Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 7 (1929-1930)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.87 MB)

Scans (31.41 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 7

(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 171]
[p. 171]

Kroniek.

Medewerkers voor!

Zal onze Kroniek de taak blijven vervullen die we zelf er aan hebben toegedacht, dan zal de medewerking er aan meer algemeen moeten worden. De bedoeling van de Kroniek is niet, dat de redaktie in deze rubriek een maandelikse taak krijgt om de lezers van letterkundige nieuwtjes te voorzien. Maar de opzet is van het begin af het verkrijgen van enig kontakt met de lezers. Wij bezitten in ons Verbond met zijn kringen gelegenheid om samen over allerlei van gedachten te wisselen, een gedachtenwisseling, die meestal de vorm van lezingen met debat aanneemt, we bezitten een essayistenkring, een auteurs dito is zo goed als opgericht, de beide laatsten bespreken praktiese en principiele kwesties; we hebben ons tijdschrift, waar tot heden auteurs en essayisten een plaats vonden; we willen voor onze lezers nu nog een klein hoekje reserveren om te reageren op de kleine en grotere dagelikse gebeurtenissen in onze literaire wereld. Natuurlik vindt de redaktie zelf het ook prettig om zo'n hoekje te hebben, waar het zonder gewichtig artiekel zijn meningen en meninkjes kwijt kan; maar het hoofddoel is toch om mensen buiten de redaktie aan het werk te zetten.

Dat is nog maar schaars gebeurd; wordt de nieuwe rubriek niet gewaardeerd? Wij geloven, dat het jammer zou zijn, als we moesten besluiten er mee op te houden. Daarom roepen we nog eens medewerkers op voor de Kroniek. Uit de inhoud van de Kroniek der laatste afleveringen kan nu wel gebleken zijn, wat we ongeveer van onze medewerkers verwachten.

Het vonkje.

Het Vonkje is een nieuw tijdschriftje, dat ‘van tijd tot tijd’ verschijnt. Of er na de eerste aflevering al meer gevolgd zijn, is ons niet bekend. De inhoud van het eerste nummer doet naar volgende nummers nog niet verlangend uitzien, maar er zijn meer tijdschriften onbelangrijk begonnen. Het wil nog niet meer zijn dan een vonkje, wie weet tot wat voor vlam het nog uitslaat. Als het maar niet tot een van die literaire binnenbrandjes wordt, gevoed door de vlam van wederkerige bewondering.

Daar is voor een buitenstaander niets aan te genieten dan 't nare brandluchtje.

Die nuwe brandwag.

‘Die brandwag’ was een tijdschrift dat een belangrike rol speelde in de opleving der Afrikaanse letterkunde van nu twintig jaar geleden. Het bestond tot 1922. Thans komt ‘Die nuwe brandwag’ de opengevallen plaats innemen.

‘Die nuwe brandwag’ staat onder de redactie van M.C. Botha, M.L. du Toit, D.F. Malherbe, E.C. Pienaar en J.H. Pierneef. Het verschijnt vier maal per jaar; uitgever is J.H. de Bussy.

‘Die nuwe brandwag’ is een tijdschrift, vir kuns en lettere’. Het kunstgedeelte wordt in het eerste nummer goed vertegenwoordigd met artikelen van P.A. Hendricks (over de schilderijen van Pierneef), A.C. Bouman (over de illustraties van A.M. Luyt) en Gerrit Bon (over ‘Musiek in Suid-Afrika). Het litteraire gedeelte is minder hoopgevend; de oude krachten hebben daarin wel zeer de overhand, vrijwel nergens hoort men een nieuw geluid. Maar wat niet is,

[pagina 172]
[p. 172]

kan komen. Wie weet is ‘Die nuwe brandwag’ zelf niet het middel om tot een wederopleving der Afrikaanse letteren te geraken.

Er moet ons over dit Tijdschrift één opmerking van het hart. De Afrikaanse letterkunde zal voor deze wederopleving vooral steun kunnen vinden bij de Nederlandse litteratuur. En het is juist deze Nederlandse litteratuur, die er hier zo bekaaid afkomt. F. van den Heever schrijft over de ‘Nederlandsche Historiën’. Wat hij over dit meesterwerk van Hooft zegt, is volkomen onbelangrik en zonder inzicht. Ook zijn verdere opmerkingen zijn er vlak naast. O.a. hemelt hij de stijl van Prinsen in zijn Handboek op en kamt hij daartegenover de taal van van Looy af! Een tijdschrift als ‘Die nuwe brandwag’ diende te zorgen voor betere voorlichting op dit terrein. Vier korte artikeltjes over de vier voornaamste romans die er in een jaar in Nederland verschijnen, vier korte studies over de vier belangrikste dichtbundels die er in een jaar in Nederland het licht zien, is dat te veel gevergd?

Overigens hebben we niets dan achting voor de ondernemingsgeest van onze stambroeders, zoals die ook uit de oprichting van dit tijdschrift weer blijkt. We wensen ‘Die nuwe brandwag’ dan ook van harte een voorspoedig en gezegend bestaan toe!

Sangiro en de Zuid-Afrikaanse jeugd.

In de vorige jaargang plaatsten we een artikel over het werk van Sangiro. Hoezeer deze schrijver ingang vindt bij de Zuid-Afrikaanse jeugd, bleek uit de dit jaar gehouden taalexamens. Een van de onderwerpen voor een opstel, dat de candidaten voor deze examens maken moesten, luidde ‘My nouste ontkoming’. De meeste candidaten die dit onderwerp kozen, wisten te woekeren met de bij Sangiro opgedane avonturenschat.

Het Aprilnummer van ‘Neerlandia’ haalt een passage aan uit het verslag van een der examinatoren, dr. Malherbe, waarin deze het hierboven vermelde verschijnsel als volgt omschrijft:

Van alle Afrikaanse skrywers is die invloed van Sangiro op hierdie jong stiliste verreweg die opmerklikste wat inhoud, styl en woordeskat betref. Omtrent driekwart van die noue ontkomings was jagawonture met ‘arnosters’, maanhaar-’ en ‘kraagmannetjie leeus’ - na willekeur. Byna sonder uitsondering het elke leeu ‘oor die hoë gras aangesuis gekom soos 'n inspirasie!’ om dan te sterf deur die koeël van die jagter, met of sonder ‘die rou geroggel van 'n sterwende leeu.’

Die onderwerp ‘my nouste ontkoming’, het bewijs gelewer dat onder ons skoolgaande jeug daar baie ontluikende Baron Münchhausens is. Om darem binne vyf minute agtereenvolgens deur 'n tier, (= een tijger) 'n krokodil en 'n maanhaar-leeu aangeval te word, met die uiteindelike resultaat dat die krokodil die leeu verslind en die tier die vlug neem, is darem vir ons held 'n noue ontkoming!

'n Ander seun-jagter spring weer op die rug van 'n wilde kraagmannetjie (wat hy per abuis vor sy gewonde bok aangesien het), en ja op hom myle ver totdat die koning van die diere eindelik oor 'n boomstam struikel en sy nek breek! ‘So ry ek jul almal nog die ewigheid in!’ is die triomfkreet waarmee hierdie groot jagter sy bloeddorstige geskiedenis sluit!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken