Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 1 (1923-1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 1
Afbeelding van Opwaartsche Wegen. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (4.90 MB)

XML (1.03 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 1

(1923-1924)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 152]
[p. 152]

Boekbespreking.

De van Berkels en hun vrienden. Humoristische roman van F. de Sinclair. Vierde druk. Amsterdam, van Holkema en Warendorf.

De Sinclair is bekend geworden door z'n ‘humoristische’ romans, als ‘Om Papa's Principe’, ‘De Griffier van Peewijk’, ‘Mijnheer Focus’, ‘Sancta Musica’ enz.

En de vierde druk van ‘De van Berkels...’ bewijst, dat het publiek rijkhalzend naar vroolijke lectuur uitziet.

Nu, dat verwondert mij niet. Vooral de moderne literatuur der laatste vijf en twintig jaar heeft zooveel pessimisme gebracht, dat men verlangend kàn uitzien naar een openbaring van een wezenlijk-diep humoristische literatuur. Het is echter te betreuren, dat de Sinclair over 't algemeen meer gewild-grappig en meermalen hopeloos banaal is, dan echt humoristisch. Je moet nu en dan eens hartelijk lachen om z'n verschillende situaties, ook in ‘de van Berkels...’ maar ten slotte vind ik dit boek berekend op grof-effect, bijv. Hoofdstuk III, waarin o.a. die zelfmoord-geschiedenis van Verblunt voorkomt, doet je denken aan een ‘samenspraak-scène’, zooals die nog wel worden ‘opgevoerd’ op jaarfeestjes van Jongelingsvereenigingen etc. Nog erger het volgende hoofdstuk met die Dr. Leron en z'n zenuwlijdersgesticht. Die man trachtte z'n patiënten (alle vrouwelijke) te suggereeren met een apennootjes- en onrijpe appelen kuur, enz. Akelig overdreven vind ik de meeste hoofdstukken. En meestal onleesbaar door voortdurend gevloek. Ik mag niet ontkennen, dat de Sinclair soms raak typeeren kan. Bijv. in Hoofdstuk I, als Clara van Hildenaer op de verjaringsvisite van mevrouw van Berkel binnenkomt: ‘Ah, lieve jubilaris... van harte, hoor... van harte... van Berkel, jij ook, wel gefeliciteerd, Agnes... welgefeliciteerd, hoor,... Caroline wel gefeliciteerd met je Ma's verjaardag... o grut, wat 'n heerlijke massa advocaat heb-je... pfff... mag ik m'n mantel losdoen... ik stik bijna... zoo... hier zitten, naast jou,... o gunst, dat 's de eereplaats, nietwaar, Agnes,... naast je Ma...?’ En dan later op reis, temidden van de ‘aristocratische’ van Berkels, Tine met haar ‘Maalzijt’ en ‘Fen Birrekel, Fen Birrekel!’ Maar het blijft jammer, dat de Sinclair grappiger wil zijn dan hij is, en een blijvende diepe humor onmogelijk maakt door z'n op den duur vervelende flauwe aardigheden te debiteeren met 'n air van: ben ik nu niet lollig? En ik geloof dan ook, dat er in van Looy's ‘Jaapje’ Keuning's ‘Kinderen in verstand....’ en Henriette de Mooy's ‘Acht dagen’, meer ware en diepe humor te vinden is dan in de ‘humoristische’ boeken van den Heer van der Feen.

In tegenstelling met bovengenoemde auteurs ontbreekt hem overal: soberheid en aandachtige liefde voor de figuren in z'n werk.

P.J.R.

[pagina 153]
[p. 153]

J.M. Westerbrink - Wirtz. Om wat Klaprozen. W. Kirchner, Amsterdam.

Deze vroeger bekroonde ‘Spiegel’-novelle werd door de auteur onder zeer ongunstige omstandigheden geschreven. Het is de eerlijke weergave van een meisjesziel, die het in het oude dorpsche huis niet meer kan harden en naar ‘de groote stad’ gaat. Het is een meisje, dat zich durft bekennen, dat het geloof van thuis niet iets is, dat van ouders op kinderen ‘overgaat’. Aan het slot vindt ge geen bekend ‘bekeeringsgeschiedenisje’, maar een pijnlijke leegte.

De vele dialogen zijn niet onaardig, en al doet het werk hier en daar meer als verstands- dan gevoelswerk aan, is de uitgave van deze novelle met goed recht aan een begrafenis in de Spiegel-kolommen ontkomen.

In ‘Ons Tijdschrift’ wacht nog een veel betere novelle ‘Verbonden’ op een dergelijke daad.

P.J.R.

Arie Post. Voordrachten. (Drie bundels.) Uitgevers-Maatschappij Gebr. Zomer en Keuning, Wageningen.

Reeds vroeger besprak ik ‘Schoonheid en Geluk’, welke bloemlezing nu niet direct ‘voldeed’.

Ik heb mij niet vergist, dat Arie Post een flink werker is, want nu zijn er weer plotseling drie bundels ‘voordrachten’ verzameld. Wellicht ten spijt van den uitgever van ‘Schoonheid en Geluk’, want die zal nog wel niet door de oplaag heen zijn....

Ik vind deze bundels beter geslaagd dan die eerste met dien aandoenlijken titel.

Elke bundel geeft prettige verscheidenheid, al blijf ik 't weer een raadsel vinden wat met Tollens en Staring tusschen dichters van dezen tijd bedoeld wordt.

Voornamelijk heeft de samensteller getracht ‘verhalende’ poëzie te geven, wat ik mij kan indenken. Ge vindt in den eersten bundel werk van Marie Boddaert, da Costa, van Beers, Pauwels, Vondel, Soera Rana, Rutten, de Merode, enz.

Van het oorspronkelijk voornemen om bij ieder gedicht enkele aanwijzingen te geven omtrent het voordragen, heeft Arie Post gelukkig bijtijds afgezien. We hebben minder prettige herinneringen van dat ‘aanwijzingen geven’ destijds in ‘Schoonheid en Geluk’.

Nu belooft Post echter in z'n voorwoord, dat binnen kort een werkje over ‘voordragen’, waarin eveneens de keuze in deze bundels nader zal worden toegelicht. We zien dit werkje natuurlijk met belangstelling tegemoet.

Ik wil dus niet nalaten deze bundeltjes aan te bevelen; ook voor onze ‘kringen’ is er wel iets mee te doen.

Met den bond voor ‘welsprekendheid’, hoewel momenteel weer met verkleind lijfblad, gaat het nog heel goed, hoorde ik. Vooral in het Noorden!

P.J.R.

A. van Hoogstraten - Schoch. Langs vele Wegen. J.H. Kok. 1923, Kampen.

Mevrouw van Hoogstraten - Schoch behoeft in onze kringen geen introductie meer. Naast enkele romans publiceert zij nog ander werk, zooals ‘Kijkjes door 's Levens Venster’, en nu dit boek; ‘Langs vele Wegen’.

[pagina 154]
[p. 154]

Dit werk geeft geen belletrie, maar kleine schetsjes van twee of drie pagina's, waarin de schrijfster vertelt van het leven. En zóó vertelt, dat ik met blijvende belangstelling het geheele boek heb doorgelezen.

Er zullen menschen zijn, die dat soort werk te ‘eenvoudig’ vinden.

Ik behoor niet tot hen. Ik vind dit levenswerk moeilijk, en zooals het hier gegeven is, ècht menschelijk, en doortrild van levensliefde. En ik voel het: zoo velen zullen gesterkt worden als zij deze woorden lezen. Is er schooner werk dan menschen geestelijk te versterken en op te heffen uit de meermalen verstompende levensmoeiten?

Dit werk is doortrokken van de liefde tot Christus. En vooral daarom is het schoon en goed.

Langs vele wegen gaan de menschen, en in hun groote verscheidenheid gaan zij allen met hun moeiten en vreugden naar hetzelfde einddoel.

In dit boek heb ik aandachtig en met vreugde beluisterd de diepe samenklank van veler stemmen. En die samenklank was alleen mogelijk door de liefde van Christus. Ik ben heel blij met dit eenvoudige boek, omdat het zulk echt levenswerk is.

P.J.R.

Beginselen van de karakterkunde, door Dr S.O. Los. M.A. Tweede deel. Eerste stuk. Klassificatie van karakters bij kinderen. Uitgave Drukkerij Holland, Amsterdam 1923.

Deze overdruk uit het (Chr.) Pedagogisch Tijdschrift bevat vooral een oriëntering op misschien wel het moeilikste terrein van de karakterkunde: het verdelingsprincipe. De schrijver typeert de voornaamste ethologiese-theorieën, waarbij hij kritiese opmerkingen maakt. In het 2de gedeelte van zijn studie, waar hij over de differentiatie handelt, klaagt de schrijver er over, dat in onze literatuur zo weinig beschrijvingen van kinderkarakters voorkomen. Hij neemt daarom maar.... Madzy, uit de Roos van Dekama. Al was nu Madzy niet veel meer dan een kind, toen zij naar Holland kwam, 't lijkt me toch niet gelukkig om een meisje, dat tot vrouw aan 't rijpen is, als illustratie te gebruiken bij een studie over het kinderkarakter, te meer daar we van schrijvers (schrijfsters) als van Looy, Carry van Bruggen, Ina Boudier Bakker, Frans Verschoren, Scharten - Antink zoveel scherper waarneming van kinderleven hebben. De overige inhoud van het boekje valt buiten het terrein van ons tijdschrift. Ik geloof, dat de schrijver zich daar volkomen zijn stof meester betoont, terwijl zijn betoog helder en onderhoudend is.

v. H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • P.J. Risseeuw

  • Jo van Ham

  • over F. de Sinclair

  • over J.M. Westerbrink-Wirtz

  • over Arie Post

  • over A. van Hoogstraten-Schoch

  • over S.O. Los