Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 15 (1937-1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 15
Afbeelding van Opwaartsche Wegen. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (23.24 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 15

(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 151]
[p. 151]

Boekbespreking

Geschiedenis van de Nederlandsche Taal in hoofdtrekken geschetst, door Dr. C.G.N. De Vooys. 2de druk 1936.

Het is een verheugend feit dat van deze schets reeds na vijf jaar een tweede druk nodig scheen. Als men de vele artikelen over onze taal, naar aanleiding van de spelling, een weinig critisch leest, gaat men echter zich afvragen of er dan zo weinigen zijn geweest, die de eerste uitgave van dit boek met vrucht hebben bestudeerd!

Ook in deze druk is de schets nog niet breder uitgewerkt; men kan dat betreuren, maar terecht acht de Utrechtse hoogleraar de tijd daarvoor nog niet gekomen, te meer, daar de schrijver zijn methode van werken, n.l. nauwkeurig waarnemen en voorzichtig rangschikken, niet heeft opgegeven voor de verleiding van de schitterende hypothese, de ‘stoute’ gedachte, die zo dikwijls na enige tijd waardeloos bleek!

De aantekeningen zijn nu hoofdzakelijk tot noten onderaan de bladzijden verwerkt, wat zeker practischer is, vooral, omdat die aantekeningen een zeer belangrijk deel van het geschrift vormen. Een aantal ‘bredere aantekeningen’ zijn echter achterin gebleven.

Het hoofdstuk dat de tijd voor de overlevering uit schriftelijke bronnen behandelt is uitgebreid met een paragraaf over de invloed van het geschreven en gesproken Middeleeuwse Latijn op de landstaal terwijl in het hoofdstuk over de Zestiende Eeuw meer aandacht is besteed aan de invloed van de Oostelijke streken op het Nederlands.

Kleine veranderingen en bovenal de tot op het laatst toe bijgewerkte litteratuuropgaven verhogen de waarde.

Moge het Prof. De Vooys gegeven zijn, deze schets nog eens tot een werkelijke geschiedenis te kunnen uitwerken.

Doch reeds nu wil ik iederen lezer aanraden met aandacht de bladzijden te lezen waarin over de Bijbelvertaling en het streven naar een standaardtaal voor de vertaling van de Statenbijbel wordt geschreven, wat zeker in dit jaar, waarin 1637 wordt herdacht, van zeer actuele betekenis is.

M.TH. UIT DEN BOGAARD.

Uit de Wereldpoëzie, door Johan de Molenaar. N.V. U.M. Elsevier, Amsterdam, z.j.

In meer dan een opzicht is deze verzameling van poëzie-overzettingen uit een tiental talen van belang.

In de eerste, hoewel misschien niet belangrijkste plaats stelt zij hen, die deze talen niet kennen, in staat van de daarin geschreven poëzie bij benadering kennis te nemen.

Voorts teekent zich in dit boek iets af van de cultureele banden en, tot op zekere hoogte, van de afhankelijkheid van ons kleine land ten opzichte van onze groote, verre en nabije, buren.

En ook kan men een aantal onzer eigen dichters beter leeren kennen, zoowel wat hun voorliefde voor bepaalde buitenlandsche poëten, als ook wat hun verskundige vermogens betreft. Want vertalen is een buitengewoon moeilijk werk en men kan het op verschillende (ik bedoel niet alleen: goede of slechte) manieren doen. De dichter kan in het vreemde gedicht slechts een aanleiding zien tot het schrijven van het eigene, dat dan

[pagina 152]
[p. 152]

echter in opzet en woordkeus nog te zeer met het origineel overeenkomt om er niet ‘naar.....’ onder te zetten. Hij kan ook het vreemde zich zoozeer in overgegevenheid eigen maken, dat hij zoo dicht mogelijk het oorspronkelijke in bouw, klank en rhythme benadert.

Allerlei factoren kunnen hierbij bovendien nog in het spei zijn. Want niet alleen stelt de taal zelf zekere mogelijkheden en grenzen, daar een andere taal als het ware een ander palet is, maar ook de persoonlijkheid van den dichter-vertaler is hier een factor.

Zoo is het niet te verwonderen, dat het resultaat van De Molenaar's werk getuigt van een groote en boeiende verscheidenheid, welke aan verschillende categorieën van lezers een rijk materiaal voor beschouwing en bestudeering zal bieden.

De samensteller heeft een reeks vertalingen gegeven van de middeleeuwen af tot nu toe. Daarbij legde hij zich de beperking op geen overzettingen uit de Psalmen en uit omvangrijke werken op te nemen. Vooral dit laatste is te betreuren (voor een behoorlijke bloemlezing uit de Psalmvertalingen ware inderdaad een afzonderlijke uitgave noodig), daar het waarschijnlijk alleen hieraan toegeschreven moet worden, dat wij Vondel missen, de belangrijkste vertaler uit de 17e eeuwsche bloeiperiode onzer poëzie, die zelf de instructieve waarde van dit werk beseft heeft als geen ander, getuige o.a. de woorden in zijn ‘Aenleidinge’: ‘Kennis van uitheemsche spraecken vordert niet weinigh, en het overzetten uit vermaerde poëten helpt den aenkomende poeët gelijck het kopieeren van kunstige meesterstucken den schilders leerling’.

Trouwens, het historische deel van De Molenaar's werk geeft geen goede indruk van onze vertaalbedrijvigheid in vroeger eeuwen. Waarom heeft hij b.v. overzettingen naar de klassieken uitgesloten? Waarom is er zoo weinig opgenomen van iemand als Ten Kate (J.J.L.), die door zijn groote handigheid in het versificeeren soms uitstekend vertaalde? Hier ligt nog een gebied braak: een afzonderlijke bloemlezing van vertaalde poëzie tot '80 zou er samen te stellen zijn, veel systematischer en vooral vollediger dan De Molenaar gedaan heeft in zijn hiervoor al te kort bestek.

Van de modernen mist men met spijt het werk van Van Eyck en vooral dat van Verwey, die geen toestemming tot het opnemen van proeven hunner vertaalkunst hebben willen geven.

Over de keuze kan men, zooals gewoonlijk bij bloemlezingen, van waardeering verschillen. Van Boutens is er b.v. zeer veel opgenomen, hoewel lang niet al zijn vertalingen van een zekere gewrongenheid vrij te pleiten zijn. Vertalingen naar Rilke vindt men hier haast niet; toch, (zooals Jan Eekhout en schrijver dezes binnenkort hopen aan te toonen) zijn er van dezen dichter in de laatste tien jaar buitengewoon veel verzen in het Nederlandsch overgebracht, soms op voortreffelijke wijze. Ook Baudelaire is te weinig vertegenwoordigd. Zelfs al zijn de meeste vertalingen naar diens werk van de hand van Verwey, dan had toch b.v. wel Hendrik Mulder's overzetting van ‘l'Albatros’ opgenomen kunnen worden, welke trouwens, volgens het m.i. juiste oordeel van den Baudelaire-kenner De Smaele, beter is dan die van Verwey. Wat Hendrik de Vries van Poe's ‘The haunted Palace’ en ‘The Valley of Unrest’ maakte, viel mij niet mee; misschien is het jeugdwerk. In ieder geval zijn zijn Copla's (maar die kan ik niet in vergelijking met het origineel beoordeelen) veel sterker. Prachtig in elk opzicht heeft Slauerhoff Baudelaire's ‘Sepulture d'un poète maudit’ vertaald. Jan Engelman's ‘De Kerseboom’ is wel erg veranderd, vergeleken bij het origineel, dat veel minder zoet is. Billijk en instructief zou het zeker geweest zijn, wanneer naast Anthonie Donker's vertaling van Valery's ‘Le Sylphe’ ook die van Van Vrieslandt en Vlemminx afgedrukt was; billijk vooral, omdat Donker bij zijn vertaling van de beide andere gebruik gemaakt heeft. Van Hein de Bruin is er een uitstekend gedicht naar een Friesch origineel van Fedde Schurer.

Over 't geheel genomen moeten wij De Molenaar dankbaar zijn voor wat hij ons geboden heeft. Het was bovendien geen gering werk dit alles uit allerlei tijdschriften en soms weinig bekende bundels samen te lezen.

G.K.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Geschiedenis van de Nederlandse taal


auteurs

  • Gerrit Kamphuis

  • M.Th. uit den Boogaard

  • over Johan de Molenaar