Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 7 (1929-1930)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.87 MB)

Scans (31.41 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 7

(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 362]
[p. 362]

Nieuwe christelijke romans

Naar aanleiding van:

CONTACT door J.L.F. de Liefde. U.M. Holland, A'dam.
DE STEENEN PELGRIM door A. van Hoogstraten - Schoch, Uitgevers Mij. E.J. Bosch & Zn.
DE LANGE WEG door A. van Hoogstraten - Schoch. N.V. Uitgevers Mij. J.H. Kok te Kampen. 1929.
ALS DE WEGEN KRUISEN. Uit het Deensch van J.C.A. Carlson Skidt door A. Lukkien. D.A. Daamen's Uitgevers-Mij., 's-Gravenhage.
DE VATEN VAN TYRUS door Roy Bridges, vertaling van W.J.A. Roldanus Jr., D.A. Daamen's Uitgevers-Mij., 's-Gravenhage.
DE LOFZANG DER SCHAMELEN door Hendrika Kuyper-van Oordt, U.M. Holland, Amsterdam.

 

Met belangstelling volgen wij de kansen op een herleving van ons Christelik proza. Hoewel er moedgevende tekenen zijn en ik van een enkele zelfs verwachtingen heb, vertoont onze ontwikkeling ongeveer het zelfde beeld als andere jongerengroepen: hun betekenis zit in de poëzie. Breed epies vermogen ontbreekt. Alleen van de ouderen verschijnt belangrijk romanwerk; het is een algemeen Europees verschijnsel. Het proza dat de jongeren schrijven is niet geheel onbelangrijk, maar het mist een grootse epiese allure. Herman de Man, Anton Coolen, Adr. Roland Holst, Albert Helman, Van Genderen Stort, Roel Houwink zijn de weinigen die in meerdere of mindere mate daar een uitzondering op maken. In eigen kring bezitten we Wilma, Mevr. Kuyper-van Oordt, Sevensma-Themmen en in zijn eigen genre Heynes. Deze mag men bovendien geheel of gedeeltelik leerlingen van de vorige generatie noemen; dat is geen blaam: de vorige generatie heeft de roman tot een nooit bereikte hoogte gebracht, waarvoor onze moderne prozaschrijvers nog maar weinig in de plaats hebben kunnen stellen. Wat jongeren in ons blad aan schetsen, novellen e.d. hebben gegeven zijn maar gedeeltelik proefnemingen op het gebied van een jongere kunst.

[pagina 363]
[p. 363]

Omdat de kunst van het oudere geslacht nog zo sterk levende waarden heeft voor ons, daarom verheugen we ons over de uitgave van Mej. de Liefde's Contact. Deze herdruk uit Ons Tijdschrift, voor een nieuwe uitgave zorgvuldig omgewerkt, vertoont al de goede kwaliteiten van een goede psychologiese roman, zoals we die ook in In Liefde Bloeyende van dezelfde schrijfster aantroffen. Het boek vertelt van de strijd in de ziel van een meisje, dat de liefde voor een jonge man onderdrukt terwille van de liefde voor haar moeder. Hij is zendeling-arts en zij het enig kind van haar moeder; ze wil haar moeder niet eenzaam laten. Ze weet een aanzoek te voorkomen; alleen bij het afscheid voelen beiden, dat het contact nog niet verbroken is en bij zijn terugkomst, als zij reeds enige tijd alleen is, vinden zij elkander. Zoals het meer gaat in de psychologiese roman, de fabel is niet zo buitengewoon belangrijk, het verhaal heeft als verhaal niet zo veel om het lijf; de waarde zit in de verwerking van de stof, in de wijze waarop de personen mensen worden. En dan valt niet anders dan te erkennen dat de figuren van Egbert, Emma en de moeder met een stralende zekerheid geschreven zijn. Vooral Emma heeft de biezondere liefde van de schrijfster, in haar heeft ze zich het innigst verdiept. Hoe gemakkelik had deze figuur kunnen mislukken: er was zo weinig nodig geweest om haar sentimenteel of juist koud te doen lijken. Maar nergens is de schrijfster beter in geslaagd dan in het aanduiden van het contact en het doen begrijpen van het feit dat dit nooit geheel verbroken werd. Of er geen gebreken zijn? Natuurlijk wel, er zijn ogenblikken waarin we Egbert's zwijgen niet verklaren kunnen. Het is ook een beetje eigenaardig beeld van inzicht in zijn werk, als bv. Emma zichzelf toefluistert: met hem durfde ze die binnenlanden in onder sluwe wantrouwige inlanders. Maar als geheel is het een waardevolle toevoeging aan het nog veel te kleine rijtje meer of minder belangrijke Christelike romans.

De twee romans die Mevrouw Hoogstraten-Schoch na Gouden Teugels heeft geschreven dragen te zeer de sporen, dat de schrijfster overmoedig geworden is door haar succes bij de massa. Was Gouden Teugels ondanks ernstige gebreken nog gedeeltelik te aanvaarden, De Steenen Pelgrim en De Lange Weg vertonen te grote slordigheid in kompositie en stijl en te grote onwaarachtigheid in het gebeuren om enige literaire waardering mogelik te maken.

De Steenen Pelgrim is een marionettentheater, waar de touwtjes hinderlijk duidelik te zien zijn. De voornaamste poppen worden naar elkaar toegetrokken. Maar aan beide zijden staan weer andere poppen die Isa en Godert weer van elkaar proberen af te trekken.

De oudere dames uit het boek zijn onverdraaglik vervelend behalve Granny die een snoes en een dot is. Van de drie tantes neemt alleen tante Mia wel eens menselike proporties aan als ze onder de plak van de andere uit is. Godert's moeder is nog veel erger mirakel. Aan de figuur van Granny hangen een massa denkbeelden en pedagogiese theoriën vast; verder is het een van die gelukkige personen waarvan

[pagina 364]
[p. 364]

de schrijfsters van problemenromans zoveel gaan houden, dat ze ze nooit laten falen, of als het per ongeluk toch eens een keer het geval is, dit toch zo sympathiek weten te laten doen, dat het ze al bij voorbaat is vergeven. Godert is een ezel, een onnozele hals, die met Isa niet om kan gaan. Men beklaagt al lezende Isa dat ze op zo'n knulletje verliefd geworden is. Isa zelf is minder onmogelik; het is alleen onbegrijpelik hoe zij die eerst zo zelfverzekerd en gemakkelik, men zou zeggen met de zelfbewuste takt van Granny, bij gelegenheid van de eerste kennismaking met Godert wist op te treden, dit overwicht in haar latere omgang steeds meer kwijtraakt. De levensomstandigheden van alle personen uit het boek zijn zo, dat ze niets anders om handen hebben dan op het juiste ogenblik klaar te staan als het verhaal ze nodig heeft.

De Lange Weg is iets beter dan De Steenen Pelgrim ondanks het onhandige begin in de trein. Maar toch, ook dit boek vertoont al de gebreken van een te haastige en slordige werkwijze. De tekortkomingen van de problemenroman zijn samen te vatten in het éne hoofdgebrek, dat de fiktie bijzaak, illustratie wordt en het traktaatje nummer één: Er komen meer echte mensen in De Lange Weg voor dan in De Steenen Pelgrim, maar aan Seerp heb ik toch niet kunnen wennen, hij is me een beetje te wonderlik heer. Bovendien groeien de personen niet uit het verhaal op en alles wordt verteld, niets ontwikkeld.

Wat de stijl betreft, die is in een van de Zaterdagnummers van de a.r. Rotterdammer - ik meen in Mei - zeer leerzaam aan de kaak gesteld; het getal voorbeelden van de grofste stijlfouten is gemakkelik te vermeerderen. Ik neem alleen maar de Inleiding van De Lange Weg om onze lezers - voorzover ze het nog niet wisten - te overtuigen. In 3½ pagina:

Wegens aansluiting van treinen, en het gestelde uur van aankomst reisde ik met boemels.

....en dat in een tijd van vliegmachines en Zeppelins, en dat we 11 Dec. Kerstcadeaux naar Indië zenden!

Maar niemand zou moeten denken dat....

....trekgondels....

De fiets bracht ons de auto.... de auto de vliegmachine....

....ieder vat door het snelle vervoer dadelijk het eindpunt in 't oog.

Dat de weg.... niet kort is, hangt voor een groot deel af van onze gekompliceerdheid....

....alle die, welke wij ontmoeten....

Zijn gelaat.... is geheel gesublimeerd.

....de rimpelige hand beweegt den doek alsof hij een seinwachter was.

Dit is alleen wat direkt voor iedereen spreekt zonder enige toelichting. Als we uit een stilisties oogpunt de boeken van Mevrouw Hoogstraten-Schoch bekijken dan kunnen we alleen konstateren, dat deze schrijfster niet het minste stijlbesef heeft; een schooljongen kan haar werk korrigeren.

[pagina 365]
[p. 365]

Het is zo jammer, want toch heeft zij een zekere vlotheid, en toch ook een levendigheid in haar stijl, die menige passage prettig leesbaar maakt.

Als Mevrouw Hoogstraten haar eigen werk, als ze aan het schrijven is maar eens ernstig nemen wou. Een kras staaltje van de slordigheid waarmee ze werkt, een bewijs hoe weinig ze er zelf inzit trof me op pag. 148 van ‘De steenen Pelgrim’. Daar vergeet de schrijfster midden in een zin, dat ze bezig is aan een roman en gaat ze plotseling over in een algemeene beschouwing, zoals die passen zou in een van haar stukjes in de Nederlander: ‘Zeker, er kwamen in haar leven nog veel plechtige, diep ontroerende oogenblikken, maar zeker geen moment, zóó aangrijpend als dat, waarin je liefste je zijn hart aanbiedt. En geen enkel zóó plechtig als dat, waarin je je wijdt aan een ander.

Maar verre te verkiezen zijn de boeken van Mevr. Hoogstraten boven een boek als dat van Carlsen Sködt Als de wegen kruisen, vertaald uit het Deens door Lukkien. Minder boeiend geschreven, niet de minste psychologiese verdieping, onhandig van kompositie; maar wat het ergste is, doortrokken. van een farizeïsme en sektarisme dat we het nauwelijks een Christelik werk durven noemen.

Mevrouw Hoogstraten-Schoch durft de mogelikheid aan, dat iemand van de High Church sympathieker Christen zou kunnen zijn dan iemand die leeft bij de scherp getrokken grenzen van Nederlandse orthodoxie. Zij gelooft in de katholiciteit van het Christendom en niet in de alleenzaligmakende kracht van eigen kringgeloof. Carlsen Sködt daarentegen kent maar één zegen voor een gemeente, n.l. dat er een dominee van een bepaalde richting komt, die men in Denemarken de ‘heiligen’ noemt. Het boek dat hij geschreven heeft is zo onverdraagzaam en zo aanmatigend arrogant, zo bekrompen dat we het zeer zouden betreuren als het een wijde kring van lezers vond.

Minder bezwaar heeft het boek van Roy Bridges De vaten van Tyrus. Het is een geschiedenis uit de dagen van Jezus' omwandeling op aarde. Het succes van boeken als Quo vadis en Ben Hur verleidt nog steeds allerlei bewonderaars om het ook eens te proberen. Het is een hachelike onderneming voor verreweg het merendeel, een poging die in dit geval maar kwalik is geslaagd. Het is te zeer bij een uitgedacht verhaaltje gebleven en zo zijn we niet veel verder gekomen dan een ouderwetse intrigueroman. In de dagen van v. Lennep zou deze roman zeker gewaardeerd zijn. Nu verschijnt hij lichtelijk te laat.

Zeer verheugt ons de verschijning van De lofzang der schamelen van Hendrika Kuyper - van Oordt. Een viertal schetsen vullen deze bundel. Naar de eerste is het boek genoemd; hetzelfde opschrift zou ook boven de andere drie verhalen kunnen staan: het is in deze verhalen steeds weer een ogenblik van vreugde in het leven van maar schaars met geluk bedeelden. In het leven van het gestichtsvrouwtje is het de stamelende zang van haar broer, voor Mevrouw Halteclere en Constant van Wijk is het 't ogenblik waarin ze door de verloving der kinderen iets herstellen kan van de fout hunner jeugd; voor Mevrouw van Vliet het ogenblik, dat Anthonie als in zijn kinder-

[pagina 366]
[p. 366]

jaren weer opstaart naar haar Kerstboom; voor Heintje is het de liefde van haar zoon, die door een enkel woord haar schande weet om te zetten in een kracht tot redding van haar kleinkind.

De ingehouden teerheid van deze schetsen geeft er een grote bekoring aan, de aristokratiese vorm legt voornaamheid over deze eenvoudige verhalen. De lichte humor en de glimlach aan 't slot van elk verhaal verzacht de bitterheid van deze arme levens. Grote erbarming over het leed van deze schamelen, die niet tot opstandigheid wordt, maar tot blijde dankbaarheid voor de kleine vreugde die zo groot wordt ervaren, geeft een innigheid aan deze schetsen, dat men ze als iets heel biezonders bewaart.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over A. van Hoogstraten-Schoch

  • over Hendrika Kuyper-van Oordt

  • over Johanna Louise Frederique de Liefde