Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 15 (1937-1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 15
Afbeelding van Opwaartsche Wegen. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (23.24 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 15

(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 286]
[p. 286]

Boekbespreking

Onheil in de verte door B. Roest Crollius. H.P. Leopold's U.M. 1936.

De heer R.C. is een strijdvaardig man. Hij vecht in dit éne boek tegen oorlog, doodstraf, rassenhaat en slechte recensies. De remedie is in alle gevallen de liefde. Seffe is de hoofdpersoon van het boek en ‘schrijft zelf’. ‘In de andere brief zat een recensie. Seffe keek haar even door...... een ergerlijk dom boek...... Maar wat kan het Seffe schelen! Hij leest tien keer Marianne's briefje en dan gaat dat “Lieve Seffe” in hem zingen als een lief lied bij schemer’. (pag. 220). Voor den schrijver een genot, voor den lezer minder. Maar als de schrijver nu eens Marianne het manuscript van zijn boek ter lezing had gegeven zonder het ooit aan den drukker over te geven, had hij de liefde behouden en zich de slechte recensies bespaard. En dus op ongedachte wijze al z'n bedoelingen verwerkelijkt gezien.

Toch zal de schrijver het hiermee wel niet eens zijn, want in z'n boek klaagt hij al bij voorbaat, alsof hij weet wat hem staat te wachten: ‘Overgeleverd ben je aan die heeren, die hun werk van tien minuten stellen tegenover het werk van een jaar’ (pag. 178). Dat ligt echter meer aan dat jaar dan aan die tien minuten, wat de schrijver wel op ons gezag zal willen aannemen. Het boek is zonder intellect en zonder reserve regelrecht vanuit de puberteit geschreven, wat alles verklaart en niets verontschuldigt. Een boek om te verbranden à f 3.50.

P.v.d.H.

Een jaar vol Heiligen, door Albert Kuyle. Uitg.: Uitgeverij ‘Het Spectrum’, Utrecht, 1937.

Kuyle behoort tot de beste proza-schrijvers der Katholieke Jongeren, dat blijkt ook weer uit dit boekje, waarin een aantal Heiligen-levens zijn naverteld. De frissche wijze, waarop deze schrijver iets dergelijks onderneemt, zoodat de lectuur van dit boekje ook voor hen, die vreemd staan tegenover de Katholieke devotie op dit punt, een aangename en verkwikkende is, maakt, dat wij er naar gaan verlangen, dat Kuyle ons eens een wat uitvoeriger bloemlezing uit de groote legendenschat der Christelijke Kerk geeft. Hij is de man, die daartoe zeker de vereischte gaven bezit.

Ook voor Protestanten zou zulk een boek van veel beteekenis kunnen zijn, al heeft uit den aard der zaak de Heilige-legende en het Heilige-leven voor ons een anderen zin dan voor onze Katholieke geloofsgenooten. Wij hebben echter op onze wijze zeker niet minder behoefte aan ‘het voorbeeld’ van Christus' levende kracht in geheel de Schepping dan zij, die het geloof der Katholieke kerk zijn toegedaan. Ondanks de gevaren, die er aan een dergelijke ‘mystiek’ verbonden zijn, zullen zij ons toch nooit ervan af mogen

[pagina 287]
[p. 287]

houden te belijden, dat Jezus Christus gister en heden dezelfde is en in der eeuwigheid en daaraan de consequenties vast te maken, die er o.a. ook door de beide Blumhardts aan dit woord verbonden zijn.

In de rijke legendenschat der Christelijke Kerk, die volstrekt niet het uitsluitend eigendom is der Roomsch-Katholieken, maar die ons allen, die in Jezus Christus gelooven, toebehoort, is, hoezeer bedolven ook vaak onder menschelijke fantasieën, toch altijd wel iets te bespeuren van dat ‘voorbeeld’ van Christus' levende kracht, zooals zich dit door de eeuwen heen aan het oog der geloovigen heeft getoond en dat heenwijst naar het ‘Christus hier en nu’, waarmede wij in den regel zoo bitter weinig weten te beginnen, omdat wij er geheel aan gewend zijn geraakt het geloof te aanvaarden als een ‘christelijke levens- en wereldbeschouwing’ en niet als een levende kracht, die in Christus bergen verzet.

Wie zich rustig en onbevooroordeeld zet aan de lectuur van deze Heiligen-levens zal bespeuren, dat ook voor Protestanten uit deze levens veel te leeren valt. Dat Albert Kuyle ze voor den modernen lezer zoo aangenaam leesbaar heeft weten te maken zonder ze in hun oorspronkelijkheid te kort te doen, geeft ons reden tot bijzondere dankbaarheid. Want maar al te vaak lijden dergelijke ‘bewerkingen’ aan het euvel, dat zij: òf druipen van zoete stichtelijkheid, òf vervluchtigen tot een ijdel spel met schoone woorden. Geen van beide is hier echter het geval.

R.H.

Menschen, Eilanden en Oceanen door Edgar Lajtha. Leiden, A.W. Sijthoff's Uitgeversmij, 1937.

De vaardige pen van dezen Hongaarschen journalist heeft een bonte reeks ‘indrukken’ te boek gesteld, die ons niettegenstaande hun kaleidoskopisch karakter een duidelijk beeld geven van de verwording, die overal ter wereld de Europeesche beschaving - in haar oorspronkelijken zoowel als in haar afgeleiden vorm - aangetast heeft.

Wanneer men dit boek met eenig oordeel des onderscheids leest, ontkomt men niet aan de gedachte, dat dit proces een ‘biologisch’ verschijnsel moet heeten, m.a.w. dat het een oorzaak heeft, die dieper ligt dan met behulp van ons menschelijk bewustzijn valt aan te duiden. Aan deze verwording heeft noch deze of gene mensch schuld noch dit of dat systeem, zij is (opnieuw!) een massale manifestatie van het woeden der erfzonde in het menschelijk geslacht, die wij zoo lang onder schoone beschouwingen van renaissancistische grootheid en adeldom verborgen hebben gehouden en ligt daarom verankerd in ieders hart. Wie zijn Bijbel echter goed leest, verstaat, dat er ook hier niets nieuws is onder de zon. Europa heeft sedert de Middeleeuwen over het algemeen in een wereld van aesthetischen en intellectueelen schijn geleefd. Slechts de Reformatie heeft één moment een ander licht op onze situatie laten vallen; doch ook dit ging voorbij: het individualisme was sterker en wat het van de Hervorming heeft gemaakt, daarvoor behoeven wij slechts om ons heen te zien: een nieuw Babel, dat dwars door de Kerk heengroeit als een giganteske woekering van intellectueele hoogmoed en aesthetische halfslachtigheid.

Lajtha heeft zonder opsmuk een beeld geteekend van deze wereld. Leg er het boek ‘Prediker’ eens naast en gij zult bemerken, dat God onze wereld tot in haar ziek hart en haar corrupte nieren heeft verstaan.

R.H.

Brieven van Hadewijch door Dr. M.H. van der Zeyde. Amsterdam, De Wereldbibliotheek, 1937.

Deze uitgave van de brieven van Hadewych - de conscientieuze vertaling van Dr. Van der Zeyde staat tegenover de oorspronkelijke tekst - verdient in breeden kring belangstelling en waardeering. Immers wat hier voor ons ligt, is om meer dan één reden een uiterst belangrijk document: litterair, psychologisch en theologisch.

[pagina 288]
[p. 288]

Als proeve van vroeg-Nederlandsche proza-kunst zijn Hadewychs brieven zeker niet minder schoon dan haar overige geschriften. Daarnaast staat haar verschijning als ‘mensch’, die in haar brieven uiteraard veel direkter tot uiting komt dan in haar ander werk. Wie zich er rekenschap van geeft, dat hier een Nederlandsche vrouw uit de dertiende eeuw tot ons spreekt; een vrouw, die in haar fundamenteele levenservaringen niettemin van gelijke beweging moet zijn geweest als wij, ziet al lezende een wereld voor zich open gaan van telkens zich verwijdende perspectieven. De tijd valt weg daarbij.

Ten slotte: wie deze brieven leest als uitingen van de mystieke geestesgesteldheid; overpeinzend, hoe ook deze vrouw geworsteld heeft om de zegenende aanraking Gods, ook dien gaat een nieuwe horizon op, omdat hij hier in aanraking komt niet met ‘theorieën’, maar met de geloofsrealiteit van de mystiek zelf en dan blijkt, dat de mystiek een oneindig gecompliceerder verschijnsel is dan men wel eens vermoeden zou, wanneer men zich oriënteert op theoretische abstracties dienaangaande en niet op de werkelijkheid. Met deze luttele opmerkingen willen wij de aandacht van onze lezers vestigen op dit boek. Wij hopen later gelegenheid te hebben uitvoeriger op een en ander in te gaan.

R.H.

Tusschen Ploeg en Sikkel, verzen van het land, door Willem de Mérode. Bosch en Keuning, Baarn, z.j. (Libellenserie No. 137).

De weer ontwaakte belangstelling voor het eigene van bloed en bodem moge elders ten gerieve van politiek barbarisme uitgebuit worden, toch is het goed, dat een bezinning op het volkseigene ons weer zaken onder oogen brengt, die ten onrechte wat al te veel buiten onze opmerkzaamheid en waardeering geraakt zijn. De uitgave van bovengenoemd boekje is ongetwijfeld te zien in verband met deze tijdssymptomen. Het is de vraag, of het anders wel verschenen zou zijn. Want het bestaansrecht van dit bundeltje ligt in een buitenpoëtische opzet; en het gemis van een innerlijk-aesthetische motiveering van deze samenlezing wordt nog geaccentueerd, doordat deze verzen in onderling zeer uiteenloopende tijden geschreven en gedeeltelijk ook gepubliceerd werden. Zoo komt het, dat er geen eenheid van stijl is: men vindt er zoowel de vroegere De Mérode als de latere, zoowel zijn emblematische gedichten als zijn enkel-beeldende, zoowel zijn weelderige als zijn sobere verzen.

Intusschen zijn deze bezwaren maar gering. Immers geven deze stijlverschillen den lezer, die zich de moeite getroosten wil ze uit de niet chronologische volgorde op te sporen, in een kort bestek niet alleen een indruk van De Mérode's ontwikkeling en mogelijkheden, maar ook bieden zij hem een boeiende verscheidenheid.

Is het in de oudere gedichten (‘Biddag’, e.d.) nog De Mérode, die den boer en zijn leven beziet, in later werk komt de boer, om zoo te zeggen, meer zelf aan het woord. Van een veel objectiever visie uit, want zich geheel aanpassend bij zijn onderwerp, zet de dichter hem recht en sterk ons voor oogen, als in hout gekorven (hierbij denke men vooral niet aan de houtsneden, die dit boekje zoo deerlijk ontsieren!). Aldus werden ‘Het Stamboek’, ‘Familiedag’, ‘De nieuwe Knecht’, e.d. prachtige voorbeelden van De Mérode's groot dichterlijk vermogen.

In deze verzen krijgt de boer voor ons gestalte, niet geïdealiseerd en ook niet belast met overdreven hartelijke bijbedoelingen, maar als type van den Nederlandschen, bijna schreef ik: Groningschen boer, met al zijn standsgevoel, gezegende aardverbondenheid en eenvoudige vroomheid, maar ook met zijn hardheid, berekenende geest en materialisme. Een der voorwaarden voor deze voortreffelijke karakteriseering moet wel liggen in het feit, dat de dichter de menschen kent, die hij beschrijft, zooals ook zijn rijke woordenschat in het gebruik van vaktermen getuigt.

G.K.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Onheil in de verte

  • over Tusschen ploeg en sikkel


auteurs

  • Roel Houwink

  • Gerrit Kamphuis

  • P. van der Hoeven

  • over Albert Kuyle

  • over Marie H. van der Zeyde