoveel belang worden geacht, te gaan twijfelen. Want wat blijft er van over als het gaat nijpen, als het om leven of dood gaat? Welke waarden bezitten nog genoeg inhoud om ernstig genomen te worden en strijdend verdedigd te worden als dit nodig mocht zijn? En - groeien er
| |
| |
geen andere en vaak betere waarden op het puin van wat wij eerst zo belangrijk achtten?
Tien mensen, uit verschillende landen, uit geheel verschillend milieu, met verschillende levensopvattingen, zijn in een gevangeniscel van de Ostfriesenkazerne te Willemshaven bijeengebracht. Op de een of andere manier zijn ze de Gestapo in handen gevallen; er zijn verzetsstrijders bij, profiteurs van de ellende van een ander en mensen die van hun werk in Duitsland zijn weggelopen; een professor, een kantoorbediende, maar ook boeren en boerenarbeiders. De hele burgermaatschappij is wel zo ongeveer vertegenwoordigd en de militaire krijgt gestalte in het bewakingspersoneel.
Honger, slaag, vervuiling en wanhoop is nu hun deel, alles wat in de vrije maatschappij waarde had en levensnoodzakelijk heette, ontvalt hen, is weg - op realistische wijze en literair knap beschrijft K. v.d. Geest toestanden die elke voorstelling van zaken tarten. De hel, waarin zij terecht gekomen zijn, maakt andere mensen van hen. En nu kan men wel zeggen, dat hun wereld heel klein werd en erg beperkt, doch op de brokken van hun kapotte leven groeit toch iets dat voor de komende c.q. herstellende wereld van groot belang is en enorme waarden in zich heeft. Er ontstaat onder de mannen van cel tien een hechte gemeenschap: zó, dat ze slaag voor elkaar opknappen; zó, dat ze voor elkaar zouden willen sterven; zó, dat ze hun leven op het spel zetten voor Russen in een andere cel, die in een zevenvoudig hetere hel verkeren dan zij.
Voor mijn besef is dit boek geen roman maar naakte werkelijkheid. Dit blijkt ook al uit de opdracht, die gegeven is voor Paul Beek, aan Karl, aan Jopie en de anderen, die daar met mij waren.
En nu. Het is sterk de vraag, of wij de waarden hier gewonnen op een puin van een vooroorlogse wereld, wel hebben aangewend bij de wederopbouw van het naoorlogse maatschappelijk leven. Hebben wij die wederopbouw ernstig genomen? En nu bedoel ik niet in de laatste plaats het herstel van de christelijke waarden... En het naar vermogen beschermen van die waarden.
Hebben we niet een al te gemakkelijke houding aangenomen tegenover de beestachtigheden uit de bezettingstijd - hebben we alles ten koste gelegd en al onze krachten gegeven, dat dit nooit meer zal terugkeren, voorzover dit in ons vermogen ligt?
Een boek als dit vraagt om een antwoord. Als we lezen b.v. onder welke omstandigheden deze kapotgeslagen, ondervoede en verwaarloosde mensen toch nog dagelijks en op Zondag het zwaarste werk verrichtten... dan moesten wij, in zo goed als tegenovergestelde omstandigheden, toch minstens een sterke wal opwerpen tegen de machten, die levens noch waarden meer erkennen.
Er bestaat 'n Fries spreekwoord, dat zegt: ‘De protters sjonge it-en de mosken hawwe der de bek fôl fan’? (de spreeuwen zingen het-en de mussen hebben er de bek van vol) - dit zijn dan de ‘Vogels in de nacht’, die langs de celvensters vliegen en wereldkundig moeten maken wat zich op zulk een ontstellende wijze heeft afgespeeld en wat er aan nieuwe waarden mocht worden geboekt.
Het heeft mij bijzonder goed gedaan, dat er onder de mannen van cel tien een christen was, die leefde om met de daad te bewijzen: In de grootste smarten-Blijven onze harten- In de Heer gerust.
G.M.
| |
Barnaby Conrad
Matador
Vertaald uit het Spaans door D. v.d. Linden.
Amsterdam, Brussel - Elsevier.
Een buitengewoon goed geschreven en vertaalde roman. De auteur heeft zich op een zeer knappe wijze ingeleefd in de gevoelens van een
| |
| |
stierenvechter, die voor de laatste maal de arena zal moeten betreden. Pacote wordt verteerd door angst; de angst vervolgt hem heel de dag, waarop hij zijn laatste gevecht zal moeten leveren, de dag, die ook de laatste van zijn leven wordt.
De schrijver heeft zich bepaald tot die ene dag. Alle kleine en belangrijke gebeurtenissen van die laatste uren geeft hij reliëf. En het geheel van kleine en grote dingen wist hij tot een tenslotte haast adembenemend geheel samen te voegen. Het hoogtepunt is het sterven van Pacote, slachtoffer niet in de eerste plaats van de monsterachtige stier Pocapena, maar meer nog van het wrede publiek, dat meer, altijd maar meer eist voor de bevrediging van zijn sensatiezucht. Het stierengevecht neemt dus in dit boek een belangrijke plaats in. Het is beschreven met een knapheid, die van een gedetailleerde, technische kennis van zaken getuigt. Maar het is toch niet het hoofdthema van dit boek. Veel groter is de waarde van de weergave van het psychologisch verschijnsel angst. De angst van de matador is op werkelijk meesterlijke wijze beschreven. De vergelijking met Hemingway, ook al kan deze vergelijking misschien niet geheel worden doorstaan, is meteen in zekere zin ook een veroordeling.
Vergelijkt men deze roman met b.v. ‘The power and the glory’ van Graham Greene, dan springt meteen ook de armoede van het boek in het oog.
Barnaby Conrad bleef steken in Pacote, de grootste stierenvechter van zijn tijd. In het lot van Pacote, in de afloop van het gevecht, gaat het boek op. Hemingway grijpt daar bovenuit. In zijn latere boeken neigt hij tot een werkelijk groots altruïsme. Maar Greene stoot tot in het diepst van de menselijke ziel, wanneer hij niet slechts de angst voor de dood, maar daarachter de angst voor het oordeel beschrijft. Tot deze hoogte heeft B.C. zich niet durven opwerken. Daarom nogmaals: een zeer knap geschreven boek, dat zeker de moeite van het vertalen, dus ook van het lezen waard is. Maar ook een roman die, omdat vergelijkingen met Hemingway en Greene zich bijna onweerstaanbaar opdringen, toch een gevoel van onbevredigdheid achterlaat.
J.E.N.
| |
Kaj Munk
Liefde, een spel in zes bedrijven
Nederlands van Johan Winlker.
Den Haag '53 - D.A. Daamen N.V.
Dat Kaj Munk geboren toneelschrijver was, bewijst ook zijn drama ‘Liefde’. Men leest dit stuk geboeid en als het gespeeld wordt zal het ongetwijfeld van een meeslepende kracht zijn.
Het oude thema van algemene mensenliefde in een liefdeloze wereld, de wil en kracht anderen van hun kilheid te verlossen en in gloed te zetten, vormt het grondpatroon.
Binnen dit raam spelen andere motieven: liefde tussen man en vrouw, die tegen morele grenzen stoot. En de vraag of liefde zonder geloof mogelijk is en of de mens, die liefde predikt niet altijd oproepen moet tot geloof. Hoe moet dit dan, wanneer hij-zelf niet geloven kan?
Hier ligt een problematiek, die menselijk-scherp gesteld wordt, maar in z'n behandeling voor mijn besef wel heel ver afraakt van de klare eenvoud van de Bijbel.
In de dialoog tussen de predikant en Christus zegt de laatste: ‘of gij in mij geloofde of niet, laat maar, laat maar, het doet er niet toe, ik geloof in jou’. 't Is mogelijk het eerste deel van deze zin te lezen in verband met de aanvechtbaarheid van elke menselijke geloofsuiting en geloofsbeleving. Maar ‘ik geloof in jou’ staat buiten de gedachtenwereld van het Evangelie.
S.J.P.
| |
Kaj Munk
De Heren Rechters
Nederlands van Johan Winkler
Den Haag '53 - D.A. Daamen N.V.
In deze eenacter tekent Kaj Munk de
| |
| |
mensen, die Jezus hebben veroordeeld, omdat ze eenvoudig voor de keus stonden zichzelf op te geven òf Hem te verwerpen. Ze kiezen het laatste, maar komen toch niet van Hem los.
Zo zegt Kajafas: ‘Hij stond daar zo alleen; ik heb nooit iemand ergens zó alleen zien staan; ik heb ook nooit geloofd, dat iemand zó alleen kon zijn. Het was alsof alle filosofieën, alle juridische wetten, alle politieke stelsels en dan bovendien nog alle mensenzielen hier op aarde aan de ene kant stonden en hij helemaal alleen aan de andere kant - en hij had gelijk’.
In zijn inleiding zegt Johan Winkler, dat we dit stuk moeten lezen tegen de achtergrond van het Deense verzet tegen Duitsland en alles wat daarom heen is aan menselijke zwakheid.
Ik denk, dat dergelijke paralellen niet ter zake doen.
S.J.P.
| |
Erik West
Gemartelde grond.
Zierikzee - P. Ochtman & Zoon
Novelle naar aanleiding van de ramp van 1 Februari 1953, is de ondertitel van dit kleine boekje. Zowel in als buiten het rampgebied kan men goed een half jaar na de ramp dankbaar zijn voor de verschijning van een geschriftje, dat zonder literaire pretenties te hebben de indrukken vastlegt van de bij de ramp betrokken bevolking. Een aantal foto's verhoogt de documentaire waarde.
J.M. Vr.
| |
C. Baardman.
In de greep van de waterwolf
Den Haag - J.N. Voorhoeve.
Ook deze roman heeft in de eerste plaats de bedoeling indrukken van de ramp, die over ons volk gekomen is, weer te geven en vast te leggen, en verdient daarom meer dan literaire belangstelling. Baardman is een schrijver, die de belevenissen rondom de eerste Februari weet te componeren tot een boeiend verhaal en die dat verhaal vlot en meeslepend vertellen kan. Het procédé, dat hij daarvoor toepast, is de invoering van een Franse tandarts, concentratiekampkameraad van een Zeeuwse opzichter van de waterstaat. Tijdens een zomervacantiebezoek heeft Pierre Dubois kennis gemaakt met de zuster van Karel de Groot; de verloving is op 28 Januari gesteld. Zo maakt de Fransman de overstromingsramp met de Zeeuwse eilandbevolking mee. Het feit, dat zijn hoofdpersoon een vreemdeling is, geeft Baardman de kans afstand te nemen tegenover de door de ramp getroffen bevolking, waar hij wel wat al te overvloedig gebruik van heeft gemaakt: Dubois' analyses van en bewondering voor ‘dit volk’ worden op den duur door de lezer als hinderlijk aangevoeld. Als de schrijver zich hier had weten tq beperken zou hij in zijn opzet: eerbied te wekken voor de strijd tegen het water, nóg beter zijn geslaagd.
J.M. Vr.
|
|