Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 23 (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 23
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 23Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 23

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (76.30 MB)

ebook (4.16 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 23

(1923)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 116]
[p. 116]

Leestafel.

Is. Querido. De Jordaan. Manus Peet. Scheltens en Giltay, Amsterdam 1922.

Zou er wel iemand zijn die wenscht te beweren dat de figuur van Manus Peet, den bultenaar, de figuur is van den ras-echten Jordaner, in welke schakeering dan ook? Manus Peet, die, om zijn kwellende liefde voor Corry Scheendert te ontloopen, het kleurige, ruzieïge, roezige Jordaanleven, dat hij toch liefheeft, ontvlucht om in de eenzaamheid van het Jaagpad aan den Schinkel, waar hij de golfjes klotsen hoort en 's avonds de maan ziet schijnen op de zerkjes van het kerkhof, de eeuwige dingen te bepeinzen en de stem zijner eigen ziel te verstaan in de stemmen van de Grooten die hij zoekt: Thomas à Kempis, Ruusbroeck, Henriette Roland Holst...... Wie zou niet dezen Peet, den rusteloozen zoeker naar de waarheid aller dingen, den moedeloozen twijfelaar, den spottermet-eigen-onmacht, den lijder ook om allergewoonste aardsche minnesmart, willen zien als het symbool van den mensch - al blijft het, uit een oogpunt van eenvoudigen werkelijkheidszin beschouwd, goed en zuiver dat deze mismaakte de drager van het symbool is, daar juist dezen, voor wie veel en de schoonste aardsche geneuchten onbereikbaar blijven, het zijn, die, in een verlangen naar den troost van het onvergankelijke, zich wenden tot de dingen van den geest. In deze eenzaamheid doorleeft en doorlijdt deze eenvoudige ongeveer alles wat de menschelijke geest de eeuwen door doorleefd en doorleden heeft, iedere vraag, die de menschheid eenmaal doorbrand heeft, wordt voor hem opnieuw een probleem ter moeizame oplossing. Hij grijpt naar alles, haalt alles naar zich toe, wil alles omvatten, wil dringen tot den kern van alle dingen...... waarlijk, deze onontwikkelde Jordaner zou een genie, een ‘übermensch’ moeten zijn om zijn ongeoefenden geest de spankracht te kunnen geven tot het door alle weifelingen heen omvatten van de groote gedachten aller tijden, tot het ziften en schiften van alle eeuwig-menschelijke gevoelens en hartstochten. En toch is hij - ondanks dit zeker niet aan de normen van het natuurlijk-menschelijke beantwoordende, geworden niet ‘een’ mensch, maar ‘de’ mensch. Temidden dier veelheid van figuren, die, zij 't uit ons vreemde sfeer gegroeid, ons door hun gewone menschelijkheid boeiend en vertrouwd zijn, staat de gestalte van Manus Peet in vergroote doch zuivere proporties voor ons op. En het merkwaardige is, dat, schoon het die vele bijfiguren zijn,

[pagina 117]
[p. 117]

die ons door hun gewone en vertrouwde werkelijkheid het naast moesten staan, het toch de vergroote figuur van Manus Peet blijft, waarin wij een onvergankelijke wezenlijkheid-van-altijd erkennen.

In dezen Manus Peet heeft de schrijver uitgestort van wat er in hemzelf leeft en woelt en bruist van liefde en haat, vereering en verachting en twijfel. Hij heeft dezen toch stillen en ingetogen bultenaar ingeblazen al het stuwende leven waarvan zijn eigen ziel overvol is. En hier raken wij tevens aan wat de zwakke zijde werd van dit boek: de onevenwichtigheid van zijn bouw. Want in wat wij meemaken van Manus Peet's eenzame overpeinzingen, meebeleven van de zwenkingen en stijgingen van zijn geestelijk leven is een teveel, dat als een zware ballast den bouw van het boek topzwaar maakt. Want de veelheid dezer bladzijden ‘beschouwing’ van maatschappelijk, politiek en geestelijk leven, hoe belangwekkend opzichzelf en hoe trillend-hartstochtelijk bewogen vaak, zijn remmend voor den gang van het gebeuren - het is niet in deze veelheid dat wij den groei van Manus Peet's geestelijk leven mee-beleven - en vallen buiten de normale en harmonische samenstelling van den roman.

Doch van zoo bruisend-hartstochtelijk, van zoo teeder-innig leven is dit boek vervuld, dat wij in het licht daarvan deze donkere zijde vergeten. Elk der figuren is als een blinkend licht-facet van het leven. Het straalt met diepen hartstochtgloed in Corry, koel-hooghartig, laag-gemeen en ontroerend-klein toch in haar liefdehunker, het tintelt in Bromtolletje, dat grandioze Jordaan-boefje - ook deze beiden schiep de schrijver naar een vergrooten norm, waardoor zij van de uitbeelding van het bizondere stegen tot symbool van het algemeene - het gloeit in Jan Gouwenaar, den zeeman, dien rauwen en toch zoo prachtig teederen mensch. Maar het teederst en verstildst glanst het in de schamele, haast simpele figuur van Frans Leerlap met zijn vogeltjes, de schuchtere, bangige Frans, die niet op kan tegen zijn altijd ruzieïge vrouw en tegen het tirannische Bromtolletje, maar die bij zijn exotische vogel-collectie een hem aan alles ontheffend geluk-in-schoonheid geniet. Er is aan dit figuurtje niets van grootheid of grootschheid, geen pracht van menschelijke hartstochten, geen geweld van goed of kwaad, maar de eenvoudigste en innigste menschelijkheid bloeit ontroerend uit zijn schamelheid open.

Maar het brandend-lichtende middelpunt van dit boek blijft Manus Peet, in wien ten eeuwigen dage de mensch zichzelf herkennen kan, in zijn verstriktheid in smartelijkst aardsch begeeren, in zijn moeizaam omhoog-worstelen naar bevrijding-in-begrijpen.

Ondanks de fout van zijn onevenwichtige compositie is dit boek grootsch van gevaar. Door het geweld van hartstochtelijk leven dat er in klopt en bruist, door de diepte van zijn gevoel, door de felheid van zijn visie. Het ruwe, bonte Jordaanleven, de zeemansavonturen van Jan Gouwenaar, de exotische vogeltjes van Frans Leerlap, dat

[pagina 118]
[p. 118]

alles is met dezelfde plastische kracht, met dezelfde weidsche praal gebeeld als het leven en de daden van een legendarisch vorst in Oostersche oudheid. Het is uit de maat-loosheid van het levende dat dit boek vervult, dat de onevenwichtigheid van den vorm ontstaan is; het is of de vorm scheurt en berst door de heftig-levende stuwingen van den inhoud. Maar wij zullen deze maat-loosheid, die den vorm schendt, vergeten, wanneer wij erkennen, dat in die hartstochtelijke levensgolvingen het menschelijke van allen en voor altijd zich op grootsche wijze openbaart.

Marie Schmitz.

S.v. Milligen. ‘Ontwikkelingsgang der muziek van de oudheid tot onzen tijd’, met medewerking van Sem Dresden. (Tweede druk). J.B. Wolters. Groningen, den Haag 1923.

De nieuwe druk van van Milligen's uitvoerig en mooi uitgegeven boek verdient bijzondere vermelding. Sem Dresden hielp het op de hoogte van den tijd houden door toevoegingen over de moderne muziek en tevens betreffende die van de 15e en 16e eeuw: als modern componist en als leider der Madrigaal-vereeniging was hij voor deze tweesoortige taak de aangewezen man.

v.O.

J.A.F. Mörzer Bruyns. ‘Het verloren element in het wereldbestuur en het einde van den chaos’, uitgegeven voor rekening van den schrijver door A.W. Sythoff's Uitgeversmaatschappij Leiden, 1923.

Wat het ‘verloren element’ is, willen wij den lezer niet verraden en hem uit dit merkwaardig optimistisch geschrift slechts dit vertellen dat het einde van den chaos dien de wereldoorlog achter zich liet, naar schrijver's meening, niet gevonden kan worden door den Volkenbond in Génève maar door een kleineren bond, n.l. van de Skandinavische landen, Nederland, het Britsch Gemeenebest en Amerika. Waarom juist wij en zij? Men leze en late zich overtuigen.

v.O.

Grotius Annuaire international pour l'année 1923.

De nieuwe jaargang van Grotius maakt een uitnemenden indruk. Vooraan de merkwaardige kop van den President Loder met een bijschrift van van Vollenhoven, dan artikelen van Jitta over het nationaliteit beginsel in het Int. Priv. Recht, een van van Slooten over de regels van den Haag, van v.d. Sande Bakhuyzen over de Haagsche Conferentie over de Russische kwestie, van Joekes over de Intern. Arbeidsorganisatie

[pagina 119]
[p. 119]

van anderen verschillend in inhoud en beteekenis maar hierin overeenstemmen dat zij kort en klaar oriënteeren over de vragen die zij behandelen. Eindelijk een overzicht van Fransche en Engelsche prijsrechtspraak voor zoover ze Nederlandsche schepen betrof en de reeks gegevens die een belang zijn voor ieder die in internationaal recht belang stelt. Het jaarboek is in dit opzicht een gids geworden die we niet gaarne zouden missen.

P.S.

Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman. Verzamelde Opstellen. Tweede Afdeeling Staathuishoudkunde. Alf. 1. Den Haag Nijhoff 1923.

Na drie deelen van de eerste afdeeling, Staatsrecht is thans de eerste aflevering van de tweede afdeeling van Lohman's Verzamelde opstellen verschenen. Wij vragen ons af, of ons zoo niet te veel geboden wordt, of een keus niet beter ware geweest; niet alles in deze dikke deelen is even belangrijk. Weinigen zullen alles lezen. Er staat tegenover dat deze keus wel moeielijk geweest zou zijn. En reeds wie het boek niet leest, maar doorbladert, wordt telkens getroffen door een persoonlijk woord van krachtige overtuiging, licht zet hij de lectuur voort en zoo bereikt het boek zijn doel in aanraking te brengen met de figuur en Lohman en zijn denkbeelden. Voor een karakteristiek daarvan acht ik het hier de plaats niet. Hier nog slechts één opmerking: de ondertitel ‘Staathuishoudkunde’ vind ik niet gelukkig gekozen, eigenlijke economie treft men in deze politieke en maatschappelijke vraagstukken besprekende opstellen weinig, en waar men haar vindt is zij niet bijzonder, is zij niets dan een oud-liberalisme. Ook in deze zoogenaamd aan de ‘Staathuishoudkunde’ gewijde afdeeling zit de kracht van het werk toch altijd aan de zijde van het recht.

P.S.

[pagina 120]
[p. 120]

Voorts zijn door de redactie ter aankondiging ontvangen de navolgende boekwerken:

 

J.D. Bierens de Haan. Dante's Mystische Reis. Tweede druk. Amsterdam. S.L. van Looy, 1923.
I. Kooistra. Van Ziel tot Ziel. J.B. Wolters. Groningen, 1923. (Tweede druk van ‘Opvoeder en Kind’).
Nederlandsche Bibliographie. 68ste Jaargang. No. 7. Juli 1923. Uitgevers Mij. A.W. Sijthoff. Leiden.
Dr. C. te Lintum. ‘De geschiedenis van het Amerikaansche volk’. Tweede druk. Zutphen, Thieme & C. 1923.
Dr. N.v. Wijk. De Cechoslovaaksche Republiek. Amsterdam, v. Kampen, 1922.
Alexandre Mercereau. ‘L'Abbaye et le Bolsjevisme! Paris, Eugève Figuière.
Sigrid Undset. De Bruidskroon. A.W. Sijthoff's Uitg. Maatschappij, Leiden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Marie Schmitz

  • J.C. van Oven

  • Paul Scholten

  • over Israël Querido

  • over S. van Milligen

  • over Alexander Frederik de Savornin Lohman

  • over J.A.F. Mörzer Bruyns