Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 8 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 8
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.28 MB)

Scans (93.16 MB)

ebook (4.60 MB)

XML (3.99 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 8

(1908)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 459]
[p. 459]

Buitenland

Onze moeilijkheden met Venezuela dienen wel in de eerste plaats onze aandacht te trekken maar het is zeer moeilijk te zeggen, wat daaruit nog zou kunnen voortkomen. Dat, evenals vóór jaren Guzman Blanco, ook thans president Castro op onverantwoordelijke wijze speelt met de belangen der vreemde natiën, waaronder ook Nederland, en zijne brutale, om niet te zeggen brute dictatorsmanieren ook bij het internationaal verkeer toepast, is geen wonder. En dat Nederland niet door hem wordt gevreesd, waar hij vroeger met succes Engeland en Duitschland trotseerde, behoeft evenmin verbazing te wekken; zelfs de Vereenigde Staten boezemen hem tot op zekere hoogte weinig vrees in, al hoopt hij misschien op hunnen moreelen steun, als hij de vreemdelingen trotseert. Ongelukkig voor hem vindt hij ook daar weinig sympathie. Zou hij het dan tot een oorlog laten komen en de ongetwijfeld van onze zijde aangewende pogingen om de verschillen aan arbitrage te onderwerpen afwijzen? Bij dezen gewezen herder van Indiaanschen oorsprong, dezen willekeurigen heerscher in zijn zoogenaamde federatieve republiek is alles mogelijk - ook daarom was het zeker niet bijzonder voorzichtig van onzen intusschen blijkbaar en terecht om allerlei redenen zeer ontstemden vertegenwoordiger zich openlijk zoo uit te laten over het gouvernement, waarbij hij geaccrediteerd was, als hij in zijn brief aan ‘Hou en Trou’ heeft gedaan. Dit schrijven heeft inderdaad veel van een groven misslag, die wijst op het groote gevaar van het belasten van consulaire ambtenaren met diplomatieke werkzaamheid, waarvoor zij geen opleiding genoten en die een geheel ander karakter moet dragen dan de bezigheden, waarvoor consuls eigenlijk bestemd zijn. Is dit werkelijk zoo - en de Venezolaansche heeren hebben er handig gebruik van gemaakt - dan is de Regeering in een moeilijken toestand, waaruit alleen groot beleid met eere kan redden. Met eere, want onze nationale waardigheid gedoogt niet, dat Venezuela Nederland en zijne koloniën behandelt als een minderwaardig element; maar aan de andere

[pagina 460]
[p. 460]

zijde onze nationale macht mag ook niet zonder meer worden gebruikt om de fout van een ambtenaar te bedekken. Moet het zijn, dan mogen onze schepen mans genoeg geacht worden om den geweldenaar aan den tand te voelen. Maar zou het veel helpen? Beschieting van de Venezolaansche havens met hare talrijke vreemdelingenbevolking zal hem minder hinderen dan een langdurige strenge blokkade van die havens, al worden ook daardoor de vreemdelingen misschien nog het meest getroffen; het binnenland is voor onze militaire macht feitelijk onbereikbaar.

Wat zal dat alles geven? Met vertrouwen moeten wij de zeker niet gemakkelijke oplossing aan de Regeering overlaten en het doet goed te zien, dat onze dagbladpers op eene enkele uitzondering na geen krijgsklaroenen blaast noch tegenover de eigen Regeering, die alleen in staat is de zaken te beoordeelen, noch tegenover den brutalen aanrander zelven. Gelukkig, dat onze zeemacht al dadelijk sterk genoeg schijnt om een mogelijk aanvalsplan op Curaçao, Bonaire of Aruba te verijdelen. Caveant consules..

Datzelfde mag ook gezegd worden van de jong-Turksche beweging, die altijd weder een terugslag op onze Mohammedaansche mede-onderdanen in Indië zou kunnen hebben. Al is die met zooveel beleid en goeden uitslag voorbereide beweging niet bepaald van godsdienstigen maar veeleer van staatkundigen aard en zal men spoedig een Turksch parlement zijn kunsten zien vertoonen op de slappe koord van het constitutionneele leven, met den Sultan (!) als oppersten leider der vertooning - tegen de vreemdelingen is zij zeker niet in de laatste plaats gericht. In zooverre is zij nationaal-Turksch en dat is altijd iets, waarop gelet dient te worden, ook ten opzichte van ons Indië, want nationaal-Turksch - dat is voor landen met Mohammedaansche bevolking altijd iets bedenkelijks, en de Oostersche kwestie in hare nieuwste curieuse phase is daarom ook voor ons allerminst zonder belang. Dat de invloed van Engeland in Turkije er met het succès dier beweging niet op verminderd is, springt in het oog en met spijtige belangstelling zien Duitschland, Rusland en Oostenrijk de nieuwe evolutie van de Balkan-potitiek aan. Het ziet er om en bij den Balkan hier en daar al heel zonderling uit. Men beschuldigt koning Peter van Servië en zijn veelbelovenden zoon van aardige Groot-Servische plannen; Montenegro voelt zich daartegenover verre van veilig; Macedonië ziet de zonderlingste verbroedering van bandieten en werkelijk of zoogenaamd rustige bewoners; Ferdinand van Bulgarije steekt den neus op om te letten op de windrichting; Rusland bemoeit zich

[pagina 461]
[p. 461]

oogenschijnlijk met niets, al zat het tot nog toe nooit stil op den Balkan .... Wat zal in de naaste toekomst uit dat alles voortkomen?

Dat vraagt men zich ook af ten opzichte van den algemeenen toestand in Europa. Is die in alle opzichten geruststellend? Chi lo sa? Wij leven blijkbaar op vulkanen en telkens doen zich onrustbarende rommelingen hooren, afgewisseld door het liefelijk geluid van vorstenkussen op Cronberg, in Reval, in Stockholm. Al doet de Duitsche zoowel als de Fransche en Engelsche pers nu en dan leelijk en kijkt men te Parijs wantrouwend oostwaarts, oogenblikkelijk gevaar is er blijkbaar niet maar het is een veeg teeken, dat niemand heel gerust is op den wereldvrede.

Ook in Zuid-Afrika is men dat niet. Men werkt in stilte voort aan de voorbereiding eener nauwe aansluiting tusschen de verschillende thans Engelsche koloniën, het ideaal van Rhodes, dat nu werkelijk iets naderbij schijnt te komen, al is het niet volkomen in den zin, waarin hij het wenschte.... Ja, het zal zijn ‘under the British flag’ - dat heeft de oorlog beslist - maar de Hollandsch-Afrikaansche invloed zal oppermachtig kunnen zijn in de federatie. Het blijkt echter steeds duidelijker, dat van Nederlandschen invloed geen sprake kan zijn. En dat was ook te verwachten en is zelfs te billijken. Afrika voor de Afrikaners! De discussie over het al of niet invoeren van Nederlandsche onderwijzers is voor ons, Nederlanders, soms pijnlijk om aan te hooren maar zij bewijst voor de zooveelste maal, dat zij, die van onze houding in den oorlog een algeheelen omslag hoopten in de bekende ongunstige stemming der Boeren in het algemeen ten opzichte der Nederlanders, verkeerd hebben gezien. Dankbaar mogen zij tot op zekere hoogte zijn maar van Nederlanders willen zij ten slotte evenmin geringeloord worden als van Britten. En dat is hun niet kwalijk te nemen! Van onzen kant moeten wij hopen, dat de federatie zal slagen, want daardoor alleen kan Zuid-Afrika zich ontwikkelen in al zijn kracht en voortsturen in de richting der volkomen onafhankelijkheid, waartoe het ten slotte zal moeten komen

De netelige vraag van het al of niet wenschelijke van den invoer van Nederlandsche onderwijzers en werkkrachten heeft in den laatsten tijd hevige discussie veroorzaakt. Men klaagt in Afrika nog altijd over de parmantigheid dier onderwijzers, die, trotsch op hunne kennis, met eenige minachting neerzien op de onontwikkelde Boeren, die zij de Europeesche beschaving deelachtig willen maken; men klaagt er over de ‘ongodsdienstigheid’ der

[pagina 462]
[p. 462]

Hollanders, die zich in verouderde vormen van het Zuid-Afrikaansche kerkelijke leven niet altijd thuis gevoelen. Laat ons van onze zijde voorzichtig zijn en ons niet al te veel opdringen. Laat ons vooral bedenken, dat Zuid-Afrika zichzelf wil blijven en hoogst gevoelig is zelfs voor den schijn van een door ons begeerde voogdij: dat tenslotte misschien een in hoofdzaak Nederlandsch Zuid-Afrika uit den grooten smeltkroes te voorschijn zal komen maar dat die nieuwe staat tegenover Nederland zelf volkomen vrij zal willen blijven en niet al te veel herinnerd moet worden aan bewezen weldaden, waaraan - laat het ons ruiterlijk erkennen - dikwijls zekere zelfzuchtige doeleinden niet volkomen vreemd geweest zijn. Als de verhouding tusschen Nederland en den nieuwen staat ongeveer zal zijn die tusschen de Vereenigde Staten en Engeland, mogen wij van geluk spreken; dan zal in Zuid-Afrika geschieden wat in Noord-Amerika door het verlies van Nieuw-Nederland in de 17de eeuw ten eenenmale verijdeld is. Laat ons hopen, dat die nieuwe natie onze taal, zij het in gewijzigden vorm, als voertuig harer beschaving zal behouden: dan is ook voor onzen stam reeds veel gewonnen, meer dan men soms meent te mogen verwachten.

In Frankrijk heeft de Kamer met 150 stemmen meerderheid de door den minister voorgestelde couponbelasting aangenomen. Afgezien nog dat in 't algemeen een belasting van de staatsschuld een vermomde vorm van gedeeltelijk staatsbankroet is, zoo was hier nog bepaalde trouwbreuk, daar bij de uitgifte dezer obligaties uitdrukkelijk gewaarborgd was, dat zij onbelast zouden blijven. Geen sofismen - als b.v. dat de tegenwoordige regeering een andere is dan die welke de belofte deed (alsof er in den Staat geen continuïteit van verplichtingen bestond) - kunnen deze schending van recht goedpraten. Alleen toonde de Kamer zich eenigszins begaan met de kleine renteniers, die van de belasting vrijgesteld worden - stellig minder om met billijkheid of welvaart te rekenen dan om een groot aantal kiezers te sparen. Waren de groote fortuinen het talrijkst, dan zouden deze onbelast blijven: zoo smaalt, niet zonder reden, de ‘Revue des Deux Mondes’. Het bederf der politieke zeden is ook weer gebleken uit de processen tegen het sensatieblad le Matin, die nog niet geheel zijn beslist - maar waarin aanvankelijk de courant veroordeeld is.

In den Senaat is de discussie over de naasting der Wester-spoor geopend met een krachtig pleidooi van Waddington, die aantoonde, hoe onzuiver de financieële berekeningen van het ministerie in dezen zijn en hoe verderfelijk de maatregel zou zijn voor de

[pagina 463]
[p. 463]

staatsfinanciën. Een rede van den oud-minister Rouvier met dezelfde strekking heeft grooten indruk gemaakt. Toch is de maatregel, zij 't dan ook met de kleinst mogelijke meerderheid en met zekere clausulen van uitstel aangenomen. Ook hier is weer een der misbruiken van 't parlementarisme snijdend scherp uitgekomen: dat nml. een wet, die volgens 't oordeel der meerderheid heilloos is voor 't Vaderland, toch wordt aangenomen onder dwang van een kabinet, dat de quaestie van vertrouwen stelt, en men dus de algemeene belangen achterstelt bij partijberekeningen en intrigues. In elk geval is het ministerie staande gebleven - al voorspelt men zijn val in 't najaar - en de naasting is ‘in beginsel’ aangenomen, maar de uitvoering toch op de lange baan geschoven.

In deze beide opzichten: de rentebelasting en de naasting der Westerspoor, is 't ministerie op den weg der radicale, afbrekende politiek. En - merkwaardige samenloop - het zijn voor een deel conservatieve (liberale, progressistische) stemmen, die het steunen uit vrees voor erger: terugkeer van het ‘bloc’ systeem van Combes. Trouwens, Clemenceau doet soms de taal hooren van een minister, die de orde handhaaft; zoo toen een oproer bij een staking een paar slachtoffers had geëischt. Clemenceau heeft uitdrukkelijk verklaard tegen, niet vóór de barricaden te strijden: maar zijn minister van arbeid blijft Viviani heeten - en deze moet wel de Confédération générale du Travail niet te zeer tegen zich innemen. Ook hij en de zijnen ondervinden thans de overal op te merken waarheid, dat een minister van achter de groene tafel de zaken geheel anders beziet dan een lid der oppositie, zelfs al staat hij vlak vóór die veel begeerde tafel; men behoeft ten deze geen twijfel te koesteren aan de oprechtheid zijner meeningen, als men hem precies het tegenovergestelde ziet doen van wat hij vroeger gezegd of zelfs beloofd heeft.

Dat moet overigens erkend worden: dit ministerie heeft geen vaste politiek gevonden maar alleen zich staande gehouden, terwijl men zijn val tegen 't begin der volgende zitting voorspelt. Wie kan echter met onberekenbare factoren rekenen? Zeker is, dat het Fransche parlementarisme aan alle landen het afschrikkend voorbeeld geeft van politiek, die uitsluitend in 't belang der partijen en personen gevoerd wordt zonder in de eerste plaats rekening te houden met het landsbelang. Het is voor niemand een geheim, dat de wet op de naasting van de Westerspoor en de nog altijd hangende op de inkomstenbelasting bij geheime stemming met groote meerderheid zouden verworpen zijn of worden; maar men stemt onder

[pagina 464]
[p. 464]

de vrees voor de publieke opinie, de comités en de courantiers - die alwijze voorlichters der publieke opinie, die brave onbaatzuchtige dagbladschrijvers! Daarbij zijn er in het Fransche parlement allerwonderlijkste manieren om voor afwezigen te stemmen, om stemmingen bij een nieuwe ‘pointage’ te wijzigen; zeden, welker toepassing onlangs in den Senaat het ministerie nog op de been heeft gehouden. In den parlementairen rusttijd gaan echter de grèves haar gang en de C.G.T. blijft algemeene werkstaking (als krachtproef en generale repetitie van 24 uren) en oproer prediken. Totnogtoe zonder succes; en het ministerie heeft gelukkig den moed gehad de belhamels der opruiing gevangen te zetten.

Intusschen reist president Fallières in de Noordsche wateren en bezoekt de Scandinavische havens en den Tsaar. Alles verloopt naar een protocol van uitbundige hartelijkheid, maar het kan niemand ontgaan, dat wij vèr zijn van de dagen, waarop het Fransche volk met dolle vreugde het woord ‘Alliance’ opzoog, dat Felix Faure van de boorden der Newa bracht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken