Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 12 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 12
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.32 MB)

Scans (93.63 MB)

ebook (4.70 MB)

XML (3.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 12

(1912)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 458]
[p. 458]

Buitenland.

Trots de wetenschap, die immers volgens velen op elk gebied vaste lijnen trekken en zekere grondslagen leggen zal, neemt de onzekerheid in het historisch en maatschappelijk gebeuren, en daarmede het gevoel van onveiligheid, eer toe dan af. Hoevele onbekende factoren in de internationale en de sociale beroeringen onzer dagen! Daar komt nu de wassende macht bij van het heir der misdadigers, die niet meer los de rust der burgerij belagen en de orde der samenleving bedreigen, maar, in de millioenen-steden van ons werelddeel in benden georganiseerd, voor de publieke macht ongrijpbaar schijnen. Reeds lang hoorden wij van de Apachen te Parijs, nu zijn de wandaden der auto-bandieten (waartoe zou de geschiedenis hun namen bewaren?) zoo onduldbaar, dat er op hen een jacht moest gemaakt worden die, bijna een binnenlandsche oorlog, op de belegeringen te Choisy le Roy en te Nogent sur Marne uitliep. De voornaamste schurken hebben hun leven duur verkocht, en in hun verdediging een mate van kloekheid en beleid aan den dag gelegd, een energie, die, in andere richting gebruikt, tot de zedelijke reserve van een volk zou behooren. De hoofdaanleggers zijn in die griezelige nachten, ons al te plastisch in de bladen geschilderd, gevallen; wie zal zeggen, of hun geen wrekers opstaan en hoever de bende haar vertakkingen heeft? Deze geschiedenis is symptoom van een maatschappij in ontbinding. Men zou niet kunnen beweren, dat zij alleen voor Frankrijk te boeken is; evenmin, helaas, haar als voorbijgaand verschijnsel aanmerken.

Van het werk der reorganisatie, dat het Fransche ministerie zou doen, zien wij nog niet veel. Het is echter reeds iets, dat de desorganisatie niet voortgaat. Maar de reformbill met evenredige vertegenwoordiging (R.P.) is er steeds niet. Inmiddels hebben de gemeenteraads-verkiezingen, nog onder het oude systeem, een voorproef gegeven van wat een billijker kiesstelsel wel zou opleveren. Zelfs nu toch, waar alles is ingericht ten voordeele van het oude Combistische ‘bloc’, is er een merkbare, schoon niet afdoende, teruggang der oude meerderheid waar te nemen: de radico-socialisten zijn op

[pagina 459]
[p. 459]

menig punt verdrongen door de progressisten (gematigden, liberalen), trouwens ook wel door de ge-unifieerde socialisten, die het bewijs leverden, dat het ‘bloc’ toch wel degelijk vijanden links heeft. Ook waar de radicale politici het veld behielden spreken toch hun verminderde stemmencijfers van kentering in den geest des volks. In den Kamerpresident Brisson verloor de partij een hechten steun; ‘l'austère Brisson’ was wel type van den zeer middelmatigen, doctrinairen politikaster, wiens bruikbaarheid en daardoor steeds opgaande carrière vooral uit deze mediocriteit voortkwam. Als zijn opvolger noemt men Delcassé, voor wien de voorzitterstoel in het Palais Bourbon misschien de voorbode zou zijn voor het Presidentschap der Republiek in 1913. Indien althans zijn oude vijand Clemenceau, nu herstellende van een zware operatie, ook op hem niet de vaardigheid van ‘tombeur’ weet te doen slagen.

De Marokkaansche questie, die den diplomaten zooveel zorg gebaard heeft, is internationaal geregeld, maar voor de Fransche binnenlandsche politiek nog alles behalve ten einde. Het protectoraat is gevestigd, maar de toestand is geestig geteekend in Simplicissimus: een Fransch soldaat klimt angstig op een boom om te ontkomen aan een briesenden leeuw, die al een stuk van 't roode baadje in zijn muil heeft; de soldaat kan alleen zich beroepen op 't protectoraat, waarom de leeuw echter blijkbaar niet veel geeft. De nieuwe toestand heeft een uitbarsting van fanatisme te weeg gebracht, dat in de moorden van Fez uitbarstte; eerst te laat en onvolkomen bleef de Fransche troep meester. De Sultan Moelai Hafid voelt ook het gezag zich ontsnappen, en schijnt gebruik te willen maken van een hem door 't vorige ministerie officieel toegestaan verlof om zich vrij te kunnen verplaatsen, zelfs, zoo hij dit wenscht, te abdiceeren. Een teeken van ongehoorde lichtzinnigheid der Fransche politiek onder 't wanbeheer van 't ministerie Caillaux, is, dat het bewind Poincaré volstrekt geen kennis droeg van dit verdrag met den Sultan. Zou mede daarin een reden liggen, dat niet, gelijk velen verwachtten, de resident Regnault tot gouverneur van Marokko benoemd is, maar dat generaal Lyautey als zoodanig belast is met de vestiging van 't protectoraat? Het zal een zware taak wezen, vooral nu de Italiaansch-Turksche oorlog de gansche Mohammedaansche wereld in gisting brengt, waarvan ook Frankrijk in Noord-Afrika duchtig den terugslag ondervindt.

De Italiaansch-Turksche oorlog gaat intusschen voort, ditmaal met iets meer teekening in de gebeurtenissen. Terwijl Tripoli weinig nieuws aanbiedt, al schijnt de tegenstand der Turken en

[pagina 460]
[p. 460]

Arabieren te verslappen tegenover de Italiaansche overmacht, die thans van de kust eerlang dieper landwaarts in zal trekken, breidt de vloot-actie in de Aegaeïsche zee zich uit. De beschieting van Beirout en enkele andere kustplaatsen was slechts het voorspel van de bedreiging der Dardanellen en de inbezitneming van Rhodos en een aantal kleinere eilanden, waarop die van Samos, Chios en Lemnos ook wel volgen zal. De bedreiging der Dardanellen en de versperring dier zeeëngte door mijnen wekte aanstonds hevige protesten van de zijde der mogendheden, de laatste met name van Rusland: gewapende tusschenkomst scheen te wachten, toen de Porte plotseling bevel gaf om de mijnen op te ruimen. De verovering van de eilanden op de zwakke Turksche bezettingen was geen moeilijke taak voor de vloot maar de Italianen richten zich ook daar in op blijvende bezetting en daarmede zou opnieuw een kostelijke veer aan de Turksche pluimage ontnomen worden.

Het begin van het einde der Turksche heerschappij in Europa? Het gaat in Albanië ook weder ‘turksch’ toe in den opnieuw uitgebroken opstand; Creta is volkomen gereed om zich met Griekenland te vereenigen; Servië en Bulgarije blijven niet voor niets kalm den loop der dingen afwachten. Reeds blijkt de overeenstemming tusschen Rusland en Oostenrijk-Hongarije, vermoedelijk ook tusschen Rusland en Italië en met Duitschland en Griekenland verkregen; van Engelsche hulp, van Franschen steun heeft Turkije niet veel te wachten. Zou misschien Konstantinopel met een klein gebied eromheen eerlang nog alleen Turksch bezit in Europa blijven, gelijk vroeger Rome met het Patrimonium Petri in Italië, totdat een gunstige gelegenheid zich opdoet om ook dit te laten verdwijnen? ‘Finis Turchiae’ schijnt niet ver meer af te zijn en Italië, erfgenaam ook van Venetië, dat eenmaal de Aegaeïsche zee beheerschte, brandt van begeerte om de eilanden in te lijven, droomend van een nieuwen zegetocht naar Konstantinopel, van waar de leeuwen van S. Marco stammen. De wederoprichting van Venetië's ‘campanile’ scheen velen reeds het voorteeken van Italië's nieuwe heerschappij in het oostelijk bekken der Middellandsche Zee. Maar daarmede komt Italië in conflict met de nog veel oudere Helleensche aanspraken, die het tegenwoordige Hellas evenwel niet bij machte is te verwezenlijken en die vooral niets beteekenen bij den geweldigen vloed van nationale opwinding in het zegepralende Italië, dat nog van veel hooger idealen droomt.

Het is de vraag, of dat alles voorloopig in verdragen zal worden vastgelegd. De Turk blijft kalm zijn pijp rooken en wacht,

[pagina 461]
[p. 461]

wat Allah over hem heeft voorbeschikt, en daar de Turksche Allah een god van afwachten en uitstellen is, kan het nog lang duren, eer de Turk zijn raadsbesluiten verneemt, en dan nog veel langer, eer hij ernaar handelt. Maar dat is een gevaarlijk spel, want intusschen grijpt ieder naar wat hij krijgen kan van Turksch bezit en Turksche rechten.

Engeland blijft bij dat alles wonderlijk stil. Toch zeker niet in afwachting van Ierland's Home Rule? Die zaak schijnt beklonken, al is men lang niet zeker van de Lords. Het is niet onwaarschijnlijk, dat Engeland zijn ouden vriend Italië zijn gang zal laten gaan: de aanval op Tripoli was ook al lang met Engeland gelijk met de andere mogendheden besproken en die op de eilanden in de Aegaeïsche zee is even blijkbaar geschied na overleg met Engeland en de andere mogendheden. Wat Frankrijk als vergoeding kreeg, is duidelijk genoeg; wat Rusland voor zich begeert, is te raden aan Bosporus en Dardanellen; Oostenrijk heeft zijn Bosnië; Duitschland zijn Bagdad-spoorweg. Maar wat krijgt Engeland? Het is met het oog op de historie volstrekt ondenkbaar, dat Engeland van dergelijke zaakjes geen eigen profijt zou trekken. Cyprus? Wie weet?

De Vereenigde Staten zien die dingen als belangstellende maar niet dadelijk belanghebbende toeschouwers aan. Bij hen is het thans de groote vraag: Taft of Roosevelt? En de laatste, handiger bokser dan zijn zware tegenstander, komt weder aardig vooruit in de match. Always Teddy! Als Taft op Yankee-smakelooze wijze vraagt, wat Amerika zou gedaan hebben, als vriend Teddy eens op de rampspoedige Titanic ware omgekomen, antwoordt hij met een beau geste, vol van den waardigsten ernst, waartoe hij in staat is. Of zou er een kansje zijn voor Hughes, die al loert op het been, waarmede hij zou kunnen wegloopen? In ieder geval, ‘republikeinsch’ en niet ‘democratisch’ zal wel de nieuwe president zijn - dat schijnt vast te staan. En als Teddy wat geluk heeft... In zijn vorig presidentschap had hij werkelijk geluk, meer dan Madero in Mexico, waar het weêr geheel mis is en de oude Diaz zelfs weêr eenige kans zou kunnen hebben evenals Castro, van wien men rondstrooit, dat hij stervende is, in Venezuela, waar het ook weder gist.

Het gist overal, ook in Portugal, waar de republiek allesbehalve vaststaat te midden van een toenemenden chaos; ook in Duitschland. Bethmann Hollweg heeft het geluk, dat zijn vijanden hem telkens redden door hun eigen onhandigheden. Nu was het

[pagina 462]
[p. 462]

weêr de socialist Scheidemann, die hem gelegenheid gaf om het nationale bewustzijn uit te spelen tegen de onvoorzichtige uitlating des Keizers te Straatsburg. De genadeslag, dien men hem dacht toe te brengen, veranderde plotseling in een zachte aai van tevredenheid en de lange figuur van den rijkskanselier richtte zich na een begin van kromming rechtop, in afwachting van de gravenkroon, die, naar men zegt, weldra zijn schedel zal sieren of de hooge ridderorde, die voor hem bestemd is als teeken van tevredenheid zijns ‘Kriegsherrn’. De uiting des Keizers toch wekte de ergernis van velen wegens hare onvoorzichtigheid maar tevens de onrust van misschien nog meerderen, die vreezen het onder een eigen grondwet thans zelfstandige Elzas-Lotharingen, het ‘met Duitsch bloed gekochte’ te zullen zien afvallen, misschien wel te zullen zien komen in een andere staatkundige verhouding tot Frankrijk. Dat Frankrijk het ooit terug krijgen zou, is niet zeer waarschijnlijk, want Elzas-Lotharingen toont zeer weinig neiging tot wederaansluiting bij de democratische republiek over de Vogeezen. Maar een plaats als Luxemburg zou het zeker gaarne innemen en dat was toch niet de bedoeling in 1870, als men zich niet vergist.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken