Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 17 (1939-1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 17
Afbeelding van Opwaartsche Wegen. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (21.31 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 17

(1939-1940)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 481]
[p. 481]

Boekbespreking

Vlammen en kleuren, door Stefan Pollatschek. Uitg.: Wereldbibliotheek N.V., Amsterdam. 1938.

Van Gogh's leven heeft al herhaaldelijk de aandacht van schrijvers getrokken. Het uitvoerige autobiografische materiaal dat aanwezig is; vooral ook de boeiende, opstandige persoonlijkheid zelve, schenen zich tot bewerking of beschrijving in romanvorm bij uitstek te lenen. Echter, er zijn twee bezwaren, en geen van beide heeft Pollatschek in dit boek, dat het leven van Van Gogh beschrijft, weten te omzeilen. Het eerste is dat het biografische materiaal te uitvoerig is. Er is te veel bekend, ‘bijna alles’; en alles wat ‘men’ weet, heeft Van Gogh op de diepste, en meest directe manier zelf gezegd. Een schrijver kan er alleen nog maar wat aan afdoen. - Het tweede bezwaar komt aan het licht als de schrijver zijn bedoelingen laat doorschemeren. Hij wil toch iets met zijn boek, hij wil iets met Van Gogh. Alles hangt er nu van af hoe hij het materiaal benadert; of er eerbied is. Als de schroom ontbreekt slaat het fijnste om in het grofste; wordt Van Gogh's innerlijke protest een sensatie-object. Het sensatie-element ligt hierin, dat men het protest van zijn oorzaak vervreemdt. Het kwam voort uit een drang naar waarheid, oprechtheid; nu wordt het, uit geheel ander oogpunt, misbruikt als argument tegen den burger, de moraal, den godsdienst. Pollatschek plaatst Van Gogh's protest in geheel andere omgeving, n.l. in die van het vitalistische levens ‘beginsel’. Het is zonder meer ontstellend met welk een grofheid van gevoel, een gebrek aan onderscheidingsvermogen, een miskenning van waarden, een voorbijzien van heel wezenlijke eerbied, dit alles gepaard gaat. Na den dood van zijn vader laat hij Vincent's gedachten steeds maar om kleureffecten en lichtvallingen cirkelen, terwijl de brieven juist bij herhaling aantonen in welken eerbied Vincent de nagedachtenis van zijn vader bewaart - hoe groot ook de tegenstellingen waren, die tussen hen bestonden. Na Van Gogh's begrafenis laat hij de hele schreeuwende schildersbent naar de trein rennen om zo spoedig mogeiijk weer ‘aan 't werk’ te gaan. De fijnste en teerste uitspraken van V. Gogh staan in de tekst rondgestrooid als paarlen over een smerige pels. Ze lijken dan ook niets anders dan waardeloze stukjes glas. Het tegennatuurlijke van dit boek is, dat het fijne en edele wordt geperverteerd. Eens te meer wordt ons duidelijk hoe grote kunst en namaak vlak naast elkaar liggen. De vertaling van dit boek komt het werk noch de persoon van Van Gogh ten goede, en is daarom te betreuren.

P. v.d. HOEVEN.

[pagina 482]
[p. 482]

Ik zie, ik zie, wat gij niet ziet, door J.W.F. Werumeus. Derde deel. Uitg.: Em. Querido's Uitg. Mij., Amsterdam. 1939.

Kostelijk is de wijze, waarop Buning in deze voornaam en kloek uitgegeven boeken verhaalt van onbekend landschappelijk schoon en historische merkwaardigheden, die ons spijtig eraan herinneren, dat Buning niet, toen wij nog op de schoolbanken zaten, onze geschiedenisboekjes heeft geschreven. Hoeveel levendiger en kleurrijken zou ons dan onze vaderlandsche historie voor oogen hebben gestaan!

Zou het zoo'n dwaas idee zijn, overigens, indien men de hoofden eens bijeen stak en Buning in staat stelde met deskundige hulp een dergelijk leesboek der vaderlandsche geschiedenis te schrijven, dat niet in een saaie en dorre opsomming van feiten vervalt, maar een bewegelijk beeld geeft van ons nationaal verleden, waarbij een gevoel van warme menschelijkheid (in plaats van droog intellectualisme) zich aan een tintelenden humor paart? Andriesen en Louwerse hebben hun tijd gehad. Waarom zou men Buning niet in de gelegenheid stellen zijn krachten eens op dit onderwerp te beproeven?

Het proza van Buning steekt ver uit boven den journalistieken middenmaat. Hij gebruikt geen cliché's en daarom is een schrijver als hij, die op het oogenblik in zijn volle kracht staat, de aangewezen figuur om een ‘volksboek’ over onze vaderlandsche geschiedenis te schrijven, dat jong en oud boeien zou en wellicht spoediger en stellig op een betere wijze een einde zou maken aan de lauwheid, waarmede de gemiddelde Nederlander tegenover zijn nationaal verleden staat dan de duizend-en-één rhetorische kunstgewrochten, die onze feestredenaars over het algemeen bij passende gelegenheden tevoorschijn weten te brengen.

R.H.

Apen en hoefdieren in artis, door A.F.J. Portielje. Uitg.: Verkade's Fabrieken N.V., Zaandam. 1939.

Het prachtig cultureel werk, dat de Verkade's Fabrieken te Zaandam vele jaren geleden met de uitgave van hun albums begonnen, zetten zij getrouw voort. En het is elk jaar opnieuw een vreugde te constateeren, dat deze plaatwerken, zoowel wat hun uitvoering, hun onderwerp als de beschrijvende tekst betreft, zich op hun zeer hoog peil weten te handhaven.

De firma Verkade heeft in dezen geen concessies behoeven te doen en dat pleit evenzeer voor haar eigen floreerend bedrijf als voor den goeden smaak en belangstelling van haar afnemers. Daarom vormen deze albums ook, gelijk wij reeds eerder opmerkten, een klasse op zichzelf te midden van het talrijke reclame-materiaal, waarmede naar de gunst gedongen wordt van Koning Klant.

[pagina 483]
[p. 483]

Het album zelf, dat een in elk opzicht waardig pendant is van dat van het vorig jaar, behoeft geen nadere aanbeveling. De tekst van Portielje bevat tal van interessante wetenswaardigheden en de reprodcties naar de vaak meesterlijke aquarellen van C. Rol, J. Voermans Jr. en H. Rol zijn tot in de puntjes verzorgd. Een collectie van deze fraaie albums illustreert op vaak zeer ontroerende wijze de onbegrijpelijke schoonheid en veelvormigheid der Schepping.

R.H.

‘Onze onzin’, door M.C. Fallentin. Uitg.; N.V.G.F. Callenbach, Nijkerk. 1939.

Het boekje, waarin de heer Fallentin onder den hier genoemden titel de bekende principia der Oxford-Groep beweging voor de eenvoudige jeugd populariseert, heeft vele en goede kwaliteiten. Welke cririek men op soortgelijk werk moge hebben - en hoe vatbaar is 't voor critiek - gezegd moet allereerst worden, dat de schrijver consequent den jongeman en het jongemeisje in de bekende, eigen taal aanspreekt en daarbij geen spoor van angst doet blijken voor de gevaren, die hij loopt. De bekwaamheid, waarmee het vocabulair van vele jongelieden gehanteerd wordt, demonstreert Fallentin's kennis van het leven dergenen, tot wie hij zich richt.

Maar men kan de moed van den auteur om bij zijn taalgebruik consequent te zijn waardeeren en toch van meening blijven, dat hij wellicht meer bereikt zou hebben bij een andere taalbehandeling. Want niet alleen is de lectuur van dit boekje vermoeiend door de onrust van druk en vocabulair, doch ná dit werkje is 't zoo moeilijk, weer met gewoon rustig spreken gehoor te vinden bij hetzelfde publiek. De vraag rijst, of 't wel noodig èn of 't wel geoorloofd was, deze lezersgroep juist op deze wijze aan te spreken.

Belangrijken dan de vorm is natuurlijk de inhoud van 't boekje. Dat de auteur fel en duidelijk ageert tegen de oneerlijkheid, de onrust, de onreinheid, het ongeduld, het onverstand, het ongeloof en het ongeluk, kan zonder twijfel zijn waarde hebben en naar we hopen: ook zijn uitwerking, doch belangrijken dan geestelijke en moreele herbewapening is bekeering. De auteur zal er zich over verbazen, dat hij een tegenstelling ziet uitgedrukt tusschen die twee, waar hij allerminst aan zulk een tegenstelling gedàcht heeft. Integendeel, van meening was, dat hier één lijn liep inplaats van twee. Toch kunnen wij de dingen moeilijk anders zien dan we ze hier onder woorden pogen te brengen. Deugd-prediking is nu eenmaal niet identiek met Evangelie-prediking. En wanneer geloof tusschen andere ‘waarden’ in geplaatst wordt, zooals men hierboven zag gebeuren, is dat een misplaatsing. Dezelfde misplaatsing waaraan de Roomsche Kerk zich schuldig maakt. Door de deugd te prediken, de

[pagina 484]
[p. 484]

burgerij geestelijk weerbaar te maken door moreele herbewapening èn door geloof een plaats te geven tusschen reinheid, trouw, gehoorzaamheid en geduld, etc. bewijst men, als ideaal te zien: de volmaakte maatschappij en de goede feillooze mensch. Maar deze beide zijn geen Evangelische idealen. Want de goede maatschappij is nooit identiek met het Koninkrijk Gods (ook al meent de Oxford-Groepbeweging zulks) en de goede mensch is niet identiek met de bekeerde mensch.

Wat Fallentin in dit boekje doet, mag niet gezien worden als liggende in de lijn van het Evangelie en de Evangelische bekeerings-prediking, doch is moraliseeren. Vlot, aardig en zelfs raak moraliseeren - toegegeven, doch niet méér. Veronderstel, dat de jonge lezers inderdaad, dank zij Fallentin's hartig betoog, van hun ‘onzin’ afkomen, zou dan de wereld, zooals hij meent, gered zijn? Dat is toch wel simplistisch, ja, naief gedacht! Die veronderstelling houdt te weinig rekening met het feit, dat ‘deze wereld’ naar ruimte en tijd behoort tot den aeon van den Booze, dat ze ten volle zijn rijk is, dit voorloopig nog blijft en te duidelijker nog zal blijken te zijn naarmate het tijdstip van Christus' verschijning nadert. Wat wij, dit feit voor oogen houdende, behoeven, is niet een verchristelijkte deugdprediking, doch de prediking der Openbaring Gods in Jezus Christus aan zondaren, die zich weliswaar moreel tijdelijk ‘herbewapenen’, ‘verbeteren’ kunnen, doch die, meer dan die correctie van hun moraal noodig hebben de genade Gods, die hun eventueele braafheid evenzeer behoeft als hun zondigheid.

Het populariseerende betoog van den schrijver richt zich op de redelijkheid der zuivere moraal en van het zuivere moreel. Op de onredelijkheid, op de ‘onzin’ der immoraliteit. Indien die onzin tot ‘zin’ te maken, te vormen zou zijn door een betoog en een beroep, zou dat in den loop der tijden reeds lang gebeurd zijn door den arbeid der vele moralisten, die de geschiedenis weet aan te wijzen. Dit feit had den schrijver tot nadenken kunnen brengen. Fallentin zegt ergens: ‘Christus is niet alleen in de wereld gekomen om het ons voor te doen. Hij maakt het ons ook mogelijk om achter Hem aan te gaan’ (pag. 91). Het wil ons voorkomen, dat deze beide zinnen scherp de onjuiste visie van den auteur aanwijzen. Immers, is Christus wel waarlijk in deze wereld gekomen om ‘het’ ons voor te doen? Of is 't niet juist de misgreep der Oxford-beweging, Hem te houden voor en aan te wijzen als het ‘Voorbeeld’? Christus wordt in het Nieuwe Testament getoond als de openbaring Gods, niet als de openbaring eener verchristelijkte burgerlijke moraal door de prediking en practische toepassing waarvan de wereld uit 't moeras zou kunnen gehaald worden.

P.H.M.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Vlammen en kleuren

  • over Onze onzin. Geestelijke en moreele herbewapening (in zeven lessen)


auteurs

  • Roel Houwink

  • P.H. Muller

  • P. van der Hoeven

  • over J.W.F. Werumeus Buning

  • over A.F.J. Portielje