Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 14 (1936-1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 14
Afbeelding van Opwaartsche Wegen. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (22.15 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 14

(1936-1937)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Puntjes bij paaltjes

Uit de tijdschriften

Te vermelden vallen hier de No's 1-4 van de 90e jaargang van ‘Eltheto’, het maandschrift der Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging, die wij niet in de gelegenheid waren eerder afzonderlijk aan te kondigen. In het eerste nummer dan den nieuwen jaargang geeft de Heer G. Bosschieter, de tegenwoordige hoofdredacteur een beknopte uiteenzetting van zijn plannen, waaruit blijkt, dat men meer dan vroeger over het algemeen het geval was, aandacht schenken wil aan actueele vraagstukken en gebeurtenissen. De hoofdschotel van dit nummer wordt gevormd door een tweetal helder geschreven artikelen van de hoogleeraren Heringa en Bakhuizen van den Brink, die de kern van het studentenleven betreffen. Het tweede nummer is in hoofdzaak gewijd aan onderwerpen, die het vraagstuk religie en kunst betreffen. Wij wijzen in dit verband in het bijzonder op het artikel ‘Gelukkige Lading’ van Van Nie, die ook voor de lezers van ons tijdschrift geen onbekende is en waarin een breedvoerige beschouwing wordt gewijd aan den roman ‘Strooschippers’ van J.K. van Eerbeek. De principieele opmerkingen, die in het eerste gedeelte van dit opstel worden gemaakt, achten wij van genoeg belang om ze hieronder in extenso te doen afdrukken:

 

Wij zijn altijd ergens. Maar dit ergens is niet te fixeren als een punt in een biologische kromme, niet te waarderen als een faze in het verloop der historie, niet te verankeren aan coördinaten in natuurkundige zin. Het is nimmer te bepalen van ons zijn uit. Het is veeleer een bepaald zijn, een gehouden zijn. In het levensgevoel van het calvinisme wordt met dit gehouden zijn volle ernst gemaakt. Het ‘ergens zijn’ is hier geworden tot het ‘staan voor Gods aangezicht’, het ‘gehouden’ zijn tot de belijdenis: ‘Gij zult mij leiden door uw raad’. Natuurlijk zijn de spanningen van deze objectieve oriëntering - wij moeten wel komen tot deze contradictie - niet altijd verdragen. De - inderdaad te sterke - jenseitigkeit slaat niet weinig keren in haar tegendeel om. Dan wordt een heilige oorlog geproclameerd en de opwekking gaat uit; om te strijden voor Gods eer en op alle terrein des levens. Dan wordt ook Gods raad vereenzelvigd met het historisch gebeuren zoals wij dat interpreteren en de leuze waait uit: God, Nederland en Oranje. Maar te(l)kens zijn er, die zich aan de vangarmen der woekerende ideologieën weten te ontworstelen en voor wie het leven weer wordt hard en simpel: een leven voor Gods aangezicht. En zij geven zich verloren aan de duisternis van Gods lichtende openbaring.

De vraag doet zich nu voor welke eigen-aard de kunst, in dit milieu ontstaan, zat dragen.

[pagina 30]
[p. 30]

Niet is aan de orde de vraag van de mogelijkheid van de kunst in dit levensgevoel. Nog minder de vraag van het recht van de kunst in dit milieu. Het recht van de kunst is slechts te verdedigen van een bepaalde ideologie uit. De kunst is niet te verdedigen, evenmin als het leven. Zij zijn beide een ‘datum’ in de strikte zin van het woord. En roepen daarom slechts tot verantwoordelijkheid en niet tot verantwoording.

Nu is dit zeker: wie ernst maakt met het ‘ergens zijn’, voor wie primair is het zijn voor Gods aangezicht, voor hem is het koninkrijk der hemelen eschatologisch van aard. Immers, wanneer ons zijn in de eerste plaats is een gehouden-zijn, dan zullen alle dingen hun ‘verklaring’ vinden van de andere zijde uit. De boom daar voor mijn venster roept om tot een verhevigd leven te komen in een kunstwerk en hij heeft een plaats in Gods koninkrijk, hij heeft een plaats op de nieuwe aarde en onder de nieuwe hemel, maar God alleen weet welke plaats. Het koninkrijk der hemelen brengt vernieuwing en vernietiging en God alleen weet hoe deze twee tezamen hangen. Dit zuiver reformatorische besef leeft in zuiver calvinistisch milieu. (De lezer bedenke wel, dat het probleem van de ‘Christelijke’ kunst hier niet aan de orde is. Trouwens wij betwijfelen of het probleem waarop men doelt, in deze formulering en alles wat daarmee samenhangt wel aan de orde kan komen.)

Hiermee is allerlei gegeven dat in een of ander zin invloed zal hebben op het kunstwerk in dit milieu ontstaan. In de eerste plaats zullen de kunstenaars met dit levensgevoel hevig overtuigd zijn dat hun werk voorlopig is. Voorlopig, niet in dien zin dat het als een heraut vooraf gaat aan koning Christus of dat het - om een oude formulering te gebruiken - een ‘hogere’ werkelijkheid ontsluit. Maar in dien zin dat het waard is om vernietigd te worden bij de doorbraak van Gods Koninkrijk. Dit ‘waard om vernietigd te worden’ is geheel vrij van alle ironie. Het is ook geen poging om een evangeliserend element binnen te smokkelen, als zou door het kunstwerk Gods koninkrijk moeten worden uitgebreid. Maar het is de simpele consequentie voor het kunstwerk van Jezus' woord: mijn koninkrijk is niet van deze wereld.

In de tweede plaats zal de kunstenaar uit dit milieu eclectisch staan tegenover zijn concepties. Niet elke conceptie zal hij willen en mogen voldragen tot de geboorte. Dit is geen concessie aan de ‘sittenapostel’, die het alom verkondigt dat ook de kunstenaar en zijn werk gebonden zijn aan Gods heilige wet. Nog minder is het een meegaan met de idealogische constructie: dat God ook niet alle bloesems tot vruchtzetting laat komen. Maar het is al weer simpelweg gevolg van de voor zijn levenshouding principiële onmogelijkheid om koninkrijk en wereld in paralellie te zien. De roomse kunstenaar heeft het in dit opzicht (misschien) gemakkelijker. Hij kan althans minder critisch zijn. Wanneer het wereldleven en het genadeleven twee paralellen zijn, wanneer men op aarde is om in de hemel te komen, dan moet de mogelijkheid bestaan het hele aardse leven te ‘sanctioneren’, te heiligen. De poging in de middeleeuwen gedaan hernieuwt zich in de roomse kunst onzer dagen. Tenslotte zal ook op de techniek van het kunstwerk de door ons geschetste levenshouding haar invloed krachtig doen gelden. Met name zal het literaire kunstwerk hier invloeden ondergaan. Voor Gods aangezicht zijnde weet men slechts menselijk te kunnen spreken. Dat wil zeggen: slechts woorden te kunnen spreken waar weer andere woorden achter liggen. Terwijl men tegelijk de hopeloze zekerheid heeft dat alleen God het laatste woord

[pagina 31]
[p. 31]

heeft. Want geen woord kan meer liggen achter het vlees-geworden Woord. Zich bewust zijnde dat hij menselijk spreekt zal de schrijver van calvinistische levenshouding telkens zeggen en weer herroepen, telkens voorwaarts gaan en terugtreden. Dit geeft zijn stijl iets deinends, geeft haar een zekere geladenheid. De geladenheid met een wisselstroom. Nu geschiedt dit alles niet - alweer moeten wij waarschuwen, want het wemelt hier van misverstand - nu geschiedt dit alles niet op de wijze zoals de evenaar van een balans slingert om het evenwichtspunt. Nu geschiedt dit dus niet om door vele woorden een soort gemiddelde te bereiken. Middelpunt en evenwicht horen tehuis in ideologieën, die niet passen bij de hevige realiteit van het staan voor God. Ook gebeurt dit niet omdat menselijke woorden de laatste grond der dingen ‘slechts’ benaderen kunnen, zoals het wel heet. Maar het gebeurt alleen omdat het woord dat gesproken moest worden staat, overeind staat in een sterke realiteit, en omdat het dan - juist dan - niet mag staan in de pretentie het laatste woord te zijn.

Wezen, wording en vorm, zullen van het kunstwerk, dat zo ontstaat, gemerkt zijn met het Kruis. Dat tenslotte Gods eigendomsmerk is op de gehele wereld.

 

Het derde nummer is hoofdzakelijk aan belangrijke kerkelijke stroomingen gewijd, terwijl het vierde nummer zich voornamelijk bezig houdt met het veelbesproken boek van Prof. Huizinga ‘In de Schaduwen van morgen’.

H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken