Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 9 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 9
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.66 MB)

Scans (90.68 MB)

ebook (4.64 MB)

XML (4.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 9

(1909)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 122]
[p. 122]

Buitenland.

De zaken van het Oosten dreigen dan ten slotte nog met oorlog. Het ondeugende Servië, met Montenegro op den achtergrond, dreigt roet in het Europeesche etensmaal te werpen, ongehoorzaam als het is aan...of wel aangezet als het wordt door Rusland, dat met onrust den wassenden invloed der Donau-monachie op het Balkanschiereiland gadesloeg. Alweder een fraai schouvspel van diplomatieke kunst, als dat laatste zoo is. Maar de partijen zijn aan elkander gewaagd! Aehrenthal schijnt al weder slinmer dan Iswolski en de even ervaren Oostenrijksche diplomatie schijnt ditmaal de Russische te verschalken. Misschien hooren wij er eenmaal nog eens het rechte van en dan zal de studie van deze dingen voor den onderzoeker der mate van menschelijke slimheid zeker niet zonder belang zijn. Maar hoe zal dit spelletje nog afloopen?!

Uit belangstelling zal die onderzoeker dan ook kennis hebben te nemen van de meesterlijke zetten op het diplomatieke schaakbord afgespeeld tusschen de beide hoofdpartijen, Oostenrijk en Rusland, met het oog de op Turksche toestanden zelf. Ruslandheeft een geniaal middel gevonden om Bulgarije - dat dreigde zich geheel aan Oostenrijk toe te vertrouwen, nu dit het eenmaal de algeheele onafhankelijkheid had bezorgd - toch nog voor altijd aan zch te verplichten. Het heeft een deel van de toch altijd hoog in de lucht zwevende oorlogsschatting, die Turkije nog steeds in gebreke bleef af te betalen, genereuselijk opgeofferd om daarmede Bulgarije te helpen de geldgrage Turken tevreden te stellen. En de Turk streek met de meeste gelijkmoedigheid de Oostenrijksche en Bulgaarsche betalingen op, hopend er een bodem voor te vindenin het vat der Danaïden, dat men de Turksche schatkist pleegt te nemen. Zoodra het zaakje heel en al klaar was en het Oostenrijksch-Turksche protocol geteekend, hield ook de kunstmatig aangezette boycot van Oostenrijksche waren in de Turksche havens op. Wie heeft die aangezet? Chi lo sà? Zou Rusland, zou de brave Turk zelf... booze vermoedens rijzen, maar de Turksche havenverker

[pagina 123]
[p. 123]

wrijft zich in de handen en telt de duiten van den vermaledijden ongeloovige. Zou hij het niet ten slotte als een soort van schatting hebben te beschouwen aan den Sultan, zijn geprezen meester, die zich in de constitutie oefent?

Zoo loopt dan alles mogelijk nog op rolletjes en de roemruchte conferentie kan bijeenkomen om de slotakte te teekenen en den zegen der groote mogendheden over dit alles uit te spreken. Dan nog eens: plaudite cives! Tenzij Rusland, wat lang niet onmogelijk te achten is, nu op zijn beurt ook iets vraagt, al was het maar de opening der Dardanellen. En wij weten al, wat het brave Engeland dan zeggen zal: opening goed, maar dan voor allen! En dan komen Montenegro en eindelijk Italië zelf ook nog aan de beurt; om te zwijgen van het in ieder geval op vergoeding, zij het dan ‘economische’ vergoeding aandringende Servië, dat te luide heeft geschetterd om niets te krijgen en zijn oorlogsgoedje toch maar niet zóó kan inpakken; en eindelijk van het bedenkelijk brave Roemenië, dat ook wel wat verdiend heeft. Laat ons afwachten.

 

Maar laat ons in afwachting gaan zien, hoe de Fransche democratie het in deze maanden gemaakt heeft.

Wanneer men in een twee maandelijksche kroniek begint met 't geen in de eerste helft van zulk een kort tijdsbestek ligt, dan treft het ons aanstonds hoezeer gebeurtenissen, pas enkele weken oud, reeds van haar beteekenis hebben verloren. Dit geldt natuurlijk bij uitstek van al wat niet meer is dan persoonlijke rivaliteit, parlementaire intrige en dergelijke, of waarin, al zijn er dan ook wezenlijke belangen in 't spel, het groote kleingeestig is aangepakt en behandeld. Welke waarde nu nog te hechten aan de voorlaatste standjes in de Fransche kamer, waar De Pressensé en Clémenceau elkaar in de haren vlogen met al de felheid van oude vrienden, die vijanden waren geworden; en dat naar aanleiding van enkele officieren, die, zonder eenige bedoeling van te manifesteeren, te Laon een mis hadden bijgewoond, waarbij eenige woorden tegen 't gouvernement uit den mond des priesters waren gevallen. Clémenceau, die de linkerzijde weer eens ter wille was, verkreeg zijn meerderheid tegen den socialist De Pressensé, in wien dat deel der ouderlijke traditie, dat voor vrijheid pleitte, nu en dan wakker wordt.

Van grooter beteekenis, misschien ook in de gevolgen, is het geschil tusschen den nieuwen minister van Marine Picard, die voor de nationale defensie, welke zijn departement moet behartigen,

[pagina 124]
[p. 124]

vele millioenen vraagt, en zijn ambtgenoot van Financiën, Caillaux, die wel voor ruïneuse socialistische, maar niet voor vaderlandsche uitgaven de belastingschroef wil aanzetten. Zoowel deze strijd als die over den juist reeds door de Kamer aangenomen ‘impôt sur le revenu’ kon Caillaux, dien de premier gaarne overboord wil werpen, wel eens zijn portefeuille kosten, tenzij Briand den vrede weet te herstellen, lettend op eigen kansen in de toekomst.

De financiën zijn voor vele regeeringen, speciaal democratische, een groote klip. Dit blijkt in Frankrijk mede in de ook nog brandende zaak van bescherming. De parlementaire ‘commission des douanes’ had zoo krasse maatregelen in de richting van bescherming voorgeslagen, dat de Kamer van Koophandel te Parijs zoowel als de Fransche Kamer van Koophandel te Londen daarover alarmkreten lieten hooren en de ontruste ministerraad drie uit zijn midden: de ministers van buitenlandsche zaken, van handel en van landbouw, afzond om de commissie tot andere gedachten te brengen. Opmerkelijk, dat de onafwendbare heillooze gevolgen, die voor den grooten uitvoerhandel van Frankrijk naar Engeland en naar Zwitserland een tariefoorlog zoude hebben, niet aanstonds in 't oog springen en dat ook radicalen en socialisten over de duurte van 't leven, die daaruit zou voortkomen, heenstappen ter wille van partijdiscipline. Ook hier is het de vraag, of de regeering pal genoeg voor de wezenlijke belangen van 't land zal staan tegen partijwaan.

Opmerkelijk ook dat, niet minder dan bij ons, in de revolutionaire partij in Frankrijk, ditmaal in de ‘Confederation’ (C.G.T.) personenstrijd de eendracht verscheurt. Alleen is er niet één dictator, maar verscheidene, die de rol afspeelden of er voor in aanmerking komen. De C.G.T. staat tusschen twee kwaden: òf onder de leiding der ultra-revolutionairen komen, òf machtmiddel worden in handen van eerzuchtige parlementariërs. Of zij daartusschen, of daarboven, de stof heeft om naar Engelsch model een degelijke arbeiderspartij te worden, die de belangen der Syndicaten ook in 't Parlement bepleit, staat te bezien.

 

Ook in Engeland is het vrij rustig en in Duitschland heeft men 's Keizers stoutigheden bijna vergeten om zich te gaan verdiepen in de netelige belastingkwesties, de gevolgen van de ontzaggelijke uitgaven, die niet alleen leger en vloot maar vooral ook de ‘sociale’ wetten hebben medegebracht.

Ja, dat ‘sociale werk’ kost geld, veel geld, almachtig veel

[pagina 125]
[p. 125]

geld! Dat komt er minder op aan, zeggen de heeren politici, die het zelf niet hebben te betalen of wier kiezers behooren tot hen, die weinig hebben te betalen. En sommigen hunner hebben het er in gemoede voor over, brave idealisten als zij altijd geweest zijn, of hebben er ten minste.....het geld van anderen voor over. Maar die ‘anderen’ beginnen zich duchtig achter de ooren te krabben, nu zij zien, dat zelfs het rijke Engeland schrikt van de sommen, noodig voor algemeene staatspensioneering. En die ‘anderen’, de veel gesmade ‘bourgeois’, beginnen het dure radicalisme den rug toe te keeren.

Niemand kan dit, in het algemeen gesproken, aangenamer zijn dan ons, die om andere redenen bezwaren, principieele bezwaren hebben tegen democratie, radicalisme en den aankleve van dien. In sommige opzichten zou het heengaan der liberale regeering in Engeland - en zijn meerderheid brokkelt allengs af - evenwel ook ons, Nederlanders, niet aangenaam zijn. Vooreerst zou het Engelsche protectionisme wel eens van de zaak kunnen profiteeren en dan de koorts der protectie ook bij ons weder infectie kunnen geven: onze waakzame vereeniging ‘Vrije Ruilhandel’ verslapt dan ook niet in hare pogingen om hare beginselen met kracht te verdedigen tegen aanslagen, van welken kant ook. Maar dan: hoe zal het dan gaan in Zuid-Afrika? Dat de Unie, de nauwe verbinding van alle thans Engelsche Zuid-Afrikaansche staten, het winnen zal van de Federatie, die bij de van ouds op zelfstandigheid gestelde Boeren tot nog toe steeds krachtigen aanhang vond, is zoo goed als zeker. Maar het is de vraag, hoe een nieuwe conservatieve Engelsche regeering tegenover dit vraagstuk zou gaan staan. In ieder geval, men moge zich haasten in Zuid-Afrika, ongevoelig voor het wantrouwen van hen, die iedere toenadering tusschen de beide blanke natiën als monsterachtig afkeuren. De staatkunde kent als hare opperste leidster geen sentiment, mag geen sentiment kennen; zij kent als zoodanig alleen het staatsbelang d.i. het algemeene belang - dàt is de groote kracht van Botha, den leider, bij wien ook Steyn, dien wel niemand verdenken zal, zich eendrachtig heeft aangesloten. Wij, Nederlanders, hebben alle vertrouwen op U, broeders in het verre Zuiden! Gij moet en zult weten, wat goed voor U is!

 

Maar juist, terwijl wij dit schrijven, trekken toch nog zeer donkere wolken over den Balkan en rommelt van verre de oorlogsdonder. En als de bui toch nog eens zou losbreken!.... Dan alle parapluien op! Maar voorloopig niet al te bevreesd!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken