Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Voorwaarden voor hergebruik
    • Disclaimer
    • Voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid

Informatie terzijde

Onze Eeuw. Jaargang 9
Toon afbeeldingen van Onze Eeuw. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8,39 MB)

Scans (90,68 MB)

ebook (4,64 MB)






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Onze Eeuw. Jaargang 9

(1909)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 110]
[p. 110]

Verzen
Door Frits Lapidoth.

Gesloten tempel.

I.
 
De arduinen tempeldeuren van mijn ziel,
 
waarachter 'k veilig waande Liefde in rust
 
op hoog altaar, de vuren half gebluscht,
 
wijl op hun gloed geen tochtje wekkend viel,
 
 
 
zijn door een kind op roestig slot gekust
 
en sprongen open, wijl het God geviel.
 
Het kind vroeg, lachend: ‘dat ik nederkniel'
 
en zie tresooren all' naar hartelust!’....
 
 
 
Zij vond mijn hart en nam het in de hand: -
 
‘Wat mag dìt wel voor prettig speelgoed zijn?
 
wat wonder licht, als ik het beur tot mijn!
 
hoe vreemd dat hart zóó koud zoo helder brandt!’
 
 
 
Maar grooter werd de vlam in 't handje rein...
 
Bang maagdlijn wierp haar speelgoed in het zand. -
[pagina 111]
[p. 111]
II.
 
Het meisje vlood en beî d'arduinen deuren,
 
waarachter ik mijn Liefde veilig waande,
 
waarachter dof, het rood der toortsen taande,
 
waar eeuwig mijn erinn'ringsbloemen geuren,
 
 
 
zijn toegeworpen door mijn Trots die, staande
 
met vlammend zwaard, mijn hart hoog op wou beuren
 
en sprak:
 
‘Nu is het mijn. Gij zult niet treuren;
 
maar, fier uw heerlijk altaar thans omgaande,
 
 
 
nemen uw schatten in uw bleeke handen:
 
de maagdensluiers bloedend van robijnen,
 
de rozen rood, de geurende jasmijnen,
 
 
 
turkoizen glanzend, gouden lokkenbanden,
 
tropheeën heerlijk van uw minfestijnen,
 
en ze in de vlam van 't laaiend hart verbranden!’
[pagina 112]
[p. 112]
III.
 
Zóó werd mijn ziel een praalgraf, gelijk geen
 
ooit werd gebouwd voor vorst'lijke geslachten;
 
hoog rust het doode hart daar nu, alleen
 
omgeven door mijn droevigste gedachten.
 
 
 
Mijn Trots duldt in dien tempel nòch geween,
 
nòch ander rouwbedrijf der trouwe wachten;
 
d'asch der tropheeën dekt er marmersteen
 
met rouwkleed, doffer nog dan donk're nachten.
 
 
 
't Onschuldig meisje komt wel aan de poort
 
en klopt en klopt, en wil nog even kijken
 
naar 't vreemde hart, dat toch zoo wonder gloort,
 
 
 
doch voor haar klop zal nooit de deur bezwijken,
 
noch voor haar kus de zware grendel wijken:-
 
Ze mag nooit weten wàt ze heeft vermoord!.
[pagina 113]
[p. 113]
Troost.
 
Nu geef je hand en zeg zóó zacht je leed
 
dat het zal wezen of een roos laat reeg'nen
 
haar teêre bloemkroon op fluweelen kleed:
 
ik zal begrijpen en ik zal je zeeg'nen.
 
 
 
Nu geef je hand en zeg je leed zóó zacht,
 
dat het zal wezen of een roos haar bladen,
 
het hart ontslui'rend, zaait in manenacht:-
 
ik zal de woorden van je weemoed raden.
 
 
 
Nu geef je hand en zaai je weemoed uit:
 
Mijn ziel heeft voor je tranen breede voren.
 
Nu spreek heel zacht - al kwam er geen geluid,
 
ik zou de zuchten van je ziel wel hooren.
 
 
 
Nu laat je tranen leken in mijn ziel:
 
die neemt ze als dauw de donkere landouwen
 
en, waar je weemoed weedomwekkend viel,
 
zal eeuwig bloeien bloem van blank Vertrouwen.

Vorige Volgende