Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 7 (1929-1930)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.87 MB)

Scans (31.41 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 7

(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 278]
[p. 278]

Kroniek

De dichter Revius.

In de KRONIEK van het vorig nummer is bij vergissing aan de heer de Jong verweten, wat op rekening van de heer Buisman dient te staan en omgekeerd. De uitnodiging om zijn beweren waar te maken was dan ook tot de heer Buisman gericht inplaats van tot de heer de Jong. Zover we weten is het debat echter niet verder voorgezet. Het stuk van de heer Kuiper, waarvan we nog juist een en ander over konden nemen leek ons een onbedoeld, maar waardig antwoord aan het adres van de beide bezwaarde heren.

Wir fordern eine ‘lex Nietsche’.

De wet op het auteursrecht reserveert het recht van de auteur op zijn werk nog een aantal jaren na de dood van de schrijver voor zijn erfgenamen. Dan komt zijn werk vrij. Dikwijls is er echter van de auteur nog heel wat meer dan een aantal kontrakten en rechten op uitgegeven werk in handen van de erfgenamen: onuitgegeven werk, briefwisseling, notities, allerlei dat het beeld dat we ons van de schrijver vormen nog belangrijk zou kunnen kompleteren. Er is geen wet die de erfgenamen kan dwingen ook dit uit handen te geven. In ‘Die literarische Welt’ van 19 Julie '29 maakt Willy Haas zich ernstig ongerust over de nalatenschap van Nietsche. Hij meent dat er reden voor is om te veronderstellen, dat door de bestuurders van het Nietsche-archief te Weimar belangrijke dokumenten betreffende Nietsche worden achtergehouden en blijvend zullen achtergehouden worden. De schrijver wil nu, dat er evenals indertijd tegen de wensen van Wagner's erfgenamen een afzonderlike wet is aangenomen om Parzival te bevrijden uit Bayreuth, het ook geëist mag worden een afzonderlike wet uit te vaardigen om de nalatenschap van Nietsche te bevrijden.

Deze zaak is van algemeen auteursbelang. Hoe dikwijls gebeurt het niet, dat de nalatenschap van een schrijver in handen komt van een erfgenaam, die uit een geheel andere geest is dan de schrijver zelf. Hoe dikwijls zal de eigenaar van de nalatenschap niet menen dat de uitgave van het geërfde gevaarlik is voor de maatschappij voor de zeden of de goede orde. Kan hij dit echter beoordelen? Handelt hij niet tegen de wil van de dode? Of door verkeerd inzicht tegen het belang van de maatschappij die hij meent te dienen. Is er aan de andere kant ook niet het gevaar, dat een erfgenaam maar raak publiceert en door het uitgeven van al wat hij vindt levende personen in hun eer aantast, gedekt door de naam van de dode? De erfgenamen van Nietsche schijnen werk van Nietsche achter te willen houden onder het motief, dat dit dateert uit zijn waanzinperiode. Kunnen zij dit beoordelen? Willy Haas meent, dat de kerk er zeer slecht afkomt in de bewuste nalatenschap en dat dit voor de erfgenamen een reden is om het tot 't werk van een waanzinnige te rekenen. Hij zag gaarne een kommissie benoemd, die de nalatenschap te onderzoeken kreeg en het recht ontving te onderzoeken, wat van dit partikulier bezit aan de gemeenschap toehoort. Is een algemene regeling noodzakelik? Er is al zoveel verloren gegaan. Van wetgeving en officiële kommissies is op dit gebied ook niet zoveel heil te wachten; het is een tere materie; een kommissie die een dergelike opdracht krijgt moet deskundig zijn, de schrijver en zijn werk verstaan, en tegelijk de takt en het verantwoordelikheidsgevoel bezitten die een dergelijke taak eist.

[pagina 279]
[p. 279]

De nieuwe Vondeluitgaven.

In het HANDELSBLAD is een diskussie gevoerd tussen L. Simons en Albert Verwey over de nieuwe Vondeluitgaven. De heer Simons was er over ontevreden, dat Verwey de uitgave, van de W.B., de ‘grote’ Vondeluitgave een ‘geleerde’ uitgave had genoemd tegenover de ‘lekenuitgave’ van Diferee. Men kan het met de heer Simons eens zijn, dat een uitgave voor leken niet voortreffelik genoeg wetenschappelik verzorgd kan zijn: de leek heeft nog meer voorlichting nodig dan de vakman en toch menen dat de opgave van varianten, de dokumentele levensbeschrijving door Sterck niet bepaald lekenkost is. De eigenlike grond echter van beider meningsverschil zit in de geschiedenis der voorbereiding van de ‘grote’ uitgave: eerst was er een grote kommissie van redaktie; later kwam de leiding in de handen van enkelen en werden de anderen medewerkers. Prof. Verwey meende, dat het karakter van de uitgave daardoor veranderde en wilde, nu hem medezeggenschap over de uitgave werd ontnomen, de verantwoordelikheid niet langer dragen. De studie over Vondel's vers (Opw. Wegen VI, pag. 137) die voor het eerste deel van de Vondeluitgave bestemd was verscheen afzonderlik; bovendien steunde Verwey door een inleidend woord de uitgave van Diferee. Het is jammer, dat de leiders van de grote Vondeluitgave nog steeds verzuimd hebben de reden van de verandering in hun werkwijze mee te delen. Ze hebben daarmee hun zaak die overigens zo in alle opzichten verdient te slagen, belangrijk benadeeld.

Onze dichters.

In het Alg. Weekbl. voor Christendom en Cultuur van 26 Julie geeft de heer P.H. Muller een algemeen oriënterend artiekeltje over onze moderne Chr. dichters.

Het neo-humanisme en Mr. Bloem.

In het Juli-Augustusnummer van DE STEM reageert Just Havelaar op een recensie van zijn De nieuwe mensch in DE GIDS door Mr. J.C. Bloem.

Zoals Marsman al van te voren met afgrijzen vervuld is van wat mogelik nog uit onze kring om zijn aandacht vragen zal, zo rilt Bloem van het hele nieuw-humanisme. ‘Een zekere moed en een innerlijke fierheid zijn noodig, om de minachting van het Nederlandsche intellect gelaten te kunnen verduren’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken