Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 7 (1929-1930)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.87 MB)

Scans (31.41 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 7

(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 464]
[p. 464]

Byron in Nederland
door J. Haantjes.

T. Popma, Byron en het Byronisme in de Nederlandsche Letterkunde. H.J. Paris, Amsterdam.
U. Schults, Het Byronianisme in Nederland. J.L. Beyers, N.V., Utrecht.

 

In een der vorige jaargangen van ons tijdschrift mocht ik, naar aanleiding van de dissertatie van Dekker, een studie schrijven over ‘Keats en Shelley in Nederland’; tans is het mij mogelik, deze studie aan te vullen met een klein artikeltje over ‘Byron in Nederland’. Daarmee is dan in het kort de invloed aangegeven die de drie voornaamste Engelse romantiese dichters op onze letterkunde hebben uitgeoefend.

Over de invloed, die Byron in ons land gehad heeft, zijn in het afgelopen jaar twee proefschriften verschenen; dat van dr. T. Popma werd verdedigd voor de Amsterdamse, dat van dr. U. Schults voor de Utrechtse Universiteit. Over de waarde van deze beide boeken en hun onderlinge verhouding hoop ik aan het slot van mijn artikeltje nog iets te zeggen; na eerst een vluchtig overzicht gegeven te hebben van de voornaamste resultaten waartoe de schrijvers van deze twee werken kwamen.

De invloed die Byron op onze letterkunde had, was bij lange na niet zo betekenisvol als die welke Keats en Shelley daarop uitoefenden. In de tijd toen zij nog leefden, en ook in de jaren onmiddellik daaraanvolgende, vonden de beide laatstgenoemde dichters in ons land slechts een magere belangstelling. Maar dat was waarlik ook geen wonder! Want ook in eigen vaderland duurde het tot ongeveer 1860, voordat Keats en Shelley de waardering kregen die ze inderdaad verdienden. En de invloed die ze dan tenslotte in de Nederlandse litteratuur uitoefenden, sluit onmiddellik aan bij deze hernieuwde belangstelling in Engeland zelf. Kort nadat Keats en Shelley in eigen land in hun ware grootte werden erkend, brak er in ons land een vernieuwing door, en de voornaamste bewerkers dezer vernieuwing - Kloos, Gorter, Verwey, Van Eeden - vonden voor hun aspiraties steun bij de reeds genoemde dichters; niet alleen konden ze zich bij het verkondigen van hun aesthetiese ideëen op hen beroepen, maar ook dienden deze dichters hen bij het vervaardigen van eigen poëzie tot voorbeeld.

[pagina 465]
[p. 465]

Byron kwam daarvoor minder in aanmerking. De tachtigers wilden een zo zuiver mogelike poëtiese dictie; Byrons taal was hun te gezwollen. Bovendien: Byron wàs in Nederland reeds nagevolgd: door Beets, ten Kate, Van Lennep; door de dichters dus, die zij verfoeiden.

Zo bleef Byrons invloed in hoofdzaak beperkt tot de tijd van de romantiek, tot dezelfde tijd dus waar hij krachtens zijn eigen persoonlikheid zozeer toe behoorde.

Byron was de man met de verachtelik opgetrokken bovenlip. En zoals hij zelf was, zo was ook de held die zijn verbeelding schiep: ‘Een trots, somber gestemd, cynies man met een uitdagende blik op zijn gelaat, maar met rampzaligheid in zijn gemoed’ (Macauly). Deze held was schoon in de ogen van de toenmalige wereld. Men dweepte met hem, men volgde hem na. Zo ontstond er een bepaalde geestesgesteldheid, die we het Byronisme of Byronianisme noemen. De Franse schrijver Edmond Estève heeft deze eens aldus getypeerd: ‘Heftige aandoeningen tengevolge van een stormachtig en gekweld leven, een zich overgeven aan hartstochten en wroeging hieraan te hebben toegegeven, een tegenzin in het leven en een ongeneeslike zwaarmoedigheid, haat tegen zijn medemensen en een groot verlangen naar eenzaamheid, opstand tegen God en bespotting van menselike instellingen, een algeheel scepticisme en pessimisme - en op deze opeenstapeling van ruinen twee altaren: het ene opgericht voor de ideale liefde, het andere voor de natuur.’

In ongelofelik korte tijd was het Byronisme oppermachtig. Zijn invloed strekte zich uit tot in de Scandinaviese landen, tot in Polen, tot op de Balkan. Tenslotte deed zijn invloed zich ook in Nederland gelden.

In ons land werd Byron eerst laat populair. Omtreeks 1815 was hij in Frankrijk reeds een gevierd man; in Nederland was toen nog geen enkel van zijn gedichten vertaald.

Byron was de mens er niet naar om gemakkelik vat te krijgen op het toenmalige Nederlandse volk. Dat voelde zich juist zulk een gelukkige familie, onder de zorgende leiding van ‘Vader Willem’,

 
Vrij in denken, vrij in spreken;
 
Zonder tweedrachts-leus of teeken
 
Veilig in der Wetten schaùw;
 
Afgedeeld in rang en standen,
 
Niet vertrapt door dwingelanden,
 
En geen speelbal van het grauw.

Wat vermocht Byrons opstandigheid tegenover zoveel genoegelike dankbaarheid? Immers niets? ‘Prachtig, mààr gevaarlik’, - dat was het oordeel van de meeste Nederlanders over Byrons poëzie. En hijzelf? ‘Een gevallen engel!’

Geen wonder dan ook, dat het Byronisme in ons land slechts langzaam veld wint. Ja, een ogenblik lijkt 't nog, alsof 't bij een begin zal blijven. De oorlog tegen België

[pagina 466]
[p. 466]

breekt uit. De poëzie kent slechts één onderwerp meer: de vaderlandsliefde. Maar de eigenlike oorlog duurt niet lang. Al spoedig is de normale toestand hersteld. Byrons invloed herwint het verloren terrein, wordt nog sterker. Er verschijnen artikelen over hem, vertalingen van zijn gedichten, Nederlandse navolgingen.

Omstreeks 1840 heeft het Byronisme in ons land zijn hoogtepunt bereikt. Vrij snel treedt dan de reactie in. En ook deze snelle reactie laat zich al weer begrijpen.

Toen het Byronisme in ons land hoogtij vierde, gold het in de meeste andere landen van Europa reeds als afgedaan. De bewonderaars van Byron, zegt Schults, ‘wensten steeds de dichter te zien achter de gedichten;’ zodoende werd de strevende mens die Byron was, persoonlik de grootste steun voor de beweging die naar hem genoemd is. In 1824 echter stierf Byron; de Griekse vrijheidsoorlog kostte hem het leven. Met zijn dood ontviel aan het Byronisme dus de voornaamste steun. Nog enkele jaren hield de strijd op leven en dood, zoals die in Griekenland gevoerd werd, zijn nagedachtenis levendig; daarna vervaagde zijn gestalte steeds meer en meer. En naarmate zijn figuur verbleekte, nam ook het Byronisme in kracht af.

Toen het Byronisme in ons land geen steun, geen voeding meer ontving uit het buitenland, kregen de tegenwerkende krachten een grotere kans. Oppositie tegen het Byronisme was er van het begin af reeds geweest; nu kon deze zich sterker uiten, trad ze bewuster op. Ze was heterogeen, deze oppositie. Ze bevatte christelike, nationale en neo-classicistiese elementen. Maar ze was algemeen, omdat ze zo verscheiden was.

De uitkomst laat zich dan ook denken. Binnen zeer korte tijd moest de Byroniaanse poëzie het veld ruimen voor de vaderlandse romantiek naar Scott en voor een gevoelig realisme in de trant van Dickens.

Wanneer men een bewonderaar is van Byron, is men allicht geneigd dit snelle verval te betreuren. Maar daar doet men toch verkeerd aan. Want eerst nadat het Byronisme opgehouden had te bestaan, kon men in ons land tot een juiste waardering komen van Byron zelf. Voor die tijd gold deze in de eerste plaats als de schepper van een beweging die men om etiese redenen verfoeien moest; nu werd het mogelik om hem onbevangen als dichter te eren.

Bovendien: het Byronisme was per slot van rekening slechts een vreemde, exotiese bloem op onze bodem; met de vaderlandse romantiek van Mevrouw Bosboom - Toussaint en het optimisties realisme van Beets herwon de Nederlandse letterkunde een goed deel van haar eigen zelfstandigheid en van haar innerlike kracht.

De scherpzinnige criticus Jacob Geel verweet Beets eens, dat hij zijn helden ‘met een geleende wijze van zien beschouwde’. Inderdaad, zo was het. Bij hem, zowel als bij de meeste andere Nederlandse dichters uit deze zelfde tijd bleef het Byroniaanse element onecht. En wat kan men dan verwachten van hun poëzie? Moet die dan, evenals het sentiment waardoor ze gedragen werd, ook niet vals worden?

Vandaar dat het maar gelukkig is dat Beets, de Genestet en zo vele anderen, na

[pagina 467]
[p. 467]

enige tijd aan de afgod hunner eeuw geofferd te hebben, zich zo resoluut van hun Byroniaanse sympathiëen ontdeden en tot zich zelf inkeerden.

Waren ze artistiek sterker geweest - sterke figuren als Potgieter b.v. - dan hadden ze deze ‘zwarte tijd’ misschien niet alleen religieus, maar óók aestheties, kunnen overwinnen; nu ze dat niet konden, was het maar beter dat ze zich, gerugsteund door hun godsdienstige overtuiging, met één gebaar van hun Byroniaanse sympathiëen ontdeden, en zo de eenheid in hun persoonlikheid herstelden.

Tenslotte nog een enkel woord over de waarde van de beide boeken die de aanleiding waren tot de bovenstaande beschouwingen. Het boek van Popma is nogal lijvig. De schrijver heeft blijkbaar moeite, noch tijd, noch papier gespaard om zo volledig mogelik te zijn. Dat is dan ook de voornaamste verdienste van dit boek. De behandeling is uitvoerig, maar ze gaat niet diep. In zijn waardeoordelen in Popma vrijwel nergens origineel, laat hij zich leiden door een aestheties besef dat voor drie kwart aangeleerd is. Vandaar dan ook dat hij, bij zijn beschouwingen over de navolgingen van Byron, Beets, die wel de meeste, maar niet de beste Byroniaanse gedichten schreef, in het middelpunt plaatst, en Potgieter, vrijwel de enige Nederlander die de invloed van Byron ook aestheties wist te verwerken, slechts in een noot vermeldt. Het boek van Schults is in dit opzicht veel beter. Schults' conclusies zijn hier en daar wat te abrupt, maar ze dragen steeds de stempel van een oorspronkelike aesthetiese persoonlikheid.

Bovendien heeft het boek van Popma nog een metodies tekort. De schrijver geeft eerst een hoofdstuk over Byron zelf, daarna over één groep van zijn gedichten, geeft vervolgens een overzicht van het Byronisme in de Nederlandsche letterkunde, behandelt dan Beets als de voornaamste vertegenwoordiger daarvan, spreekt daarna over de invloed van het Byronisme op andere Nederlandse schrijvers en handelt tenslotte over de vertalers van Byron. Hij knipt zijn onderwerp zodoende in verschillende ongelijke gedeelten en dit fragmentarisme komt aan de behandeling niet ten goede. Schults daarentegen behandelt het Byronisme als één beweging, die opkomt, haar hoogtepunt bereikt, weer ondergaat, en krijgt zodoende een steviger en boeiender geheel.

Al is het boek van Schults dus in meer dan één opzicht te verkiezen boven dat van Popma, toch kunnen we voor beide boeken dankbaar zijn, al was het alleen maar om het vele interessante materiaal dat zij bevatten. Dit onderwerp, we zagen het reeds, is in zichzelf niet zeer roemvol; belangwekkend is het, omdat het ons laat zien hoe het Nederlandse publiek van die dagen op een bepaalde buitenlandse prikkel reageerde. Uit zulk een reactie op een vreemde invloed leren we onze natie, ons voorgeslacht, en onszelf, vaak gemakkeliker kennen dan uit eigen productie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Byron en het Byronisme in de Nederlandse letterkunde


auteurs

  • Jacob Haantjes

  • over George Gordon Byron

  • over Ulfert Schults jr.