Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Kunst. Jaargang 16 (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Kunst. Jaargang 16
Afbeelding van Onze Kunst. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van Onze Kunst. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.02 MB)

ebook (24.00 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Kunst. Jaargang 16

(1917)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]


illustratie

Kunstberichten van onze eigen correspondenten

Tentoonstellingen

Londen

Exhibition of Belgian art Dowdeswell Galleries Mei 1917.

Een tentoonstelling, die haast nog belangrijker was dan die, welke enkele maanden geleden te Croydon werd gehouden. Dezelfde namen, werken van gelijke verdiensten. Ze was niet zoo schitterend; kenners vonden er niet de twee of drie verrassingen, welke het zout zijn van een tentoonstelling aan verschillende kunstenaars gewijd.

Alle deelnemers zijn Belgische schilders welke Engelsche dingen en Engelsche landschappen schilderen - behalve enkele uitzonderingen, als Alfred Delaunois, met een schoon ‘Kloosterland’ vertegenwoordigd, en Ensor met bloemen, schoon als zonneschijn en optimistisch als het ontwaken van een schilder op een schoonen, zorgeloozen zomerdag. De beste onder de uitgeweken kunstenaars treffen we hier aan - enkele middelmatige, en geen slechte. Hebben deze niets ingezonden, of hebben de inrichters de inzendingen geschift?

De Hoeve van Valerius de Saedeleer - wij noemen alleen enkele der beste werken - is zoo bekoorlijk als een der gebouwtjes, die in een hoek van een schilderij van Brueghel zijn verscholen; een glacis dat de kuiltjes in het doek te nauwernood dekt - en dat is al; het werkje is in ongerepte frischheid uit 's schilders handen gekomen; niets zwaars, geen grove, onnoodige en onoogelijke verf. We merkten ook een majestatisch sneeuwlandschap van denzelfden schilder op.

Constant Permeke is de kleur ter dege meester - méer de aquarel dan wel de olieverf; maar alleen zijn Landschap met Ruiter ware voldoende om hem tot een buitengewoon schilder te stempelen.

Verschillende stukken van E. Claus - maar over dien meester spreken we elders. L Frédéric en V. Gilsoul zijn goed vertegenwoordigd. Houdt het publiek nog steeds van portretten, zooals J. Rosier en A. Cluysenaer die schilderen?

Twee zonnestralen, wáár en eerlijk, van een naakte en naïeve eerlijkheid, door Jan de Clerck. En een aardige Wytsman.

Wij rangschikken onze indrukken niet - wij volgen de orde van het tentoongestelde.

Emile Motte stelt ons te leur, omdat de keuze zijner onderwerpen ons veroorlooft een geheel verschillende techniek te vergen. Er is tegenspraak tusschen zijne primitieve profielen, den droomerigen achtergrond en de forsche, stootende penseelstreek. Men verwacht altijd beters wanneer men de werken van dien overigens knappen schilder nadert.

Enkele stukken van Pierre Paulus. Aardige Azalea's van mej. Jenny Montigny, heerlijk, soepel, werkelijk bloemen, en tevens goed schilderwerk.

En de poëzie, ook hier, de schoonste kleurpoëzie vinden we in een aquarel van Emile Vloors. Een schilder kan zich buigen over een vlek blauws, zooals een jong meisje over de toekomst.

L. Reckelbus, heeft in een zijner doeken, zijn wat nuchtere techniek te zeer zichtbaar gelaten: het is een genot voor den kenner om de middelen van uitvoering, de wording van een werk na te sporen; een zekere inge-

[pagina 62]
[p. 62]

togenheid van den schilder kan hier veel tot de bekoring van het kunstwerk bijdragen; toch is zijn Landelijke woning aantrekkelijk.

Twee gezichten van St. Paul's van J. Celos zijn beweeglijk van atmosfeer.

Goede stukjes van Ch. Mertens, vooral een pastel: een kamer in het belfort, ‘Bellropes’.

Heel de weelde der schilderkunst, de schilderkunst als zoodanig, zooals we zouden zeggen de meubelmakerskunst als zoodanig - is besloten in het heldere werk van G. van de Woestijne Het is de hoogste uiting der concentratie in de techniek van den kunstenaar, die eerlijk is als een goede koning uit een sprookje. Schilders zullen zeggen dat het een wonder is. Vermelden we nog het elegante beeldhouwwerk van Rousseau, heerlijke etsen van De Bruycker, teekeningen van Fabry en Tytgat.

J.d.B.

Rotterdam

Kunstzalen Unger en van Mens, teekeningen van Willem Roelofs.

In de bovenzaaltjes van dit kunsthuis kan men de teekeningen vinden van den ouden Willem Roelofs.

In meer dan een opzicht is er wat deze schat van oorspronkelijke teekeningen betreft een vergelijking te maken met Gabriels teekeningen-nalatenschap. Beide meesters zijn uiterst uitvoerig te werk gegaan in hun krijten potloodontwerpen. Toch zijn reeds in de eerste aanzetten de verschillen te zien van opvatting en werktrant.

Gabriel is spits en geestig, Roelofs ziet in zijn teekeningen reeds den droom van zijn schilderijen, is daardoor breed in zijn voordracht, kleurrijk in zijn schaduwpartijen en gaat verder en verder in zijn teekeningen, zoodat allengs een schilderij in zwart en wit ontstaat.

In den hierboven genoemden kunsthandel is een verzameling teekeningen bijeen, die Roelofs als landschapschilder volkomen zouden vertegenwoordigen indien er althans eenige belangrijke koeienstudies aan waren toegevoegd zooals hij er wel gemaakt heeft in den trant van de Haas: zware beesten statig stappend door hoog gras, onder een leigrauwen hemel, waartegen het licht van een witte huid sterk contrasteert. Het Hollandsche polderland, doch ook streken in 't Geldersche, rond Doesburg, vonden in hem een gevoelig vertolker. Zoowel het nuchtere doch zoo bcteekenisvolle Hollandsche landschap als het weelderig Geldersche, gaf hij weer, ondergaand hun eigen karakter. Dat hij een blij wandelaar is geweest en een verheugd kunstenaar in de ontdekking van de schoonheid van zijn land, voelt men in 't nietigst krabbeltje, in de minutieuze sepiateekeningetjes, die open en luchtig als blijde notities zijn van grooter werk dat te doen stond.

ALBERTINE DRAAIJER - DE HAAS.

Utrecht

Tentoonstelling van werken door Floris Verster, in ‘Voor de Kunst’, te Utrecht.

Al zijn niet alle phasen van het talent van Verster even gunstig vertegenwoordigd, men kan toch zeggen, dat het oeuvre van den meester, als een geheel, te Utrecht, genoten kan worden. En ten opzichte van deze kunst is zulks een vereischte. Want al zal elk werk op zich zelf beschouwd vreugde geven, Verster leert men nooit uit het enkele kennen. Hij heeft met de besten gemeen, dat zijn waarneming van de dingen zeer veranderlijk is, dat hij altijd nieuw blijft. Zijn talent leeft, nooit verstart het in gewoonte. Aldus roepen elkaar in dat leven alle oogenblikken, steunen elkaar alle uitingen. Hebben wij ons verlustigd in de verschillende sensaties welke zijn stillevens, want daaruit spreekt toch wel zijn kracht, bij ons opwekken en komen wij tot herinnering, dan doemt er een beeld van ijlere, van meer geestelijke schoonheid voor ons op, een beeld in beweging dat nooit op een doek zou zijn te brengen, waarin beurtelings de scheppingen

[pagina 63]
[p. 63]

van den schilder verschijnen en zich weer oplossen en dat het ‘worden’ van zijn willen en kunnen beteekent.

Is men in staat zich van het enkele schilderij los te maken, dan ziet men waarlijk, in het toch zuiver Hollandsch talent van Floris Verster, in den breede gespiegeld een wereldgebeuren van een halve eeuw.

Verster begint van de dingen impressies te geven in de gedempte, omsluierde kleuren en tonen waarin de meesters van het Fransche réveil werkten en waarin wij hebben leeren kijken door de schilders der Haagsche school. Vóór hij zijn weg vond in de groote bloemstukken met anemonen, die wij op deze tentoonstelling vinden, maakte hij landschappen die zich nog door niets eigens onderscheidden. Plotseling verheldert zich dan zijn blik, schaduwen verdwijnen als optrekkende nevels, en hij ziet bijna uitsluitend het wezen der dingen in de zuiverheid van hun kleur. De vormen vervagen zich en met hetgeen voor hem de schoonheid is, met de heerlijkheid van de kleuren, componeert hij zijn schilderijen. Om een woord van den allerlaatsten tijd te gebruiken, hij wordt van impressionist expressionist. De cinerarias en het flesschen stilleven, beide van 92, zijn mooie voorbeelden van dit streven, maar hij heeft nog veel meer in dien geest gewerkt en het is misschien het zwak van de tentoonstelling dat deze periode, waarin toch Verster zijn belangrijkste evolutie onderging, niet vollediger is vertegenwoordigd. Hij toont zich als iemand die vóórvoelt waartoe het picturaal genie van den tijd eenmaal zal komen, maar die de uiterste consequenties van zijn visie nog niet aandurft; geheel los van den vorm kan hij nog niet komen, hij wankelt en zoekt na eenigen tijd zelfs, door zijn krijtteekeningen, stevigheid aan de uitbeelding der dingen te geven. Dat moge hem echter afvoeren van het expressionisme, zoodat zijn werk nood meer zoo zuiver zal willen reiken naar het schoone buiten stof en vorm, voor goed is hij genezen van de zwarte schaduwen die de éénheid der compositie verscheuren. In het mooie stukje van 1901, het soyapotje, met flesschen, komt de materie alweer meer tot haar recht. Zoo ook in de bokkingen op tinnen schotel, en in zijn beide stillevens van tinnen kannetjes schijnt hij zich zelfs bewust geworden te zijn van het gevaar door de abstractie in het onwezenlijke te vervallen. Met bijna eenzijdige overgegevenheid ziet hij dan alleenlijk de stof.

Na die realistische bemoeiïngen heeft hij nu alles in zijn macht. Wat hij daarna maakt, bewijst een gelijkelijk voelen voor kleurenpracht, vorm en materie, voelen dat nu eens hartstochtelijk is, dan weer meer overwogen, maar altijd parafraseert op een zelfde overtuigde, zeer substantieele visie. Toch is hij blijkbaar ook hierin nog tot nader inkeer gekomen en de man die eerder dan iemand anders zich althans van het probleem van het expressionisme bewust geweest is, schijnt nu den weg te wijzen aan eene reactie die wederom alle eigenschappen der dingen zal laten gelden, als onontkomelijke gegevens tot het kennen en genieten, die echter als het schoone door de kunst te verwezenlijken, niet meer de substantie zal stellen maar de relatie, of het contrast der dingen onderling. In de drie schilderijen, de laatste in dagteekening van de tentoonstelling, is het schoone niet gegeven in het kristallen voorwerp, of in de rozen, of in den hulst, of in het linnen servet, maar in datgeen wat die voorwerpen tot eene éénheid bindt, in hun wezenlijk verschil dat naar waarheid hunne onderlinge afhankelijkheid uitmaakt. Hier heeft de kunstenaar getracht ons de schoonheid mede te deelen welke hem heeft bemachtigd toen hij eene nieuwe gewaarwording onderging, die van de functie der dingen.

A. PIT.

[pagina 64]
[p. 64]

Sterfgevallen

Ko Doncker. †

 
‘If humour, wit and honesty could save
 
The humorous, witty, honest from the grave,
 
The grave had not so soon his tenant found
 
Whom honesty, and wit and humour crowned.’
 
(Stephen Duck.)

Er is een gezegde van Engelschen oorsprong, dat luidt: ‘It is so easy to be witty and wicked, and so hard to be witty and wise’ en dit is wel ten volle toepasselijk op den te vroeg verscheiden kunstenaar Ko Doncker. Wat vooral een treffend kenmerk van zijn werk mag worden genoemd is wel, dat hij wist te vermaken en geestig kon zijn, zonder persoonlijk te worden. Zoo was dus zijn humor nimmer kwetsend en waar het gevoel voor humor juist voor den ernstiggeaarden Hollander een zeldzaam bezit schijnt te zijn, daar kon het niet anders of Doncker zou in de vaderlandsche kunst een zeer eigen, een zeer bizondere plaats innemen. Naast den met zijne illustratie's voor eigen proza der ‘Prikkel-Idyllen’, zoo fijn-vermakelijken Cornelis Veth, zou ik niemand kunnen noemen, die ook maar in de verte den uitnemenden Doncker nabij komt. Het gevoel voor humor en het caricaturistische zien is vooral een aanvoelen van vermakelijke verhoudingen in woord en wezen en waar nu bij dezen teekenaar dit gevoel in zoo sterke mate levend was, daar kon het niet anders dan tot ondertoon worden van heel zijn werk, dat in meer dan één opzicht opmerkelijk bleek. Want niet waar, hoe moeilijk is het ‘to be witty and wise’ en ook in dit opzicht heeft Doncker getoond een uiterst goeden smaak te bezitten. Mogelijk werd hij wel het meest gewaardeerd in zijn schimmen-spelen, waarvoor hij naast de uit carton gesneden figuren ook de allergrappigste teksten maakte. Minder door de massa begrepen zijn de Shakespeare-parodieën, doch waar hij een overwegend succes mee oogstte, dat waren vooral de geïllustreerde spreekwoorden. Dat was een vondst waar hij zijn hart aan kon ophalen en daarmede heeft hij zelfs den meest verstokten Nurks een glimlach ontstolen. Zijn werk is altijd te herkennen aan een wonderlijken draai en strakke stift-voering, een veelal magere maar zeer karakter volle lijn, welke hij uit zijn vroeger patroon-teekenen heeft gehouden en ook daarin is het eigen in de beste beteekenis. De kunstenaars gaan, hun werk blijft, dat is ‘hart's testament’. Op de lei naast de deur van zijn kluizenaars-huisje aan het Spaarne stond op den stervens-dag van Doncker gegriffeld: ‘Ik kom dadelijk terug...’ Grooter eer kan ik hem niet geven dan door te getuigen: dat de ledige plaats welke hij open laat voorzeker niet licht zal worden vervuld. Zulk een zeldzaam teekenaar met zulk een zuiver zicht op de zonnige zijde van het wijde Leven komt in Holland niet licht terug.

OTTO VAN TUSSENBROEK.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Albertine Draaijer-de Haas

  • Otto van Tussenbroek

  • Adriaan Pit

  • over Floris Verster

  • over Ko Doncker

  • over Willem Roelofs


plaatsen

  • over Rotterdam

  • over Utrecht


landen

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)