Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 19 (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 19
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.28 MB)

Scans (74.28 MB)

ebook (4.17 MB)

XML (2.92 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 19

(1919)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]

Leestafel.

Dr. A.J. van Pesch en Dr. N.L. Wibaut-Isebree Moens. Natuurkennis voor de Huishouding. Voornamelijk ten gebruike bij het Onderwijs aan huishoudscholen. Tweede Deel. J.B. Wolters, Groningen, den Haag. 1919.

Dit Tweede deel van ‘Natuurkennis voor de Huishouding’ omvat de Plant- en de Dierkunde. In een voorbericht deelen de schrijvers mede, dat zij voor de warenkennis, die zij aanvankelijk in dit deel hadden willen onderbrengen, een afzonderlijk deel reserveeren. Voor groenten, vruchten, vezelplanten enz. verwijzen zij naar dat afzonderlijke deel. Daardoor is de ‘huishouding’ in het thans voor ons liggende deel wel zeer op den achtergrond geraakt; het is meer een algemeene inleiding in de plant- en dierkunde geworden. Het komt mij voor, dat de schrijvers in het geven van deze inleiding zeer goed geslaagd zijn. Zij hebben op gelukkige wijze het juiste midden weten te houden tusschen de twee gevaren die hen dreigden: aan den eenen kant dat van te oppervlakkig en daardoor te onbelangrijk, aan den anderen kant dat van te moeilijk en te onbegrijpelijk te worden voor de lezers, voor wie het boek bestemd is. Ook leerlingen van andere dan van huishoudscholen zullen met vrucht en met genoegen van het boek gebruik kunnen maken.

W.

Onze Uitrusting. Een Levensboekje voor Jongeren. In opdracht van de commissie voor de geschriften van den Nederlandschen Protestantenbond samengesteld door Dr. C.E. Hooykaas. Met medewerking van Prof. Dr. G.J. Heering, Mej. E.C. Knappert, Prof. Dr. J. Lindeboom, Dr. H.L. Oort en Prof. Dr. K.H. Roessingh. N.V. Uitgevers Mij. voorheen P.M. Wink, Zalt-Bommel. 1919.

Dit is een boekje voor ‘Jongeren’. Mej. Knappert spreekt in haar bijdrage uit, dat zij hierbij hoofdzakelijk aan leden eener Christelijke studentenvereeniging heeft gedacht, en hoewel de andere schrijvers het niet uitspreken, schijnt dit bij de meeste hunner ook het geval geweest te zijn. Slechts de Heer Hooykaas geeft eenige kleinere bijdragen, die voor eenvoudiger, minder ontwikkelde lezers bestemd schijnen te zijn. De opdrachtgevers hebben blijkbaar bedoeld dat het

[pagina 125]
[p. 125]

boekje een ‘Levensboekje’ zou zijn. Of het voor ons liggende boekje dien naam mag dragen betwijfel ik: het bevat een aantal opstellen die zeer goed zouden kunnen dienen (misschien gediend hebben?) als inleiding voor een bespreking op een christelijke Studentenconferentie, ernstig van toon en inhoud, maar die niet bestemd zijn om door het leven gedragen te worden. Het volgend jaar brengt een nieuwe conferentie.

Ik zeide dat het boekje bestemd was voor leden eener Christelijke studentenvereeniging. Mej. Knappert zegt: der Vrijzinnige Christelijke Studentenbond, zooals trouwens te verwachten is van een boekje uitgegeven door den Protestantenbond. Maar men kan met genoegen constateeren dat het den meesten schrijvers niet te doen is geweest om propaganda voor partij of richting, maar alleen om versterking van het godsdienstig leven, en dat zij daardoor bijdragen hebben geleverd, die ook aan de leden der N.C.S.V. ter overweging kunnen worden aanbevolen.

W.

Dr. K.H.E. de Jong. Das Antike Mysterienwesen, in religionsgeschichtlicher, ethnologischer und psychologischer Beleuchtung. 2 völl. umgearb. u. stark verm. Aufl. Leiden. E.J. Brill.

Het nieuwere onderzoek naar het ontstaan van het Christendom heeft een groote belangstelling voor het mysteriewezen in het Helleersche en Hellenistische tijdvak gaande gemaakt. Een verband tusschen deze twee historische verschijnselen aan te nemen lag voor de hand; het vraagstuk van dit verband moest in elk geval gesteld worden. Maar ook tot kennis van de Grieksche en Hellenistische mentaliteit, en dus voor de geheele antieke kultuur, is een begrip van het mysteriewezen van het grootste belang en niet het minst voor de kenris van het religieuze bewustzijn der menschheid in het algemeen. Dr. de Jong heeft in zijn boek, dat in tweede vergroote uitgave verschenen is, verzameld al wat omtrent dit onderwerp in de oude literatuur is te vinden, en heeft daarmede in verband gebracht een groot aantal gegevens, niet slechts uit de Egyptische eerediensten, maar ook uit de magische praktijk en het godsdienstig leven der minderbeschaafde volkeren, terwijl anderzijds de verschijnselen van het okkultis ne ter vermoedelijke verklaring van sommige hoofdfeiten der inwijding worden aangevoerd. Met groote voorzichtigheid gaat de schr. hierbij te werk; Du Prel's geestvol geschrift (die Mystik der alten Griechen) geeft niet zelden daarbij een aanwijzing omtrent de richting van het onderzoek. De in het boek geciteerde literatuur van oudere en nieuwere schrijvers is zeer omvangrijk. Grootendeels bestaat het boek uit een toelichting der bekende plaats van Apuleius over zijn inwijding in de Isismysteriën.

B. de H.

[pagina 126]
[p. 126]
Willem de Mérode. De Overgave. Baarn. E.J. Bosch Jz.

De toon is fijn, teeder, naar het mystische; ietwat verfijnd ook, verteederd en in het gevoels-mystische. De titels der gedichten wijzen aan in welke sfeer van denken en verbeelden de dichter gaarne toeft. Dialogue mystique, De doopeling, De antichrist, De genezende, Heiligen, Extatische nonnen, Engelen, Ganymedes, Narkissos, Eroos tot de ziel, Fra Angelico, Toorop, De hemelroze, Maria-liederen, De overgave, Aandachtig gedicht enz. Er zijn echter ook: De boer, en: De mijnwerker. Het gedicht Engelen vangt aan met deze strofe:

 
Zóo gezwind kon nooit een vogel vliegen
 
Als hij stort door alle heemlen heen.
 
Maar hij voelt zijn vallen als een wiegen
 
En de sferen rimpelen alleen.

Niemand zal ontkennen dat deze verzen even zuiver zijn als beeldend. W. de M. heeft het Fra-Angelische als zijn dichtelijken toon. Zoodra hij daar vermag in te komen, zoodra het hemelsche hem aandoet, heeft hij een eigen geluid. Het is moeilijk zoo zuiver te blijven van begin tot einde; daarom verliest soms een versregel de egaliteit, die zich over het gedicht uitspreidt als een middaglicht. Bijv. in het tweede gedicht van ‘Engelen’, zijn de eerste drie strofen, even zilverig als het door mij geciteerde; maar de vierde regel van het vierde koeplet verliest op eens den toon der sereniteit:

 
En hij kweelt zijn heldre hooge noten
 
Of hij heel zijn weeke ziel verzong,
 
En hij voelt: ik kom als stroom gevloten
 
Tot heur hart; en klatert frisch en jong.

De vijf laatste woorden zijn niet meer in hetzelfde licht gezien als het voorafgaande.

Niet karakteristiek, sterk, forsch, niet uit een tijd die in konflikten voortbeweegt, niet uit een verscheurdheid van 't zielewezen, maar uit de stille eenzaamheid van het onwereldsche klinkt het gedicht van dezen dichter, dien wij, al is hij geen sterke persoonlijkheid, toch wel een echt dichter achten. Muzikaliteit is het element dezer poëzie:

 
Hoe schuchterlijk uw trage voeten gaan
 
Door wazen glans en zwevende avondschauwen.
 
Gij zijt een teedre bleekte in de blauwe
 
Geheimen van de duisterende laan.

De atmosfeer waarin W. de M. zich beweegt gaat midden tusschen twee gevaren door: het salon-mystische en het pervers-mystische. Het is een gave van geestelijke gezondheid om deze beide te vermijden; welke gave verkregen wordt doordat op de ervaarbare werkelijkheid

[pagina 127]
[p. 127]

van het leven de oogen open blijven. Uit dit oogpunt zijn de verzen, die een meer realistischen toon hebben, verdienstelijk, maar zij hebben niet de eigenheid van de andere. Vergis ik mij zoo ik in sommige (bijv. in Ikaros) een naklank van Geerten Gossaert verneem? Dat W. de M. toch ook hier een eigen geluid voortbrengt, hoor ik in ‘The blue boy’: Ik draag het leven in zijn rijksten tooi - dat eindigt met het kernachtig woord:

 
't Leven is heerlijk als het wordt genómen.

De smaakvolle bandversiering van het bundeltje door Jan van der Zeeuw, herinnert even aan Beardsly, maar is toch vrij van hetgeen in B. verwerpelijk is. De schuilnaam van den dichter stemt met zijn werk overeen.

B. de H.

Late liefde. Liederen en sonnetten door Hélène Swarth. A.W. Sijthoffs, Uitgevers Mij., Leiden.

Liefde en klacht zijn de motieven van Hélène Swarth's poëzie. Zij heeft deze omgezet in dat breed vloeiende, golvende rhythme, dat wij aanstonds als het hare herkennen en werkt met woorden, aan wie een zuidelijke klank en schoonheid is. Zij is een der nazaten van Petrarca ook hierin dat het oude motief haar steeds weer tot dichten beweegt en in dit opzicht haar inspiratie onuitputtelijk is - al bevreemdt het ons dat door geen wereldgebeurtenis of levensbezinning haar inspiratie is gewijzigd of verbreed. Dat H. Swarth nog instaat is een klankrijk en schoon gedicht te schrijven blijkt wel uit de volgende kwadrijnen:

 
't Is niet de zon, die àl nu komt vergulden,
 
't Is niet de wind, die àl melodisch maakt,
 
't Zijn bloemen niet, die blij mijn handen vulden,
 
Het is geen vrucht, die zóó naar vreugde smaakt.
 
 
 
Het is mijn liefde en alles kan ik dulden
 
En àl wordt mooi, zoo zij mij niet verzaakt,
 
Wier sluiers al met blauw en goud omhulden,
 
Wier tooverroe verheerlijkt wat zij raakt.

B. de H.

Karel van den Oever. Verzen uit oorlogstijd. 's Hertogenbosch. Teulings Uitgevers Maatschappij.
Idem. De zilveren Flambouw, Antwerpen, Uitgevers Mij. Mercurius.

Voor dezen Vlaamschen dichter is de vaderlandsliefde een godsdienst, zij is liefde voor den grond, de historie, het volksverband, de taal, de

[pagina 128]
[p. 128]

herinneringen, en wat niet meer. Maar zal een dichtwerk belangrijk worden dan moet al het bepaalde en bijzondere daarin tot een algemeene en groote menschelijkheid zijn verheven, en deze hoogere gestemdheid vonden wij niet in deze gedichten. Integendeel, de niet-Vlaamsche meevoelende lezer, die dus niet ontvlamd is zoo hij den naam Vlaanderen tegenkomt, acht deze bijzonderheid van het gedicht een beperking en begrijpt dat deze dichter niet tot volle menschelijkheid is gekomen. Slechts binnen de landsgrenzen is zulk werk genietbaar, daar ook de dictie en rhythme een zekere houterigheid hebben, die ons provinciaal voorkomt en met den inhoud in overeenstemming zijn. Alle wijsgeerige breedheid is bij dezen dichter afwezig. Wel vermag hij soms aardige regels te componeeren, waartoe de Vlaamsche woordenschat dienst bewijst, maar toch verheft zich ook in de godsdienstige verzen deze kunst niet boven het kleinsteedsche. Toch mag ook dit werk met zijn lokale kleur er wel zijn, als het maar geen aanspraak maakt op buiten-Vlaamsche waardeering.

B. de H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.D. van der Waals

  • J.D. Bierens de Haan

  • over A.J. van Pesch

  • over Samuel van Hoogstraten

  • over G.J. Heering

  • over E.C. Knappert

  • over Johannes Lindeboom

  • over H.L. Oort

  • over K.H. Roessingh

  • over K.H.E. de Jong

  • over Willem de Mérode

  • over Hélène Swarth

  • over Karel van den Oever

  • over N.L. Wibaut-Isebree Moens