Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 11 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 11
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.33 MB)

Scans (90.77 MB)

ebook (4.68 MB)

XML (4.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 11

(1911)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 300]
[p. 300]

Buitenland.

Het is gekomen zooals wij in een vorig overzicht schreven: Frankrijk's succes in Marokko heeft Italië aanleiding gegeven tot de inbezitneming van Tripoli. Voortaan behoort de geheele noordkust van Afrika aan drie europeesche mogendheden behalve een paar kleine stukken, waarop Spanje en Portugal rechten laten gelden en die rechten uitoefenen naar hunne bescheiden krachten, treurig overblijfsel van de lang verleden glorie der 16de eeuw, toen zij Noord-Afrika als hun toekomend terrein beschouwden. En Turkije zal ook in het verlies van Tripoli wel moeten berusten gelijk het vroeger zijne rechten op Egypte en zijne aanspraken op Tunis en Algiers heeft moeten opgeven. Niets is er dan overgebleven van de veroveringen der oude kaliefen in Noord-Afrika!

Natuurlijk gruwen de deugdzame mogendheden van deze gewelddaad. Met name de Engelsche pers, als altijd - Zuid-Afrika weet het! - opkomend voor eer en deugd, liet zich forsch uit tegenover den landgierigen Italiaan om dan spoedig bakzeil te halen. Het is de in een onzer spotbladen in beeld gebrachte geschiedenis van de groote inbrekers, die met zedelijke verontwaardiging maar zwaar beladen met eigen roof, den laatstgekomene vragen, waar hij de onbeschaamdheid vandaan haalt om ook wat te stelen.

De Italianen zelf hebben een anderen kijk op de zaak. Is Tripolitana niet van ouds, zeggen zij met diep historisch inzicht, bestemd om deel uit te maken van Italiaansch gebied?! Met ongekend enthousiasme vergeten alle partijen - zelfs de sociaal-democraten, zelfs de pauselijken - hare verschillen en omarmen elkander in geestdrift voor de ‘nationale zaak’, die ten doel heeft ‘rechtmatig eigendom’ te verzekeren aan den ‘bevoegden’ eigenaar. Die ‘bevoegde’, drager der oostersche beschaving, ja - o schimmen van Cavour, Garibaldi en Mazzini! - kampioen voor ‘het Kruis’ tegen de Halve Maan - grijpt naar zijn ‘eigendom.’ Of neen, hij komt op voor de door de Turken geschade Italiaansche ‘belangen’, voor de arme geschaakte Italiaansche van 16 jaren, voor de bekend onnoozele Italiaansche schacheraars in de Tripolitaansche havensteden, tegen het Turksche wanbeheer, veel erger immers dan de

[pagina 301]
[p. 301]

toestanden op Sicilië, dan de Napolitaansche camorra en wat er meer fraais in Zuid-Italië te vinden is. Ook de Italiaansche geestelijkheid, met den Paus en de kardinalen aan het hoofd, zegent de wapenen onder de verafschuwde Savooische kruisvaan, thans steun en toeverlaat - o ironie der dingen! - van het christelijke kruissymbool.

Is het wonder, dat de eerzame burger ten onzent en elders walgt van dit alles? Dat hij vraagt, of er dan geen recht meer is op de wereld, of er geen arbitrage-hof is in Den Haag? Het antwoord moet luiden, dat er in de politiek wel recht is maar.... voor den machtige en dat het Haagsche Hof heel goed is voor ondergeschikte kwestiën of in gevallen, waarin de twistenden geen heil zien in een oorlog, maar.... waar ‘levensbelangen’ - en dat begrip is ruim, zeer ruim! - op het spel staan, òf het zwaard òf de diplomatische slimheid beslist. Dat is de naakte waarheid en de Turken, bevreesd voor nog andere inbrekers, zullen zich goed- of kwaadschiks aan het noodlot onderwerpen.

Of zou de ‘Heilige Oorlog’ ook van hunne zijde ontketend worden? Het is niet waarschijnlijk, al dreigen zij er mede; want zulk een oorlog, waarvan menige vrome of verbitterde Turk en Turkin droomt, zou onvermijdelijk alle Europeesche mogendheden doen samenwerken tegen het voortbestaan van het Turksche rijk en zelfs Konstantinopel zou verloren gaan. Dat weet de Turksche regeering, hetzij zij door Kiamil, door Hakki of Saïd Pasja wordt geleid, maar al te goed. Zij doet, wat zij doen kan, wapent zich, protesteert uit alle macht, roept behalve Allah ook den Duitschen Keizer te hulp, dreigt en wurmt, maar weet van te voren, dat zij voor het noodlot buigen moet en tracht hare onderdanen tot bedaren te brengen door het oude beproefde oostersche middel: den tijd. Zelfs een boycot tegen Italië mag zij niet toelaten.

Er wordt in Tripoli gevochten; de dappere Turksche soldaat wijdt zich tegenover de Italiaansche overmacht ten doode; de van strijdlust blakende Turksche vloot wordt zoo lang mogelijk binnen de Dardanellen gehouden om dat kostbare kleinood, met millioenen gekocht, toch niet in gevaar te brengen. De Jong-Turken zijn doodsbenauwd, dat de tegenspoed hunzelven hunne positie zal kosten en het oude despotisme zal herleven; sultan Mohammed V zit te rillen op zijn wankelenden troon. En de Italianen, dit alles wetend, willen van geen concessies meer hooren: geen Turksch protectoraat, waarvan eerst sprake was, geen geldelijke schadeloosstelling, maar volkomen en onvoorwaardelijke afstand van Tripolitana en Barka tot

[pagina 302]
[p. 302]

de Egyptische grens eischen zij. En Turkije zal moeten eindigen met toegeven. Dat zal het ‘moreele slot’ zijn, al kan het met oostersche langzaamheid nog wel wat duren. Ook hier geeft de tijd misschien verlichting.

Intusschen nadert ook de Marokkaansche kwestie haar einde. Van oorlog tusschen de mogendheden is geen kwestie meer; alleen over de mate van vergoeding, door Duitschland te verkrijgen, wordt nog gehandeld. Natuurlijk heeft de door beide partijen wel verwachte Tripolitaansche historie op die onderhandelingen invloed en zoo lang die niet ten einde is, is ook het definitief einde der Berlijnsche besprekingen over Marokko niet zoo dadelijk te wachten. De onderhandelingen loopen thans over den afstand van Fransch grondgebied in de Congo-streek, maar ongetwijfeld zal Frankrijk geen voor zijne belangen werkelijk nadeelige concessies doen en is Duitschland, ten minste voor het oog niet van zins zich met een kluitje te laten afschepen. Het kan nog lang duren, eer men het eens is.

Maar nieuwe verwikkelingen dreigen. Niet vooralsnog in Perzië, waar de voormalige Sjah zijn onderneming heeft moeten opgeven; ook niet in Mexico, waar Madero de plaats van Diaz voorgoed heeft ingenomen; ook niet in Venezuela, waar Castro blijkbaar afgedaan heeft: maar in China. Daar is een zware opstand uitgebroken tegen de ‘verdorven’ Mantsjoe-regeering, tegen den Keizer en zijn geslacht, tegen de sedert eeuwen oppermachtige Mantsjoes, die eenmaal China veroverden. Ook daar is het einde niet te voorzien, vooral wanneer het ondanks de verzekeringen der Japansche regeering waar mocht zijn, dat de opstand heimelijk door Japan gesteund wordt. In Rusland heeft men het al druk over eene bezetting van Mantsjoerije; op de Chineesche kust verzamelen zich Europeesch-Japansche vloten ‘tot bescherming van belangen’; reeds gaan Duitsche en andere matrozen aan wal met hetzelfde nobele doel. Het lijkt er echter nog niet veel op, dat wij ook een Chineesche republiek, een republiek van het Midden, zullen beleven. Dat zou ook wel heel curieus zijn!

De groote Amerikaansche republiek heeft voorloopig weinig kans op annexatie van Canada. De illusiën, die president Taft zich gemaakt had over een nauwe economische verbinding met dit Engelsch koloniaal gebied als inleiding op een nog nauwere aaneensluiting, zijn in rook vervlogen, sedert men in Canada bij de verkiezingen blijk heeft gegeven daarvan niet te willen weten. Taft heeft zich vergist, toen hij meende, dat het van Engelsche bemoeiïng afkeerige Canada zich tot de Vereenigde Staten zou

[pagina 303]
[p. 303]

wenden. Dat zal hem primo zijn kansen op een tweede presidentschap kosten; maar secundo - en dat is van meer gewicht - heeft Canada duidelijk getoond van aansluiting bij de Vereenigde Staten niet te willen weten.

Beteekent dit, dat het op den duur deel wil blijven van het Britsche wereldrijk? In geenen deele, als het moederland daaraan het denkbeeld van Britsche suprematie wil hechten. Canada streeft naar volkomen onafhankelijkheid, naar eigen zelfstandigheid, al zou het gaarne deel uitmaken van een grooten Angelsaksischen statenbond. Daarheen gaat het meer en meer en de tijd is wellicht niet verre, dat Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika tot het moederland en zijne dan overgebleven koloniën in federale verhouding zullen komen, totdat ook deze federatie van zoo heterogene en geographisch verspreide landen zich zal oplossen in een aantal van elkander onafhankelijke staten. Daarom is de houding van Canada tegenover Taft's voorstellen van zooveel beteekenis voor de wereldgeschiedenis, van nog meer beteekenis dan de bandietenstreken der Europeesche mogendheden in Afrika. Deze laatste zijn eenvoudig de verwachte verdere ontwikkeling van de verdeeling van Afrika tusschen gegadigde mogendheden; maar de houding van Canada wijst op wereldhistorische gebeurtenissen van misschien de naaste toekomst.

 

In Portugal ten slotte spoken de monarchisten geducht in het Noorden. Goed met geld en wapenen voorzien, ontbreekt het hun voorshands aan..... daadwerkelijken steun bij de bevolking. En die is toch voor een revolutie noodig. Met de nauwelijks 2000 man, waarover zij beschikken, kunnen zij het een tijdlang uithouden, maar hun aanvoerder, Conceiro, schijnt zelf al te wanhopen aan het succès, al neemt de Spaansche regeering een vriendelijke houding aan tegenover de op haar gebied voorbereide poging.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken