Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 7 (1929-1930)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.87 MB)

Scans (31.41 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 7

(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 235]
[p. 235]

Kroniek.

Anthonie Donker.

Anthonie Donker (Dr. N.A. Donkersloot) die de aanmoedigingsprijs van ‘Letterkunde’ ontving, werd in Utrecht door de Katholieke jongeren bij monde van Jan Engelman gehuldigd onder uitreiking van de Domprijs. De burgemeester van Utrecht voerde er bovendien het woord als erkenning van de maatschappelike betekenis van de dichter.

Bijna gelijktijdig met de huldiging van de dichter Anthonie Donker promoveerde zijn alter ego, de jonge geleerde, N.A. Donkersloot met lof op een proefschrift over de beweging van '80 tot Dr. in de letteren.

Wij verheugen ons over de waardering die Donkersloot geniet; we weten dat ook in onze kringen zijn werk verdiende belangstelling ondervindt en we vinden het een gelukkig samentreffen, dat we in de week van de huldiging juist van zijn oude studievrind Dr. W.A.P. Smit een bespreking van Donker's verzen ontvingen, die we nu in ditzelfde nummer plaatsen.

Bibliografie.

Door veranderde werkzaamheden was onze bibliograaf, de heer Muller, reeds geruime tijd verhinderd de aangevangen reeks bibliografieën voort te zetten. We zijn nu zo gelukkig te kunnen meedelen, dat Mejuffrouw Diet Kramer zich bereid heeft verklaard, hem te helpen bij het samenstellen van bibliografieën betreffende Ned. auteurs van deze tijd. Door de zeer gewaardeerde hulp van Mej. Kramer, die wij kennen als medewerkster aan Opw. Wegen, zal het mogelijk zijn spoedig weer bibliografieën op te nemen. Het eerst is aan de beurt M.J. Brusse.

 

In ‘Het Boek’ (Juli-afl.) recenseert de heer A.J. v. Huffel de bibliografieën, die de heer Muller in O.W. publiceerde en die, welke hij voegde bij El. Zernike's studie over Robbers. In deze recensie betreurt schr. het, dat deze bibl. voor zoover ze BII betreffen niet kritisch zijn, doch streven naar volledigheid. Daar de lezers van O.W. belanghebbenden zijn, immers gebruikers dezer opgaven, deelen wij mede, dat er twee principia zijn volgens welke hoofdzakelijk BII kan worden samengesteld. Of de opgaven moeten volledig zijn, waarbij dan de keuze der te bestudeeren literatuur geheel aan den gebruiker wordt overgelaten, òf de opgave moet critisch zijn. Aan 't laatste is 't voordeel verbonden, dat allerlei vrij onbelangrijke recensies worden weggelaten. Het nadeel is, dat de raadpleger bij zulk een critische opgave gebonden is aan de subjectieve keuze en waardeering van den samensteller. Bovendien kan achteraf blijken, dat eerst onbelangrijk geachte recensies van véél belang zijn. Zoo was vroeger een recensie in ‘De Week’ van weinig waarde (vergelijkenderwijs gesproken). Sedert 't evenwel bleek, dat Dirk Coster in dat blad herhaaldelijk boekbesprekingen leverde, zal er prijs op gesteld worden deze juist te lezen, al dateeren ze uit de periode waarin Coster nog niet bekend was. Willen de lezers - voor zoover bevoegd - samenstellers onzer bibl. opgaven van dienst zijn, door hun inzicht met betrekking tot de keuze van het principe kenbaar te maken? De meeningen van tot heden geraadpleegde geleerden liep te sterk uiteen, dan dat wij reden vonden, te breken met het tot heden gehuldigde beginsel, dat voor de gebruikers 't meest ‘safe’ is, dat der grootst mogelijke volledigheid.

[pagina 236]
[p. 236]

Boekbespreking in de kroniek.

Een van onze lezers zendt ons een korte boekbespreking met de vraag of dat ook iets is voor de Kroniek. Zeker kan men om biezondere reden soms voor een boekbespreking een plaats in de Kroniek verkiezen boven de gewone van de Boekbespreking. Maar dan moet ook de bedoeling zijn om niet een gewone boekbespreking te geven; men moet zelf het te bespreken boek ook als een uitzonderingsgeval zien en alleen dat uitzonderlike onder de aandacht willen brengen en men moet het typerende binnen het bestek van een zeer klein aantal regels kunnen vatten. Omdat we vinden dat het volgende in hoofdzaak aan de gestelde eisen voldoet, hebben we het hier een plaats gegeven.

Een moderne roman.

Zooals er veel moderne poëzie is, waarin de dichter zijn benauwenis uitkrijt van te zitten vastgeklonken in het tijdelijke, terwijl hij toch ontoombaar zich voelt gestuwd tot het eeuwige, zoo is er ook de moderne roman, waarin dit gebeurt.

Ik las: ‘Het vertraagde einde’ van Maud Rost.

Een verschrikkelijk boek! - Een werk, dat ik halverwege heb neergesmeten, - en toch daarna weer heb opgevat. - Een boek, dat pijn doet, - dat in het binnenste van je rauw vragen losscheurt, die je liefst wegschuift: - vragen, zooals er in je oprijzen in een wilden, zwarten stormnacht en je weet niet waarheen, - zooals er ook plotseling in je openbreken in het helste, klaarste vreugde-uur; - vragen aan den rand van het eindige, over wat er ligt aan gene zijde van het doorleefbare, òver de scheidslijn van alle aardsche vreugde en smart! -

Het is een boek, waarvan ik niet gaarne zou adviseeren om het te geven in handen van jongeren: om den wrangen levenskijk, om den zinnelijken lust ook, die er een voorname rol in speelt. Doch het is van dezen laatsten niet om zichzelven, dat men hem hier zoekt; het is om de wrangheid der ontgoocheling, dat hij geschilderd wordt. Altijd verlangen, nooit bevrediging; steeds blijft onvoldaanheid; immer weer is er het grijpen van het andere, verdere, dat eveneens telkens weer ontgoochelt.

Ik zou me kunnen voorstellen, dat niet velen dit boek tot het einde doorlezen: er is te fel, te navrant in uitgezegd, wat als bitter element in ons allen leeft. Ons aller levensgang voert soms aan dien rand, waar onze woorden verstommen en onze blik verstart, waar een rilling door ons heengaat, zooals ons soms aanhuivert van een ijzigen vorstwind.

Wat blijft er over tenslotte voor hem of haar, die in die gruwbare leegte heeft gestaard, die m.a.w. de betrekkelijkheid doorschouwd heeft van ons bestaan?

Is het enkel, wat aan het slot de schrijver even door laat lichten in een enkel subliem symbool: het plukken van een bloem, het vragen - en verlangenlooze nemen van de lichte vreugden, die het leven brengt?

Het is meer met een vraag dan een antwoord, dat de schrijver besluit; de wrangheid der onzekerheid blijft achter als een bittere droesem. -

Een ‘moderne’ roman, wanneer we als karakteristieke trek van onze tegenwoordige literatuur mogen aanmerken juist dat besef van het tijdelijke tegenover den drang naar wat daarboven uitgaat. Een voorbeeld te meer van het aandurven van vragen, die verbijsteren, van het niet meer willen ontwijken, van het willen doorlijden desnoods in algeheele zelfvernietiging van de consequenties der vragen, die in ons opwoelen.

Wanneer zal klaar en sonoor in de literatuur van onze zijde het antwoord klinken in sterken eenvoud: de rustige verwijzing naar den Man van Nazareth? -

Een aanval of ‘de dichter Revius’.

In ‘De Rotterdammer’ van 7 Junie verscheen een klein artiekeltje, waarin gekonstateerd werd, dat de studie van Dr. W.A.P. Smit ‘De dichter Revius’ vrijwel, algemene instemming heeft gevonden. Daaraan voegde de schrijver de vraag toe: ‘Zal ons Calvinistische volk de gelegenheid om door dit werk te worden ingeleid in het leven en werk van deze waarlijk groote en waarlijk

[pagina 237]
[p. 237]

Christelijke dichter benutten?’ In het nr. van 6 Julie d.a.v. gaven twee inzenders blijk van hun afwijkende gevoelens omtrent Smit's studie. De een is van mening, dat ‘i.p.v. een prijzende aanbeveling’ hoogstens sprake mag zijn van ‘een voorzichtige introductie’ en haalt enkele uitdrukkingen aan, waar Smit blijk geeft van ‘een oncalvinistische, ja zelfs valsche voorstelling onzer 17de eeuwsche cultuur’. De andere kritikus beweert meer en bewijst minder. Hij heeft zich met verwondering afgevraagd, ‘hoe men dit werk als van een Christelijk geleerde kan beschouwen’. Als ‘bewijzen’ voor deze bewering moet het volgende dienen: ‘Te veel immers vindt men den klank van het ondanks zijn Calvinisme een groot dichter’; ‘de schrijver maakt den predikant ondergeschikt aan de dichter, poogt dat ten minste te doen; hij onderscheidt niet, maar scheidt, verdeelt Revius in twee personen, die elkaar bestrijden, niet aanvullen (dichter en predikant), wat ook blijkt uit den titel De dichter Revius i.p.v. Revius als dichter, alsof er ook een predikant Revius bestaan heeft en wie weet hoeveel andere Reviussen!’

Het komt ons voor, dat hier een zeer lichtvaardig vonnis geveld wordt. Dat men het met sommige uitspraken of interpretaties van Smit niet eens is, soit! dat men meent, dat een nog diepere blik in en beschouwing over Revius als Contra-Remonstrants dichter nog meer en inniger verwantschap eist, mogelik! Al geloven we, dat door de beide bezwaarden wel zeer sterk de diepte en innigheid van Smit's verwantschap met Revius wordt onderschat.

Maar - om een boek als dit met één pennestreek buiten een Christelike, ook buiten de Calvinistiese literatuurbeschouwing te bannen, is toch ongehoord!

De redaktie der literaire rubriek heeft beide inzenders behoorlik te woord gestaan en er blijft van de verschillende beweringen niet veel over; meestal bleek dat de heren Buisman en de Jong blijk gaven niet goed gelezen te hebben en met onze volle instemming handhaafden de redakteuren hun recht ‘om Smit's dissertatie (te blijven noemen) het rijk, gedegen, wetenschappelijk en fijn-aesthetisch werk van een Christelijk geleerde’. Speciaal de tweede der schrijvers heeft ze uitgenodigd te bewijzen, wat hij beweert, n.l. dat Dr. Smit in zijn boek zich niet als een Christelik geleerde openbaart. We zien met belangstelling het vervolg van deze gedachtenwisseling tegemoet.

Dr. J. Haantjes.

Te Utrecht promoveerde ons redaktielid Haantjes tot Dr. in de Letteren op een proefschrift over Gijsbert Japicx. We wensen hem van harte geluk met zijn promotie en verwachten nog veel van de voortzetting van zijn wetenschappelike loopbaan.

 

In een artiekel van A. Kuiper in De nieuwe Taalgids van Julie over De dichter Revius, dat getuigt van grote bewondering voor Smit's dissertatie en tegelijk ook van de degelike kennis van recensent, wordt gekonstateerd ‘een geestelike affiniteit, die aan deze studie een wonderlike bekoring geeft.’ En even verder: ‘De grote waarde van deze studie ligt vooral hierin, dat Revius niet is geworden het resultaat van syntese-pogingen. De scheiding dichter-predikant, die van Vloten zo pijnlik voelde, bestaat voor Dr. S. niet meer. Revius staat voor ons als een gehéél, waar mens. In zijn machtig epos van Het Eerste en Het Tweede Boek der Godsgeschiedenis, in zijn Vaderlandsche Zangen, in zijn verbeterde Psalmberijming, zelfs in die “onkristelike” gedichten, waar Busken Huet mee zat.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken