Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Kunst. Jaargang 16 (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Kunst. Jaargang 16
Afbeelding van Onze Kunst. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van Onze Kunst. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.02 MB)

ebook (24.00 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Kunst. Jaargang 16

(1917)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]


illustratie

Kunstberichten van onze eigen correspondenten

Tentoonstellingen

Dordrecht

Het Signaal.

Een nieuw kunstgezelschap heeft zich gevormd, tot beteekenisvollen naam dragend: ‘Het Signaal’. Weliswaar is deze titel weinig opschrikkend voorde ingewijden, immers deze weten reeds sinds lang, dat van mannen als Maks, Le Fauconnier, Piet van Wijngaerdt geen heeldstorming is te vreezen, en hun signaal weinig beroering zal veroorzaken, zelfs niet in de hen toegedane schilderskringen. Want het gezelschap, dat zich gevormd heeft onder den verzamelnaam: Het Signaal, bestaat uit schilders, die misschien een mooi kunstideaal vervolgend, ieder afzonderlijk daar nog zoo weinig van terecht hebben gebracht, dat men moeilijk aan een besef kan toekomen als in hun betiteling is bedoeld. Van Wijngaerdt is in zijn kunstopvatting het dichtst genaderd tot de luministen. Doch te eenvoudig vat hij zijn taak op. Zijn kleurvlakken geven zelden de flonkering van het licht, zij zijn te zoetelijk gezien en missen geheel en al de sterke kracht, die van de lichtontleding dient uit te gaan. Ook Le Fauconnier staat niet vast in zijn kunstbegrip. Ten slotte zijn van deze groep mevrouw Fernhout-Toorop en Schelfhout nog degenen, die althans een kunstideaal bezitten waarvan zij min of meer tot duidelijke uiteenzetting kunnen brengen. Toorop's dochter brengt ontegenzeggelijk een soms zelfs fascineerend noodlotsgevoel in haar werk en Schelfhout heeft evenzeer een dramatiek gebouwd in zijn koepelvormige luchten en landschappen. Doch sinds ik het werk van deze schilders volg, en dat is van den beginne af aan, hebben zij zich weinig verdiept, blijft alles op één hoogte. Op hun signaal is ook al geen gebeurtenis gevolgd, die de schrille heftigheid ervan kon verklaren.

Tegenover Lodewijk Schelfhout hen ik onrechtvaardig. Want hij is verreweg de grootste van de twee, van de gansche groep, en het is niet juist, hem met anderen van deze groep in één adem te noemen. Zijn etswerk was iets vanaf het begin en al moge hij weinig sterker zijn geworden, hij is toch iemand gebleven. Dit ervoer men opnieuw in het Dordtsche Pictura waar het werk van de bentgenooten tentoongesteld was.

Willem Roelofs.

Dat het voor een kunstenaar een nadeel kan blijken, zoon te zijn van een vader die in 't zelfde vak of in dezelfde richting tot beroemdheid kwam, is een uitspraak die men dagelijks aan voorbeelden kan toetsen.

Heeft Willem Roelofs de mogelijkheid van een vergelijking willen ontgaan, door zich geheel af te keeren van zoowel de visie op de natuur als de behandeling van het métier door zijn beroemden vader? Zooals daar nu de twee tentoonstellingen van vader en zoon respectievelijk in Rotterdam en Dordt zijn aangericht, is er werkelijk niets dat aan de geringste, zelfs uiterlijke, overeenkomst denken doet. En innerlijk, ja innerlijk is dit werk zoo verscheiden als slechts de meest uiteenloopende naturen het vermogen voort te brengen. Want fijne snedigheid is den vader eigen, den zoon een exuberantie die haast onhollandsch is. Het zou vergeefsche moeite zijn Willem Roelofs Jr. te willen overtuigen van

[pagina 146]
[p. 146]

het inzicht dat de overvloedigheid der gegevens welke hij op een enkel doek verwerkt, niet altijd den inhoud van een schilderij verdiepen. Immers deze Willem Roelofs zoekt deze diepte niet, bewust wil hij veelheid geven: niet een pot bloemen vol veelkleurige tulpen alleen doch een uitvoerig geschilderde interieurhoek daarnevens

De sjaal of het tafelvlak waar een pul bloemen op staat is, voor Roelofs, van evenveel belang als de pot en de bloem zelf. Juist in bloemstukken komt de beschouwing van Roelofs in conflict met wat de kunstlievende doorgaans van den bloemschilder verlangt. Voor de hand ligt dat de schilder dan ook dáár het meest onder den invloed van zijn werk brengt, waar hij het stilleven van voorwerpen alleen behandelt. Zoo blijft van zijn productie een stilleven te roemen van kleurig ontbijtservies op wit tafellaken. Het licht glijdt door vitrage voor 't raam, naar binnen. In gedempt licht staat al het kleurige goedje, levendig aangezien en met vroolijken kleurenzin vertolkt. Juist het licht alom gegeven, is meermalen in de stillevens van Roelofs: de waarde van het stilleven.

ALRERTINE DRAAYER - DE HAAS.

Haarlem

Tentoonstelling Dingemans - Numans.

Het echtpaar Dingemans - Numans heeft een tentoonstelling bij De Rois. Het werk van Dingemans is bekend, dat van zijn vrouw lijkt een debuut; van den beginneling heeft deze arbeid althans al den onbesuisden moed. Het zijn kleurige bloemstukken in, van afmeting groote, schilderijen gegeven, stoutmoedig werk dat om die eigenschap wel iets zou beduiden, indien een belangrijk gemis aan smaak niet alles hadde bedorven. Gunstig steekt bij dezen arbeid af de inzending van den schilder Dingemans van wiens etswerk door het Teylers museum een aantal stalen werden aangekocht. De schilderijen behandelen gezichten uit Rotterdam. Een groep sleeperspaarden, uitrustend voor hunne karren en voerlieden die zich eveneens in 't zonnetje een oogenblik koesteren, zijn geliefde gegevens van den schilder. Atmospherisch en gevoelig weet hij telkens van een hoekje bij de havens of uit het hart van Rotterdam te vertellen. De kop van de oude kathedraaltoren steekt droomerig boven de eveneens meer gevoelig coloristische dan levendige tafereelen uit. Hier is een knap schilder van wien we gaarne eens een groot doek zagen.

Tentoonstelling A.L. Koster.

Groen flonkerend - een lichtglinsterend juweel gelijk, dat van uit donkerte rondom straalt - ligt de buitenplaats-weide tusschen het diepe groen van omringende lanen gevat. Op den voorgrond van het schoone pastel waarover we handelen, spreidt een plataan breed zijn takken uit en goudig is de schaduw die van den boom over den grond voortweeft. Rechts in 't schilderij is met licht lentegroen het jonge geboomte aangegeven, een nieuwe kleur in dit landschap waarvan de schikking der kleuren de schoonheid mede uitmaakt.

Het hierboven genoemde werk is arbeid van den schilder Koster: den schilder der bloembollenvelden. Ons heeft dit pastel geleerd dat een schilder verkeerd doet zich te lang met eenzelfde onderwerp bezig te houden. Want de frischheid van dit mooie plekje op de buitenplaats Groenendaal (welke door de gemeente Haarlem voor wandelpark aangekocht is) wijst op een spontaneïteit, die in de bloembollenvelden-schilderijen wel eens te loor is gegaan. Het volledige werk van A.L. Koster is tot een tentoonstelling bijeengeschikt in de historische Waag te Haarlem. In het levensbeeld van dezen schilder, dat men zich op de tentoonstelling vormen kan, is het hierboven genoemde werk zoowel van datum als van doen het jongste. Er is een terugwijzing in naar de jeugdwerken, naar de zeer schoone zwart-en-witwerking in den ets naar de steengroeve van A. Regeyn bijvoorbeeld, naar het Limburgsch landschap eveneens, dat minder sterk als de hierboven genoemde werken toch een even natuurlijk spel van lichte en donkere tonen bezit. Niet altijd is dit van de landschappen der bloembollenvelden te zeggen. De schaduw neigt wel eens naar 't ondoor-

[pagina 147]
[p. 147]

zichtig zwarte, de bloemen schateren te fel. Zoodat de harmonie der kleuren die vooral in dit gedeelte van Holland overheerscht, meermalen afwezig is. Een doffe, moedelooze toon ligt over het schilderij. Een paar gezichten op het Spaarne mogen nog in lichte mate een dofheid bezitten, ze zijn verder zoo aantrekkelijk geschilderd en beschaafd van voordracht, dat ze gevoeglijk almede tot het beste werk van den schilder zijn te rekenen.

ALBERTINE DRAAYER - DE HAAS.

Londen

The second exhibition of war cartoons by Louis Raemaekers. The Fine Art Society. 148 New Bond Street January 1917.

Raemaekers is niet ontsnapt aan het gevaar, waaraan hij blootgesteld was. Een triomfant succes, dat minder gevestigd is op de innerlijke kunstwaarde van zijn werk, dan op de strekking ervan, moest onvermijdelijk leiden tot overproductie en oppervlakkigheid. Dit constateeren we op deze tentoonstelling. Hiermede is niet gezegd, dat er van verzwakking of uitputting sprake zou zijn - integendeel. Zijne satire blijft vlijmscherp, zijn sarkasme bijtend; het heeft zich door de oefening gehard en gestaald; en zijn vindingrijkheid blijft overbluffend. We geven Raemaekers gaarne deze eer, die hem ten volle toekomt. Maar dat zijn teekenwerk er als zoodanig op vooruit gegaan is, kan men niet zeggen. Evenals bij zoovele karikaturisten waarvan de nooit verzadigde ‘pers’ steeds méér verlangt, werkt hij al te uitsluitend met receptjes; de hand krijgt een ambachtelijke vaardigheid in het schetsen van zekere types, en herhaalt die haast mechanisch - soms met storende gebreken, die de teekenaar zelf niet meer ziet; zijn werk wordt te zeer tot een conventie, tot een poppenspel, waar spieren en zenuwen vervangen zijn door draadjes, die de kunstenaar met verbazende handigheid weet te bewegen, maar waardoor op den duur alleen de naïeve toeschouwer wordt geboeid. De groote meerderheid dezer prenten zijn te haastig ontworpen en uitgevoerd, om doorvoeld en doordacht te kunnen zijn. Het zijn schitterende improvisaties, en juist daardoor soms pakkend - maar na de eerste, vluchtige impressie blijft er doorgaans al te weinig van duurzame beteekenis over.

Dat de kunstenaar wel beter kan, als hij er tijd en moeite voor over heeft, bewijst hij wel eens. Ik wil hier onder de honderd-enzooveel nummers alleen een teekening vermelden, die misschien niet tot de meest ‘gevierde’ behoort, maar die inderdaad van fijneren humor en scherpere observatie getuigt: ‘Under the spell’ - een groep Duitsche ‘intellectueelen’ - schilders, musici, professoren, predikanten enz. die onder de betoovering van het Duitsche militarisme, dit, ieder naar zijnen aard, geestdriftig verheerlijken. Voor ééne teekening als deze, geven we gaarne menigen bundel, thans door ondernemende firma's uitgegeven met een luxe, die in vredestijd te nauwernood aan de teekeningen van een Rembrandt werd besteed.

P.B.

Rotterdam

De rondreizende tentoonstelling van Fransche kunst.

Na de Engelsche oorlogsfilm, die in zooverre ons heeft geïintimeerd, dat organisatie-vermogen niet uitsluitend bij onze Oostelijke naburen is te vinden, doch iets is, dat... aangeleerd kan worden, is de Fransche tentoonstelling in deze benarde tijden van gebrekkige communicatie ons met iets anders komen intimeeren: met het besef van dingen - die niet te leeren zijn, die afhankelijk zijn en blijven van aanleg, geboorte, vatbaarheid en ten slotte genialiteit.

Hier is dan nu een beeld van Frankrijks kunst der laatste veertig jaren, dat Hollanders die niet gaarne achterlijk zouden heeten, treft als iets van allerjongsten datum. En juist de allerjongste Fransche kunst is het, die hier ontbreekt. Het zijn vooral de grootmeesters der moderne landschapsschilders, zij van wie gansch Europa geleerd heeft en nog voortgaat te leeren: Manet, Pissaro, Degas, Monet, Sisley, Cézanne, Gaugin, Bonnard, Forain,

[pagina 148]
[p. 148]

Renoir, Signac, Seurat, Lautrec. Geen meesterwerken der meesten, toch wel uitnemende representatieve stalen.

Odilon Redon, de fantastische droomer, is hier met mede van zijn schoonsten arbeid, doch dan zijn er nog zoovele jongeren wier namen minder klinken doch wier arbeid als geniale voortzetting van de groote figuur- en landschapschilders den schakel vormt tot op dezen tijd.

Daar zijn van deze laatste kunstenaren Maurice Denis, Dufrenoy met zijn Place de la Bastille, Carrera met den: Pont Charraut, Guillaumin met: les Satyres, Roussel en anderen.

Treffend door een waarheid, een scherpe, persoonlijke natuurvertolking Cézanne's: Allée-verte, dat nog thans kan gelden als een voorbeeld bij uitnemendheid van een sterk en modern impressionisme.

Bonnard toont hier zijn litho's; Aman-Jean, het gelukkigst in zijn vrouwenbeeltenissen, heeft hier een knap staal, Carrière's slapend kind heeft de doordringendheid, de, als 't ware zwarte levensvisie tot kunstwerk omgezet en dan is er Lepère.

In de N.R. Crt. is deze tentoonstelling vergeleken bij een greep uit overvloed van schoons, van nuttigs en bruikbaars en zooals men in haast een koffer pakkend, niet nauwlettend schift, is ook deze tentoonstelling allerminst een gezette keuze doch in hare chaotische samenvatting toch goed, toch, al weglatend hier en daar, een juist beeld niettemin verwekkend, al geeft ze geen angstvallig verzorgd beeld. Zoo is er uit de gobelinweverij van den Staat een groot scherm aanwezig waarin is gewerkt naar teekeningen van Chéret. Trouw aan conventie, wat blijkt uit de omlijsting van deze luchtige voorstellingen uit Marianne's rijk, zijn niettemin de voorstellingen zelf meegaand met, inderdaad beeld van dezen tijd. Het Frankrijk dat nieuwe kunst gebracht heeft, dat zich steeds vernieuwt, doch daarbij toch trouw blijft aan reedsgevondens: eigen stijlen immers!

Een schoon onderdeel en wel werkelijk representatief dit, is de afdeeling der munten. Hebben we op te merken dat hier voor Holland te leeren valt?

Oorlogsaffiches, niet overvloedig doch wel in mooie voorbeelden van Léandre, Forain, Steinlen, om eenige der ten onzent meest bekende teekenaars te noemen en dan is er, ander onderdeel van de omvangrijke en van inhoud zooveel afwisseling biedende tentoon stelling, het werk der verminkten. Handwerk vaak, dat van vrouwen afkomstig kon zijn, grof werk nimmer, teederheid van kleuren, altijd en op zijn beurt getuigenis afleggend, zij het in stamelende taal van den smaak die natie-bezit is, die aanwezig is altijd. Omdat Franschen de werkers waren.

ALRERTINE DRAAYER - DE HAAS.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Albertine Draaijer-de Haas

  • over Willem Roelofs

  • over A.L. Koster

  • over Louis Raemaekers


plaatsen

  • over Dordrecht

  • over Haarlem

  • over Rotterdam


landen

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)

  • over Frankrijk