Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 13 (1935-1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 13
Afbeelding van Opwaartsche Wegen. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (21.32 MB)

XML (1.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 13

(1935-1936)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

Boekbespreking

Terug tot Ina Damman, door S. Vestdijk. Uitg. N.V. Nijgh & v. Ditmar, Rotterdam 1934.

Wie er erg op heeft dat deze roman tot ondertitel draagt ‘de geschiedenis eener jeugdliefde’ kan mogelijk menen dat hij kans heeft zich te verstrooien met een ‘aardig’ verhaal. Maar dan vergist men zich. Deze geschiedenis is allesbehalve ‘aardig’, ze is bijna navrant. Maar ik moet er bij zeggen, ze maakt de indruk, dat ze volkomen eerlijk is in deze geaardheid. Dit romandebuut van Vestdijk wekt gevoelens van waardering, hoeveel bezwaren men overigens ook kan hebben tegen het gebruik van sommige termen of tegen de niet streng noodzakelijke vermelding van bepaalde voorvallen.

In de figuur van den H.B.S.-er Anton Wachter geeft de auteur een type schooljongen, dat onder de jeugd misschien minder zeldzaam is dan we zo oppervlakkig geneigd zijn aan te nemen. Anton is een knaap met een sterk reagerend innerlijk leven, een jongen die vrijwel geheel aan zichzelf overgelaten is, met een karakter dat heel moeilijk ergens aansluiting krijgt. Als hij naar de H.B.S. gaat is zijn vader overleden, tussen moeder en kind heerst feitelijk een koele verstandhouding.

Antoon is iemand die alles en ieder in zijn omgeving met zijn gevoel aftast om er aan te ontdekken wat hem van nature vijandig gezind of genegen is. Deze gereserveerdheid heeft tot gevolg, dat hij in de kring van zijn kameraden niet als een gelijke wordt opgenomen. Ze noemen hem ‘vent’, en dit ‘woord’ schijnt hem vooral in die eerste schooltijd aanwezig als een voortdurende dreiging. Met opmerkelijk talent maakt de schrijver de obsessie van al die ogenschijnlijk onbetekenende wisselingen in de schoolatmosfeer voelbaar. Dan daarna vindt Anton afleiding in een echte jongensachtige verliefdheid op Ina Damman, een vriendinnetje uit een naburig dorp. De genegenheid van Anton voor dit ‘kind’ is zo puur, zo algeheel los van bijoogmerken-van-lage-soort, zoals die bij kameraden bestaan, en de beschrijving van deze episode geschiedt merkbaar met zo'n volstrekte toewijding, dat we ervan overtuigd blijven, dat dit boek, niettegenstaande het feit dat er ook wel ‘krasse’ dingen in vermeld worden, vanuit een moreel hoogstaande gezindheid werd geschreven.

Als Ina Damman Anton laat lopen, omdat ze hem te saai vindt, verzeilt hij in het gebied waar veel van zijn schooivrinden bij voorkeur met hun gedachten verkeren, maar altijd blijft er de weerstand tegen het totale verval in de zinlijkheid. Deze jongen heeft een onvermurwbare drang in zich naar het goede en reine, naar de sfeer waar hij onbeangst en blij kan ademhalen.

Na een tijd van tobben vindt Anton langs de weg van herinnering het meisje Inna Damman terug, niet persoonlijk, maar als ‘wezen’ en in haar het essentiële van die gelukkige dagen, toen er geen benauwenis meer was.

Hoewel de literatuur vrij rijk is aan romans over de schooljaren, mag dit boek van Vestdijk, omdat de methode van zielkundige peiling hier een zeer persoonlijk accent draagt, zeker als iets aparts op dit gebied gelden. Er valt in verband met de persoonlijkheid van den auteur, die zich eerder reeds in opvallend dichtwerk openbaarde, natuurlijk nog veel meer te zeggen over dit boek. De wijze waarop hier de werkelijkheid benaderd wordt verraadt

[pagina 110]
[p. 110]

ook sterk den dichter; b.v. in het ontdekken van de wezenlijke aanleidingen of - indien we er rekening mee houden dat dit werk een grote autobiografische inslag heeft - in het uiterst gevoelig hervinden van al die vormen, waarin het duistere geheimenis zich presenteerde.

Tenslotte moet ik nog een ding te berde brengen. Het laatste deel van de roman heet: Overwinning. In ‘onze’ boeken wordt bij de overwinningen die een mens behaalt, meestentijds de kracht daarvoor toegeschikt uit een ‘andere’ wereld.

Anton Wachter ervaart zijn innerlijke restauratie anders, maar het is niet nodig op de betekenis ervan, en dan op zijn leeftijd en in zijn omstandigheden, iets af te dingen.

Want zulke toewendingen naar een lichter gebied bestaan eveneens en we mogen ze niet miskennen, ook al erkennen we ze niet als volstrekte waarden. Niemand zal trouwens na lezing van dit boek het gevoel hebben, dat nu ineens alle deuren opengevallen zijn naar de eeuwigheid.

Omdat het boek voor het inzicht in de levensmoeilijkheden van de jeugd betekenis heeft, spijt het me te meer dat het misbruik van Gods Naam hier en daar voor velen een belemmering zal zijn om het te appreciéren.

d. B.

Gedichten uit Zuid Afrika, door J. van Melle. Uitg. J.H. Kok, Kampen.

Dicht maar.
 
Dicht maar, dicht maar, want het vers
 
dat gij schrijft zal wel gaan rijmen,
 
En de gedachten die er zijn,
 
kan men licht wat samenfijmen.
 
 
 
Ziet nu, dichtend gaat gij voort,
 
steeds maar dichtend uw gedachten.
 
Zo zal eens een bundel vol
 
op een kundig drukker wachten.
 
 
 
Ga dan maar en kijk niet uit,
 
waar de recensenten naderen.
 
Dank zij uw moeite zult gij wel
 
enkel slechte recensies gaderen.

(Vrij naar J. van Melle, ‘Zaai maar’).

Als het anders is, val ik om. Want van deze uitgave ben ik werkelijk half onderstboven.

d. B.

Dorp aan de Rivier, door Antoon Coolen. Uitg. Nijgh & v. Ditmar N.V., Rotterdam.

Blijkbaar berust deze geschiedenis op gegevens uit de werkelijke historie van een dorp. De schilder Hendrik Wiegersma, die het boek ook illustreerde, deed den schrijver de stof aan de hand.

Zoals de mensen en de toestanden hier beschreven zijn, vertonen ze een levensbeeld dat abnormaal is. De dokter, Tjerk van Taeke, is een buitennissig mens. Hij verricht verlossingen met een sigaar in de mond, hij verricht er zelfs een, terwijl hijzelf op een draagbaar ligt Hij neemt zijn vriend, de dove stroper, mee naar een man met gespleten hersenpan en laat

[pagina 111]
[p. 111]

zien, welke reacties het prikken met een speld in de open hersens bij dat half-lijk opwekt. Deze zelfde dokter neemt het lijk van zijn vrouw uit de kist, begraaft haar in zijn tuin, en daags daarna wordt de dodenmis gelezen bij een kist met stenen.

De plaatsvervangers van dezen dokter zijn al even wonderlijk. Een ervan herinnert sterk aan Charly Chaplin. De ander is een revolverheid, die in de kamer op muizen schiet achter 't behang.

In de poel achter de dijk bevindt zich een snoek die 800 jaar oud moet zijn. Er is een spookmolen op 't dorp, waar af en toe een man in de luizeel hangt, en dergelijke lugubere dingen meer.

Als ik een karakteristiek moest geven van dit alles dan zou ik het 't beste kunnen doen met een voorval aan te halen uit 't boek zelf. Dokter van Taeke verricht altijd een ceremonie als zijn vrouw pannekoeken gebakken heeft. Dan legt hij eerst een pannekoek plechtig op zijn hoofd en daarna weer op het bord, waarna zijn jongens er elk een stuk van krijgen. Deze plechtigheid is celebraal, maar ze is tegelijk banaal en onsmakelijk, bovendien heeft ze geen zin. En zo is het naar mijn gevoel nu allemaal in dit boek; het gebruik der woorden geschiedt nog wel met élan, zoals we dat van den schrijver kennen. Maar tesamen beschrijven ze dingen die bijna steeds banaal zijn, en het geheel is zonder enigen zin. En als dit werkelijk zin moet hebben, dan begrijp ik toch niet welke zinvolle functie hier de godsdienst nog vervult. Laat ik dit zeggen: wie van de protestantse jongeren zich zou veroorloven om de eredienst op een dergelijke wijze tussen de schermen van het Jan Klaassenspul te zetten, die zou absoluut het respect verspelen.

En hoe komt Coolen er nu bij, zoiets te schrijven? vroeg ik me af. Het is mogelijk, dat deze ‘legende van den heiden’ nog onder de invloed staat van Coolen's voorgaande occupaties. Maar hoe hij daarbij in zulke banaliteiten kon vervallen......? Als reactie? Als een soort Carnavalsroes, vóór het ingaan van de tijd die weer ernst zal kennen?

Enfin...... het publiek waardeert het blijkbaar evengoed, zo niet méer. Mijn recensieexemplaar is er een van de derde druk. Waar maak ik me eigenlijk druk over.

d. B.

Der handen dwang, door Gustav Schröer, geaut. vert, van Diet Kramer. Uitg. Mij. Holland. Amsterdam.

Gustav Schröer behoort tot de Duitse schrijvers van de plattelandsroman. Reeds hierom heeft dit werk bekoring voor den Nederlandsen lezer, die over het algemeen met de sfeer ervan vertrouwd is.

‘Der Handen Dwang’ bevat de levensgeschiedenis van een onderwijzerszoon, Eric Hindemit. Eric is moederloos, bij zijn stugge vader vormt zich in dezen vroegrijpen jongen een koppig karakter. Ontferming en vertedering komen enkel op in de nabijheid van een oude vrouw, smid Trägers moeder, die een waar kruis te dragen heeft in de misdadige aanleg van haar zoon.

Erics aandacht wordt altijd geboeid door de kromme, gekorven handen van dit vrouwtje. Die handen schijnen al haar verdriet, maar ook haar rustig geloofsvertrouwen te belichamen. Na het sterven van zijn vader komt Eric onder de hoede van Ds. Bärwald. Er ontwaakt een sterk verlangen in hem naar wetenschap en de dominee probeert hem daarbij te leiden, omdat het gevaar dreigt dat Erics levensbeschouwing geheel zal opgaan in het alleen aanvaarden van wat hij begrijpt.

Hindewet wil zijn leven in dienst stellen van de mensheid, hij wil dokter en advocaat tegelijk worden om het lichamelijke en sociale leed zoveel mogelijk te kunnen verzachten. Eric vecht tijdens zijn wetenschappelijke opleiding met de vraag van het ‘waarom, waartoe, vanwaar’. En dan op beslissende momenten wijzen hem de handen van smid Trägers moeder de weg. Maar altijd blijft diepste ervaring: de smart.

[pagina 112]
[p. 112]

Tenslotte leert Eric Hindemit te midden van de grootse Zwitserse bergwereld verootmoediging, het trotse hoofd buigt en het vragen verstomt.

Gustav Schröer heeft het motief van zijn roman op spannende en daardoor boeiende wijze verwerkt. Het beeld van echte levenswerkelijkheid behoudt op dit stramien, ondanks de romantische inslag, een duidelijke en herkenbare omtrek, en daarom blijft het verhaal niet zonder uitwerking. Temeer omdat Diet Kramer, met veel aandacht voor het juiste woord, deze roman uitstekend heeft vertaald.

d. B.

Het laatste gezicht, door Gabriël Smit, Rozenbeek & Venemans. Uitgeversbedrijf N.V. Hilversum 1934.

Dit is een klein boekje, in zeker opzicht is het ook wel een ‘fijn’ boekje. Met dit laatste is bedoeld te zeggen dat het ‘teer’ is, en als een voorwerp van zodanige makelij dient behandeld te worden. Door het weefsel van dit gevoelige proza zie ik tweeërlei levenswerkelijkheid schemeren. Om te beginnen, het probleem van de vormgeving, een kwestie die in de eerste plaats voor kunstenaars van belang is. Of liever gezegd, waarvan vooral de kunstenaars de eigenaardige moeiten en ingewikkeldheden kennen, omdat ze die aan lijf en ziel ervaren.

Maar verder krijgt in dit werkje ook een voor iedereen navoelbare gebeurtenis contour, al zijn dan de lijnen niet zo sluitend getrokken, dat het een volledig, reëel beeld oplevert. De ik-figuur is een jonge schilder, die reeds kort na z'n huwelijk zijn vrouw verloor. Hij heeft haar gelaat na het sterven niet weer teruggezien. Nu beschrijft hij de ontzaggelijke moeite die hij heeft om haar gezicht in klei te boetséren, zó dat het de trekken heeft, waarin meteen haar ziel openbloeit. Zijn handen blijken telkens onmachtig om dit werk tot een goed einde te brengen. Om zijn indruk van Ria te versterken, verwijlt Herman opnieuw op die plaatsen, waar zich indertijd iets van haar wezen aan hem openbaarde. Ook daar, ergens in een buitenlands berggehucht, waar zij hem verscheen als de moeder waarin het kind gestalte begon aan te nemen. Maar Herman had nog geen ogen voor het kind, slechts voor haar. Hij droomt ervan een schoon schilderij van háar te maken.

Toen hij tevoren nog eens in dit dorp vertoefde, zonder Ria, overviel hem de tijding van haar dood.

Nadat hij alles nog eens doorleden heeft, gelukt het hem eindelijk in de klei het aanschijn te forméren, waarmee Ria tot de werkelijkheid wordt herboren. Waarom toen wel? Helemaal duidelijk wordt dat niet. Enerzijds begrijpelijk, want dit wonder van de herschepping is nooit geheel te verklaren. Men kan er hoogstens van zeggen, dat de dingen opeens lucide en transparant werden, en zie...... De kracht tot het uiteindelijk volbrengen van de daad ontspringt - zou men ten naaste bij kunnen verklaren - aan het besef, dat Ria nog tot de aarde behoort, waarin zij als een zaad gezaaid is, wachtend op de regen van de jongste dag; verder aan de innige gedachtenis aan het kind, dat het zijne was. Nu is Ria moeder en kind tegelijk: een vrouw.

Uit het voorgaande moge blijken, hoe subtiel de inhoud is van dit boekje. Het zou me ook niet verwonderen, als er mensen zijn die het voorzichtig uit handen leggen en er niet meer naar talen, omdat ze er niet genoeg ‘houvast’ aan hebben.

d. B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Terug tot Ina Damman. Geschiedenis van een jeugdliefde

  • over Dorp aan de rivier


auteurs

  • Hein de Bruin

  • over Gabriël Smit