Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 23 (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 23
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 23Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 23

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (76.30 MB)

ebook (4.16 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 23

(1923)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 219]
[p. 219]

Verzen
Van Dr. M.A. Muusses.

Dadendrang.
 
Ik wil niet in de engte staan,
 
Zoals zovelen,
 
De frisse sterke wind moet door
 
Mijn haren spelen.
 
 
 
'k Wil niet, dat lijkend op elkaar
 
De dagen rijen,
 
'k Wil in het onverwachte, grootse
 
Me verblijen.
 
 
 
Een veilig thuis, met man en kind
 
Kan mij niet binden,
 
'k Zou toch de grote, ruime wereld
 
Mooier vinden.
 
 
 
De weg zal onbegaanbaar soms
 
En eenzaam lijken, -
 
Ik kan niet anders, 'k waag 't, ik wil,
 
Dat 't kan zal blijken.

4 Sept. '19.

[pagina 220]
[p. 220]
Overgave.
 
De zee is vol van schuimgerande golven,
 
Welke van verre op zilvermeeuwen lijken.
 
Die op de golventoppen nederstrijken,
 
En als zij dalen, even zijn bedolven.
 
 
 
Daarboven staat strakblauw en hoog de hemel,
 
Waarin vereenzaamd slechts een wolkfje drijft,
 
Zoals in de woestijn soms achterblijft
 
Een van de hoofdstoet afgedwaalde kemel.
 
 
 
Tussen het helmgras door de wind bewogen,
 
Waar 'k beide, zee en hemel kan aanschouwen,
 
Zit ik op 't duin met wijd geopende ogen, -
 
 
 
En in me komt stilaan een blij vertrouwen,
 
Dat we onbeangst ons overgeven mogen
 
Aan Hem, die golven en wolken weet te stouwen.

18 Aug. '20.

Judaskop van toorop.
 
O, Judas, met uw ogen vol van schrik,
 
En angst, dat gij de Christus hebt verraden,
 
Voor weinig winst vergetend 's Heilands daden,
 
O, welk een wanhoop ligt er in uw blik.
 
 
 
Gij zijt geen valsaard in uw eigenst ik
 
Maar toen zij kwamen, die Hem wilden schaden
 
Hebt gij de grote schuld op u geladen,
 
Door twijfel lichte prooi voor deze strik.
 
 
 
Wat moet gij gruwlik zwaar hebben geleden,
 
Toen ge daarna uw eigen zelf hervondt,
 
Maar reeds de kruisigers hun schanddaad deden;
[pagina 221]
[p. 221]
 
Die ene kus, die brandde aan uw mond
 
Werd toen een smartepijn door al uw leden,
 
Alsof uw ganse lichaam was gewond.

30 Aug. '20.

Trots.
 
'k Roei langzaam tegen de stroom op
 
Maar 'k wil niet keren,
 
Ik heb een stijve Friese kop:
 
Ik zal 't wel leren!
 
 
 
'k Roei lijnrecht tegen de stroom in,
 
Met stil verduren,
 
Ik wil mijn schip naar d' eigen zin
 
Door 't leven sturen.
 
 
 
Ik ga stroomopwaarts 't leven door,
 
Met 't rustig weten:
 
Daar heb 'k mijn jonge kracht toch voor:
 
Om ze te meten!
 
 
 
De levensstroom stuwt op mij aan,
 
Maar ik blijf winnen,
 
Ik wil de weg tot 't einde gaan
 
Na 't kloek beginnen.

1 Dec. '20.

Overwonnen leed.
 
Hier heb ik altijd aan gedacht,
 
Hier heb ik angstig op gewacht,
 
Nu heeft het leven 't mij gebracht,
 
Het grote leed.
[pagina 222]
[p. 222]
 
Nu heb ik 's levens tol betaald,
 
Nu ben ik in de strijd gestaald,
 
Nu is de rust in mij gedaald;
 
Ik ben gereed.
 
 
 
Nu sta ik weer aan het begin,
 
Van alles zie 'k de diepere zin,
 
Ik ga met blijdschap 't leven in,
 
Mijn hoogste wens.
 
 
 
'k Beleef een vreugd aan ieder ding,
 
Daar 'k nu het leven eerst ontving,
 
Nu 'k leed als vreugde onderging.
 
Nu ben ik mens!

16 Dec. '20.

Kracht.
 
Ik voel het leven kloppen bij mijn slapen
 
Steeds in dezelfde rustig-zekere maat,
 
Zoals een oude Friese gangklok gaat,
 
Die alle halve en hele uren slaat.
 
 
 
Ik voel het leven door mijn polsen kloppen
 
Met sterke slag: dat is mijn jonge moed,
 
Die stil-beheerst doortintelt in mijn bloed,
 
En het bij tijden zweept tot vreugdevloed.
 
 
 
Ik voel het leven in mijn vingertoppen,
 
't Doorbruist mijn lichaam met zijn jonge kracht,
 
Zodat mijn oog bij alle leed nog lacht,
 
En ik, verheugd, het levensfeest verwacht.

28 Dec. '20.

[pagina 223]
[p. 223]
Vriendschap.
 
Het neigen van twee harten tot elkaar
 
Is even rein als een devoot gebaar.
 
 
 
Wanneer 't in anders oog verwantschap leest
 
Is dit voor 't hart als 't schoonste bruiloftsfeest.
 
 
 
Als 't in een handdruk een gelijke voelt
 
Is 't of een golf van weelde het hart omspoelt.
 
 
 
O, vriendschap, die twee harten samenbindt
 
Is heilig als het bidden van een kind.

3 Febr. '21.

Levensleer.
 
Als alle grote daden in uw leven,
 
Maar altijd koersen naar de goede ree,
 
Laten de kleine u dan geen zorgen geven:
 
Zij nemen niet uw levenslading mee.
 
 
 
Wanneer er van uw kleine levensschepen
 
Soms een het roer naar vreemde streken wendt,
 
En, machtloos door een draaikolk wordt gegrepen,
 
Daar het in vreemde zee de stromingen niet kent,
 
 
 
Beklaag dan niet 't verlies, maar weet te beter
 
De weg, die d'andre schepen moeten gaan,
 
Opdat er van de grote geen op zee ver
 
Van veilge kust moog zinken, rijk belaan.

17 Juli '21.

[pagina 224]
[p. 224]
Extase.
 
Wij reisden heen naar nieuwe landen,
 
Maar in mij voerde ik 't verlangen mee,
 
Dat sterker steeds mijn binnenste deed branden
 
De zee!, de zee!
 
 
 
De bergen, die als trotse wachten
 
Toegang verleenden tot een nieuw gebied
 
Verdreven uit mijn innigste gedachten
 
De zee toch niet.
 
 
 
En nu na dagen van verlangen
 
De zilte zeewind langs mijn haren strijkt,
 
Voel ik een blos van vreugde op mijn wangen,
 
'k Heb hààr bereikt.
 
 
 
Daar ligt ze in haar reine blauwheid,
 
En blikkert onder 't stralen van de zon.
 
Vergeten is wat 't leven bergt aan grauwheid
 
Nu ik dit won!
 
 
 
Zij is mijns levens diepst verheugen
 
Een huivring van geluk doortintelt mij,
 
Ik drink haar adem in met volle teugen.
 
't Is hooggetij!

22 Aug. '21

De sterken.
 
In het gewaad van iedre nieuwe dag
 
Met zekere hand eigen patroon te weven,
 
Die kunst is slechts aan weinigen gegeven
 
Van allen, die 'k aan 's levens weeftouw zag.
[pagina 225]
[p. 225]
 
Hoevelen zijn tevreden als d'inslag
 
Niet dwars tussen de schering is gebleven, -
 
Of 't weefsel schoonheid derft is hun om 't even,
 
Wijl zij niet binnen hun vermogen lag.
 
 
 
Gij enklen, wie het kleed een vreugde is,
 
Die daagliks keert met nieuwe gloed en kleuren,
 
Waarnaar verlangend reeds uw ogen speuren,
 
Gij zult ootmoedig 't in uw handen beuren
 
In dank voor wat g' ontvingt; - en zonder treuren
 
Beseft zelfs geen der andren zijn gemis.

19 Jan. '22.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • M.A. Muusses


datums

  • 4 september 1919

  • 18 augustus 1920

  • 30 augustus 1920

  • 1 december 1920

  • 16 december 1920

  • 28 december 1920

  • 3 februari 1921

  • 17 juli 1921

  • 22 augustus 1921

  • 19 januari 1922