Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 9 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 9
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.66 MB)

Scans (90.68 MB)

ebook (4.64 MB)

XML (4.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 9

(1909)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 286]
[p. 286]

Buitenland.

Het pas verschenen Oranjeboek, al geeft het natuurlijk geen onmiddellijk uitsluitsel voor groote staatkundige geheimen, doet zien, dat de Nederlandsche diplomatie en consulaire dienst onder leiding van dezen Minister van Buitenlandsche Zaken in goede handen is. Op de feiten daarin vermeld gaan wij niet in, behalve op die omtrent Venezuela, die ten slotte van geruststellenden aard schijnen, alhoewel de zonderlinge manieren van deze heeren de vrees wettigen, dat het later nog wel eens zou kunnen moeten komen tot de dadelijkheden, waarmede tot nog toe alleen gedreigd is. Of is het niet ongehoord, dat eene regeering de handelingen kan verloochenen van een gezant als dr. Paúl, die bewijzen kan en bewezen heeft geheel volgens zijne instructiën te hebben gehandeld? Het is te hopen, dat de onverantwoordelijke handelwijze der Venezolaansche regeering alleen moet toegeschreven worden aan hare vrees voor het Congres, waaraan zij verantwoording moet doen van hare bedrijven, en dat zij beter is dan zij zich voordoet. Zij mag wel bedenken, dat zij, op deze wijze voortgaande, het toch niet al te sterke vertrouwen op hare goede trouw ten eenenmale zou verbeuren. Ook andere mogendheden, op wier vriendelijke belangstelling zij rekenen mag, zullen haar dat wel aan het verstand helpen brengen, als zij misschien mocht rekenen op de weinige geneigdheid der Nederlanders om opnieuw oorlogsschepen naar hare kust te zenden. Mocht het evenwel daartoe weder moeten komen, dan schijnt het zaak zich niet tevreden te stellen met beloften, hoe ook bezworen, maar onmiddellijk daden van berouw, van genoegdoening te verlangen. - Dat de regeering overweegt den post van minister-resident te Teheran voorloopig niet te bezetten, kan geen verwondering baren, nu onze handelsbelangen aldaar van zoo geringe beteekenis blijken: het gaat werkelijk niet aan ter wille van een paar Nederlandsche firma's zoo kostbare posten te handhaven, tenzij er kans mocht zijn op uitbreiding der handelsbetrekkingen, wat bij den verwarden toestand in Perzië niet waarschijnlijk mag heeten. - De oplossing der kwestie: Kaapstad of Pretoria of Johannesburg of Bloemfontein zetel der Nederlandsche vertegenwoordiging in Britsch Zuid-Afrika schijnt blijkens de nieuwe

[pagina 287]
[p. 287]

begrooting voorloopig goed. Ook hier zal het wenschelijk zijn af te wachten, hoe de voorgenomen verdeeling der staatslichamen over de verschillende deelen der Zuid-Afrikaansche Unie werkt; eenige onzekerheid ten dezen is zeker aanwezig.

 

Naar buitenaf als gewoonlijk allerlei oorlogsgerucht. Ten opzichte van de Spaansche actie bij Melilla begint in Frankrijk en in Marokko zich zekere onrust te vertoonen bij de gedachte, dat Spanje, mocht het gelukkig zijn in het gevaarlijke avontuur op het Rif, zich in Noord-Afrika schadeloos zou willen stellen voor het verlies zijner koloniën in Oost en West en zich met name in Marokko zou willen verzekeren van eene suprematie zooals Frankrijk in Tunis, Italië min of meer in Tripoli of Engeland in Egypte uitoefent. Dan zou de Rif-oorlog nog ernstiger beteekenis voor Spanje krijgen dan die eener uitgebreide expeditie en onze gezant te Tanger houdt ongetwijfeld reeds de oogen wijd open tegenover de gebeurlijkheden in het heerlijke land, waar de souverein moet erkennen zijn gezag alleen te kunnen handhaven door de meest uitgezochte wreedheid tegenover zijne gevangenen. De Sultan heeft misschien wel gelijk, als hij den protesteerenden mogendheden onder het oog brengt, dat hij te doen heeft met heele en halve wilden; maar hij doet dan ook met zijne vijanden alsof hij over wilde dieren regeert en de behandeling den armen door leeuwen half verscheurden, daarna nog half levend met opgegoten petroleum tot asch verbranden Rogi aangedaan is wel een heel kras voorbeeld van lijfstraffelijke rechtspleging. Doux pays!

 

In Engeland begint het te spannen. Zal het Hoogerhuis de begrooting, waarin het grootgrondbezit met inderdaad niet al te groote lasten wordt geplaagd, ten slotte goedkeuren? Of zal het zich schrap stellen tegenover de eischen der naar het radicale zweemende regeering? Alles schijnt er op te wijzen, dat het Hoogerhuis het niet wagen zal de crisis uit te lokken, die wel eens tot zijn ernstige schade zou kunnen afloopen. De Koning zelf - zeldzaam schouwspel in het moderne Engelsche staatsrecht - schijnt zich, tot ergernis van velen ook onder de regeeringspartij, die van eene vermeerdering der koninklijke macht, van een ingrijpen der Kroon in zaken van zoo groot constitutioneel gewicht niet willen weten, te doen gelden en zijn invloed te gebruiken om de ernstige staatsrechtelijke crisis te voorkomen: een nieuw en belangrijk element in dezen gedenkwaardigen strijd, die de hoogste problemen van het Engelsche staatsrecht raakt. De vraag, of het

[pagina 288]
[p. 288]

Hoogerhuis eene begrooting ten slotte mag verwerpen, schijnt gemakkelijk in bevestigenden zin te beantwoorden, ook al houdt het Lagerhuis zoo lang mogelijk aan de eenmaal door haar goedgekeurde begrooting vast. Die, of het Hoogerhuis de begrooting zou mogen amendeeren, schijnt voor Engeland even duidelijk in ontkennenden zin beantwoord te moeten worden. Maar er is meer aan de hand. De rechten van het bezit - heden het grootgrondbezit, morgen wat anders - tegenover de pogingen eener democratischgezinde meerderheid in het Lagerhuis, die er op uit is de middelen te vinden niet alleen voor militaire uitgaven van groote beteekenis maar ook voor de bekostiging van ‘sociale’ hervormingen, komen hier ernstig ter sprake. Uit het zoo even omtrent de inmenging der Kroon gezegde blijkt, dat reeds nu de Engelsche democratie heeft te overwegen, of zij zich verder zal kunnen ontwikkelen zonder op den in de laatste eeuwen in Engeland gevolgden weg terug te komen, zonder voor hare eigene veiligheid den invloed der Kroon te versterken. Zal die democratie - want zij is in Engeland op het oogenblik blijkbaar aan de regeering - in staat zijn, eenmaal dien nieuwen weg opgegaan, te zorgen, dat zij niet het lot ondergaat van vele democratieën vóór haar, die eindelijk aanleiding gaven tot een krachtige ontwikkeling der koninklijke macht als de eenige, die hare uitspattingen kon breidelen?

Deze vragen zijn het, die thans het Engelsche volk zich voorlegt en waarop wij binnen kort het antwoord mogen verwachten. Met belangstelling wordt van alle zijden uitgezien naar de oplossing, die zou kunnen leiden - als het Hoogerhuis volhoudt - tot nieuwe verkiezingen, waarvan niemand den afloop zal kunnen voorspellen.

 

Wij mogen dit overzicht niet eindigen zonder herinnerd te hebben aan de feesten te New-York ter herdenking vooral van het feit, dat vóór 300 jaren Hudson in dienst onzer O.I. Compagnie met den notedop de ‘Halve Maen’ over den Oceaan stak en de naar hem genoemde rivier opzeilde. Wel heeten de feesten ook naar Fulton, den uitvinder der stoombooten vóór 100 jaren, maar uit alles blijkt, dat de herdenking van Hudson's tocht den voorrang heeft. De uitnemende vertegenwoordigers onzer natie te New-York zijn zich, mannen van de praktijk als zij zijn, wel bewust, dat het hier niet alleen maar een historisch belang voor ons volk geldt maar dat ook de toehaling der banden, die ons met de Vereenigde Staten verbinden, van groot praktisch belang voor ons is. En de Amerikanen zijn zelf zoozeer meesters in praktisch

[pagina 289]
[p. 289]

inzicht, dat ook zij de beteekenis dezer feesten voor onzen tijd wel degelijk zullen inzien. Het ‘oranje, blanje, bleu’ wappert weêr lustig op in het oude Nieuw-Amsterdam. Moge het volk van Amerika versterkt worden in zijn gevoel tegenover het oude moederland van New-York, waar men, in spijt van alles, wat op ‘Dutch’ en ‘Dutchmen’ te zeggen is, zeer geneigd is om goed te denken over ‘Netherland’, met welken naam ons land in Amerikaansche ooren gunstiger klank heeft dan het aan het gehate en veelszins geminachte Duitschland herinnerende en tot voor ons schadelijke verwarring aanleiding gevende ‘country of the Dutch’, hoe mooi Motley e.a. daarover ook wisten te schrijven.

Een hartelijke groet ook van onze zijde zij een getuigenis van onze gevoelens ten opzichte der groote natie, welker wieg eenmaal onder onze hoede stond, die wij in hare kindsheid, helaas, hebben moeten loslaten maar voor welker onafhankelijkheid van Engeland ook wij eenmaal zware offers hebben moeten brengen. De namen van Van Rensselaer en Stuyvesant, later van Luzac, Van der Capellen en Van der Kemp, nog later van Van Raalte en tal van andere oudere en nieuwere kolonisten hebben een goeden klank ook in de Vereenigde Staten, die zich in deze dagen hunner met dankbaarheid herinneren gelijk wij met vriendschap gedenken aan het groote volk aan de overzijde van den Oceaan, waarmede zoo innige banden des bloeds ons verbinden.

 

Terwijl wij dit schrijven, komt het bericht tot ons, dat Ferrer, de Spaansche schoolhervormer, die uit eigen middelen tegenover de school der geestelijkheid de ‘moderne’ vrije school heeft gesticht in dat achterlijke land, als deelnemer aan of opruier tot de ongeregeldheden te Barcelona gefusilleerd is. Een gerechtelijke moord? Of een rechtvaardige straf? Veel leidt tot twijfel dienaangaande, helaas, en het zou niet onmogelijk zijn, dat wij hier te doen hebben met een wraakneming op dezen gevaarlijken vijand der onbarmhartige reactie, die in Spanje gebruik heeft gemaakt van de misdadige woelingen te Barcelona om hare vijanden te verpletteren. Als dit zoo is, wee Spanje! wee de dynastie! Maar het geschreeuw van sociaal-democratische en anarchistische zijde moet ons niet zoo dadelijk doen onderstellen, dàt het zoo is....

Intusschen is het ministerie-Maura onverwacht gevallen, naar allen schijn ook in verband met den gang van het proces van Ferrer. Het gematigd liberale ministerie-Moret zal vermoedelijk het gewenschte licht in dezen ontsteken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken