Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 14 (1936-1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 14
Afbeelding van Opwaartsche Wegen. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (22.15 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 14

(1936-1937)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 134]
[p. 134]

Boekbespreking

De korte baan, Nieuwe Nederlandsche Verhalen, bijeengebracht door N. Marsman en E. du Perron. - Em. Querido, Amsterdam. 1935.

Volgens de inleiding is het doel van deze bundel: de aandacht te vestigen op het korte verhaal, zoals dat door de nieuwere nederlandse schrijvers beoefend wordt.

Men lette erop dat het niet de bedoeling was - zoals veelszins vroeger en nu nog bij sommigen - om het lezend publiek, of een bepaalde kring daaruit, aan ‘goede lectuur’, ‘leesstof ter ontwikkeling en verpozing’ te helpen. Hier wordt uitsluitend aan dacht gevraagd voor een genre lit. kunst, dat beoefend wordt nog wel, en bovendien iets nieuws vertegenwoordigt.

Anders gezegd: de verzamelaars zijn niet eerst tussen het publiek gaan staan om te weten te komen, wat ‘de markt’ vraagt, om vervolgens de verhaalindustrie in te schakelen. Een zeer waardeerbaar standpunt, de beste waarborg voor een vrije ontwikkeling van de cultuur.

De beperking die Marsman en Du Perron zich hebben opgelegd is deze, dat zij enkel dat wensten op te nemen waarin huns inziens het best die nieuwe geest tot uiting komt, die behalve dat ze nederlands is tegelijk europees wil zijn.

In tegenstelling met de mening van lezers, die waarschijnlijk zullen opmerken dat het nederlands karakter van deze verhalen verloren gaat in de alles behalve vaderlandse sfeer van het overgrote deel dezer histories, wordt er op gewezen, dat de schrijver door zijn taal éen blijft met zijn land; verder: dat niet het gegeven beslist, maar de structuur van de geest.

Deze laatste aantekening, zoals ze daar staat, lijkt me heel juist en belangrijk. Er zijn er nog te veel, die méer of énkel aandacht hebben voor het ‘wat’ en minder of hoegenaamd niet voor het ‘hoe’; zowel onder de lezers als onder de schrijvers moest eens wat meer oplettendheid zijn voor de geest waaruit het werk voortkomt.

Marsman en Du Perron zijn klaarblijkelijk van opinie dat de verhalen die zij aanbieden eindelijk eens ontkomen zijn aan dat gehate ‘provincialisme’ dat de nederlandse literatuur al zoo lang bedreigt. Wat zij precies verstaan onder ‘europese visie’ zal men gewaar (moeten) worden uit de verhalen zelf.

Het is mij onmooglijk om, kort en treffelijk, van elk of zelfs van de meest opvallende dezer zestien verhalen een karakteristiek te geven. Als men aanneemt en ook inderdaad konstateert dat zij ‘beoefend’ zijn d.w.z. werkstukken op zichzelf, dan begrijpt men hoeveel moeite en tijd het zou kosten om aan elk stuk naar aard en inhoud recht te doen. Voor wie het interesseert: (- en dat doet het mij persoonlijk toch ook wel, ofschoon de waardering er nooit totaal in op of onder mag gaan -) een visie, die uit waarlijk christelijk geloof ontspringt heb ik niet in deze verhalen ontdekt. Misschien is dit het typische (zogenaamde) europese eraan! Door alles waart zo'n geest van vergeefsheid,

[pagina 135]
[p. 135]

overal die kringloop binnen de psychische mooglijkheden en onmooglijkheden, noodlot, de onontkoombare horigheid aan dood en sexualiteit. Het zijn nu eenmaal verschijnselen die in de huidige literatuur opgeld doen. Wie er kennis mee wil maken in hun verhevigde toespitsing, in hun uitbuiting bijna, wie de essencen wil proeven van deze gesteldheden moet zich in dit werk verdiepen. Nogmaals: het is geen stof tot aangename verpozing, maar voor werkelijk belangstellenden in literatuur doorgaans voorbeeldig werk in het ‘nieuwere’ genre.

d. B.

Het Paarlsnoer door Karin Michaelis, vertaald door H.J. Smeding. Wereldbibliotheek, Sloterdijk-Amsterdam.

Amerika is Europa vooruit. Wat in ons werelddeel onmogelijk is, dat is mogelijk in Amerika. Stel u voor een Amerikaansch meisje van zeventien jaar uit de ‘deftige’ kringen van Washington, Mary Content geheeten, wie het ochtendblad ‘De Spiegel’ op bed wordt gebracht.

Zij neemt dat mee naar haar badkamer, de plaats voor haar ernstige bezigheden, die rust en nadenken vereischen. Boven de badkuip bevindt zich een klein werktafeltje, waarop zij de brieven van vriendinnen beantwoorden kan. Een radiotoestel staat in de nabijheid. Het badwater heeft een dennengeur en doet haar prettig denken aan lange ritten in de Rocky Mountains. Het ontbijt komt na bellen op een presenteerblad vanuit een ander vertrek boven de badkuip rollen. Onderwijl rinkelt dikwijls de telefoon voor de afspraakjes, die in een notitieboekje worden genoteerd, waarin op één dag reeds drie thé-dansants voorkomen...... Haar dag is spoedig verdeeld, zoodat er maar een kwartiertje meer overblijft om een sonnet te rijmen, dat beloofd was aan ‘De Spiegel’. Echt Amerikaansch, zult ge zeggen.

Moeilijk in te denken. Maar de oude schrijfster Karin Michaelis heeft het zich ingedacht. Meedoogenloos critisch is haar roman geworden, een knap werk, getuigend van een geroutineerd vakmanschap en voor een zoo bejaard schrijfster van een opmerkelijk moderne en vlotte analyse. Haar beheersching van het métier zal kunstenaars, die moeizaam trachten op elke bladzijde hun hoogste kunnen te geven, jaloersch maken.

Doch deze roman heeft niets met kunst te maken. Ik denk in dit verband aan de productie van Mevrouw Van Hooghstraten-Schoch. Alleen de culminatiepunten van beide schrijfsters verschillen. Maar onze Nederlandsche schrijfster kan, hoewel haar figuren zich ook bewegen in ‘deftige’ kringen, bij lange na niet raken aan de hooge milieu's van Karin Michaelis. Mevrouw Van Hoogstraten beschouwt haar omgeving met een degelijke (Hollandsche) ernst. Karin Michaelis heeft er genoeg van en schrijft een parodie op haar omgeving. Scherp is haar karakteriseering van het leven der grooten van Washington, van de diplomaten en hun vrouwen, van de voornamen, die niet werken en omringd worden door bewonderaars en mooipraters. Washington werkt niet, maar verdiept zich in feesten, partijtjes en aangename conversaties.

De eenige figuur, uit dit boek, waarvoor men sympathie kan gevoelen, is de ruwe goedmoedige John Mc Dowell, een kunstschilder, die zijn verfijnde maar domme vrouw hartstochtelijk liefheeft, hoewel hij ook tegenover haar moet getuigen, dat zij nog minder hersens heeft dan een kuiken. Deze John weet het tenslotte niet meer uit te houden in de stijllooze omgeving van zijn vrouw en neemt de vlucht in de natuur. Hij gaat wonen in een blokhut aan de rivier. Hij is het ook, die om de liefde van zijn dochter Mary Content terug te winnen, het paarlsnoer koopt - hij was schatrijk - waardoor heel Washington verbaasd naar hem opziet. De zonderling.

Van zijn frissche geest blijkt ook Mary tenslotte doordrongen te zijn. Zij vraagt aan haar vader om eenige maanden met haar uitverkorene te mogen huizen in de blokhut aan de rivier. Dit is de reactie op de onnatuurlijke deftigheid van Washington. De geest van den ouden Bacon van Verulam (1561-1626) leeft nog.

[pagina 136]
[p. 136]

Terug naar de natuur, schrijft Karin Michaelis.

Dit thema, terug naar de natuur, speelt in de Amerikaansche literatuur van de laatste 20 jaren een voorname rol. Het boek van K.M. wordt zoo beschouwd een agrement op een zeer versierd gewaad. Dit stimuleerend thema behandelt de versatiliteit van den Amerikaan. De kleinzoon van den kolonist, de trapper, de Wild-West trailer is innerlijk niet geassimileerd, de civilisatie walgt hem. Hij wil terug naar de natuur en geraakt dus in een cirkelloop van emancipaties. In het Paarlsnoer zien wij een zeer geraffineerde escamotage van een belangrijk psychologisch probleem.

Sj. L.

Het oogenblik door Marianne Philips. Uitgegeven door C.A.J. van Dishoeck N.V. te Bussum in het jaar 1935.

Het is niet zoo gemakkelijk, een samenvattenden titel voor een novellenbundel te vinden. Maar Marianne Philips is hierin wel zeer geslaagd, toen ze, zooals ook gebruikelijk is, het opschrift van de eerste schets nam voor het geheele boek. Het maakt den bundel meteen tot een eenheid want eigenlijk is het in alle schetsen ‘het oogenblik’: bij de prostituee, die wacht achter haar venster - bij den Earl, als hij zijn kasteel in brand steekt - bij den makelaar in koffie, als hij op een ondoordacht moment terugkeert tot het vak van zijn jeugd: den kruier helpen zijn vrachtje op te duwen tegen de brug - - om bij deze drie maar te blijven. Deze schetsen zijn stuk voor stuk juweeltjes van woordkunst en zoo gaaf van uitbeelding, dat ze onze aandacht maar niet zoo weer loslaten. Bizonder trof mij de derde novelle: Harton's hoogtij, en de strenge beheerschtheid in den stijl, die zoo zuiver de sfeer van dezen ouden, verstarden aristocraat typeert. Alleen het slot leek me wat geforceerd. Trouwens, het slot van al deze schetsen is, hoe fijn van gedachte doorgaans, tegelijk van een troosteloosheid, die ons kerft tot in de ziel, omdat er nergens een bezit is buiten wat onze oogen zien en onze handen tasten kunnen en de schrijfster eerlijk genoeg is om ons dikwijls juist het oogenblik te teekenen, waarin dat bezit den mensch ontvalt.

G.S.-Th.

............Verlaten? Paasspel van J.D. van Calcar. Uitgave: Van Gorcum & Comp. N.V. Assen.

Dit spel zal het wel doen. De taal is goed en de handeling heeft de juiste hoeveelheid spanning. Het speelt...... Dat is nu juist de vraag. In ieder geval na Christus' dood aan het Kruis, maar wanneer er na?

Het gegeven is: Johannes, die zeer getroffen door de woorden: Mijn God, mijn God, waarom hebt Ge me verlaten, heeft hierdoor zijn geloof verloren in Christus. Hoe ook de anderen, vooral Maria, hierover met hem spreken, het baat niet. Totdat Judas' moeder, door Petrus en Maria Magdalena in zijn huis gebracht, over de Godverlatenheid van haar en haar zoon klaagt. Dan ziet hij in, dat Christus ook dit heeft moeten lijden.

De gedachte, die hierin ligt, is in abstracto natuurlijk juist en goed. Waarom echter wordt ze op zodanige wijze verbeeld, dat er met de feiten na Goede Vrijdag geknoeid wordt? We weten, dat de discipelen tot den Paasmorgen bedroefd waren, dat ze daarna juichten: De Heer is waarlijk opgestaan. In dit spel van Pasen wordt over de opstanding gezwegen. Wordt over de verlossing van de zonde gezwegen. De eerbied voor de oude Bijbel en voor den Christus der Schriften is hier zoek, men heeft een eigen verbeelding inplaats van het Paasevangelie gegeven. Het is ontroerend, er zijn fijne momenten in, maar het is onwaar en onjuist. Jammer!

JO IJPMA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Hein de Bruin

  • Jo van Dorp-Ypma

  • G. Sevensma-Themmen

  • over J.D. van Calcar