Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17 (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17
Afbeelding van OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.05 MB)

Scans (61.19 MB)

ebook (6.59 MB)

XML (0.87 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/sociologie
non-fictie/culturele antropologie-volkenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17

(1998)– [tijdschrift] OSO–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 169]
[p. 169]

Henk Waltmans
Over Albert Helman als katholieke jongere

Albert Helman (1903-1996), schrijversnaam van Lodewijk Alphonsus Maria ‘Lou’ Lichtveld, is de eerste Surinaamse schrijver, die in de Nederlandse literatuur een belangrijke positie inneemt: hij zette Suriname met een eigen gezicht op de letterkundige map. Rond zijn negentigste verjaardag verschenen van de tijdschriften Mutyama en Oso, Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis themanummers, waarin diverse aspecten van het leven en oeuvre van deze Surinaamse schrijver, musicus en politicus werden belicht. Weinig aandacht werd besteed aan zijn katholieke jeugd. Dit artikel zal daarop ingaan.

 

Albert Helman werd op 7 november 1903 geboren in Paramaribo als zoon van de gouvernementsambtenaar Alphonsus Marinus Franciscus Lichtveld en de onderwijzeres Francis Jacoba Rosheuvel. In hem komen veel Surinaams-etnische lijnen samen. Hij was ook de achterkleinzoon van een Zuid-Amerikaanse Indiaan en kleinzoon van een in Nederland katholiek geworden grootvader, die zich bij zijn terugkeer in de West als smid in Paramaribo vestigde en zijn kinderen ‘een steedse opvoeding gaf.’ (Nord 1948: 11-12). Aan zijn katholieke vorming had in Suriname weinig ontbroken: hij kwam uit een degelijk katholiek gezin, werd koorknaap en ging elke dag naar de H. Mis. Hij vertelde zelf: ‘Mijn vader was een vroom-katholieke man, sterk onder de invloed van de missionarissen, mijn moeder deed daar braaf aan mee. Mijn grootmoeder daarentegen had nog veel, wat je zou kunnen noemen, heidense trekken in zich..’ (Van Verre 1980: 9).

Lichtveld, roepnaam ‘Louis’, reisde op zijn tiende, vanwege het ‘koloniale’ jaarverlof van zijn vader, met zijn ouders naar Nederland, waar zij tijdelijk in 's-Hertogenbosch hun intrek namen. Lou ging ook daar elke dag ter kerke en was opnieuw koorknaap (Nord 1948: 11). Na zijn aanmelding kwam hij op 17 september 1914 in het Juvenaat van de Paters Redemptoristen bij de Kapel in 't Zand in Roermond aan. Hij was erg jong, net nog geen elf jaar oud. In dit Juvenaat werd hij in de eerste klas geplaatst. Enkele maanden later vertrok hij al, vanwege zijn zwakke constitutie. Aan te nemen valt, dat heimwee een belangrijke rol speelde. Het Stamboek van het Juvenaat, dat ik in het archief van de Paters Redemp-toristen in Wittem heb ingezien, vermeldt over het schooljaar 1914/1915 over Lichtveld: ‘In Dec. voor een jaar in familiekring teruggekeerd om nog wat aan te sterken’.Ga naar eind1.

Lou Lichtveld keerde bij de aanvang van het nieuwe schooljaar in 1915 terug om opnieuw in de eerste klas te beginnen, waar hij op 17 mei 1916 vertrok. Het Stamboek zegt hierover: ‘In Roermond. terug 21 Sept. 1915; voor goed vertrokken wegens te zwakke gezondheid 15 juni 1916’.Ga naar eind2. Van Kempen bevestigt dat: ‘Een gelukkige tijd was de drie en een half jaar die hij in Nederland doorbracht niet: hij verdroeg het klimaat slecht en was veel ziek (voortdurende hoofdpijnen), wat vermoedelijk een psychosomatische oorzaak had: hij had veel last van heimwee.’ (Van Kempen 1993: 18). Ook later wordt gesproken over zijn weemoed en heimwee. Zo noteerde Van der Meer de Walcheren: ‘En toch heel zijn wezen, ogen, en hart waren vol van herinneringen. Nederland droeg hij niet in zijn hart, 's winters vooral niet als het koud en guur was, of een alles doordringende mist Amsterdam tot een grauwe wolk van droefgeestigheid maakte.’ (Van der Meer de Walcheren 1940: 248-249).

[pagina 170]
[p. 170]

De familie ging na het jaarverlof naar Suriname terug. Hugo Pos doet de werkelijkheid geweld aan, als hij van hem zegt: ‘Hij wil priester worden en vertrekt daartoe op achttienjarige leeftijd samen met een Chinese vriend, die een zelfde roeping voelt, naar Holland. Het feest gaat niet door, beiden haken af..’ (Pos 1988: 64) Si non e vero..... Nord had al eerder, met een soortgelijke fantasierijke interpretatie van de feiten, beweert dat hij achterbleef in een seminarie te Roermond: ‘Daar was hij twee en een half jaar, was veel ziek omdat hij het klimaat slecht verdroeg en bleek niet voldoende aanleg voor priester te hebben.’ (Nord 1949: 11). Lichtveld werd ook niet door de Redemptoristen weggezonden. Dat was niet aan de orde. Michiel van Kempens (1993: 180) opmerking: ‘Toen het de weinig subtiele paters duidelijk werd dat van priesterroeping bij de jonge Lichtveld [...] geen sprake was, keerde hij met gemengde gevoelens, gefrustreerd en toch blij, naar Suriname terug’ suggereert meer dan daadwerkelijk aan de hand was. De in cursief gestelde tekst is overigens van Helman zelf afkomstig, die daarmee in mijn ogen wat goedkoop de brave paters met terugwerkende kracht een onverdiende oorvijg toediende.

Dat achteraf oorvijgen uitdelen deed Helman wel meer, getuige de uitlating in een vraaggesprek voor de Vlaamse televisie. De Leuvense hoogleraar dr. Joos Florquin, die trouwens nogal eens al te toegeeflijk terugwijkt als essentiële en dringende vragen aan de orde hadden moeten komen, zegt: ‘Uw officiële voornamen zijn Lodewijk Alfonsus Maria. Die hebben een vrij vrome toets!’ Helman antwoordt daarop: ‘Ja, een beetje teveel van het goede zou ik zeggen, maar dat heb je wanneer je uit een missieland komt. Die paters daar, de paters Redemptoristen dan, meenden, dat ze je zulke namen moesten geven.’ Florquin: ‘U loopt anders niet direct over, dunkt me, van sympathie voor die paters Redemptoristen.’ Antwoord van Helman: ‘Nee.’ (Florquin 1978: 62). Helman wist natuurlijk heel goed dat het in katholieke families over de hele wereld volstrekt normaal was dat de kinderen de namen van heiligen kregen.

In zijn geboorteland maakte Helman de uitstekende Paulusschool van de Fraters van Tilburg af, deed het eerste onderwijzersexamen en kwam in het bezit van de lagere vierderangs onderwijzersacte. Hij was kortstondig onderwijzer aan een school voor Hindostaanse kinderen (Nord 1948: 23). Hij nam ook muzieklessen. Op achttienjarige leeftijd ging bij opnieuw naar Nederland, waar hij de komende dertien jaar zou wonen en werken. In 1922 werkte hij als muziekrecensent voor het rooms-katholieke dagblad De Maasbode en later als muziekrecensent en kunstredacteur voor De Telegraaf. Hij was korte tijd onderwijzer op een volksschool in Amsterdam en studeerde Nederlandse letteren aan de Universiteit van Amsterdam, maar zakte voor zijn examen letterkunde.Ga naar eind3. Hij was ook leraar theorie en muziekgeschiedenis aan de Nieuwe Muziekschool te Utrecht.Ga naar eind4. In de jaren dertig was hij vaste medewerker van De Groene Amsterdammer.Ga naar eind5.

Vriend Pieter

Na 1920 ontstond (in Nederland) een opbloei van de katholieke literatuur vooral door de bezielende leiding van Pieter van der Meer de Walcheren (1880-1970), de auteur van onder andere de roman De Jacht naar Geluk (1907) en Gerard Bruning (1898-1926). Helman ging deel uitmaken van deze rooms-katholieke schrijversgroepering, waarvan naast de twee genoemden ook Henri Bruning, Anton van Duinkerken, Gerard Knuvelder, Jan Engelman, Gerard Wijdeveld, Antoon Coolen en Albert Kuyle deel uitmaakten. Tot de groep katholieke jongeren behoorden ook Maurits Molenaar en Jacques Schreurs, de beeldende kunstenaars Piet en Matthieu Wiegman en de schilders Otto van Rees, Joep Nicolas en Charles H. Eijck. Zij

[pagina 171]
[p. 171]


illustratie
Albert Helman in 1910, toen nog Lou'tje Lichtveld (foto uit: Max Nord; Albert Helman; een inleiding tot zijn werk. 's-Gravenhage, 1949.


[pagina 172]
[p. 172]

werkten mee aan tijdschriften als Roeping dat voor het eerst verscheen in oktober 1922, zetten zelf tijdschriften op (De Valbijl) en groepeerden zich rond De Gemeenschap, waarvan het eerste nummer in januari 1925 verscheen met een houtsnede van Henri Jonas op het omslag: een zegenende Christus tussen rokende fabrieksschoorstenen. Van De Gemeenschap was Helman redacteur en muziekrecensent. Hij had als muziekcriticus een vaste rubriek in Opgang (Knuvelder 1940: 36; De Ridder 1970: 19; Van Verre 1980: 49). In deze tijdschriften kwam de culturele en maatschappelijke kritiek op het openbare leven geducht aan de orde (Van Duinkerken 1933: 44). De Gemeenschap werd al snel een tijdschrift waarin ook niet-katholieken publiceerden (Marsman, Slauerhoff, Den Doolaard en anderen). Het was veel moderner ingesteld dan De Roeping dat toch vooral een tijdschrift voor eigen kring bleef. De Gemeenschap werd in 1941 verboden en na de oorlog niet meer voortgezet (Lodewick 1959: 312).

Lichtveld raakte bevriend met Pieter van der Meer de Walcheren. Deze zette hem aan tot schrijven en voorzag hem van het pseudoniem Albert Helman. Hij plaatste Lichtvelds eerste artikel op letterkundig gebied, over Herman Teirlinck, in het weekblad Opgang van Herman van den Eerenbeemt onder de naam Albert Helman (Nord 1949: 23). Hel-man was ironisch bedoeld als tegenpool van Engel-man. Helman zegt hier zelf van, dat deze naam werd ontleend aan een figuur, een dokter, uit het verhaal Vergelding, opgenomen in de bundel Het geheime. Vreemde verhalen van Pieter van de Meer de Walcheren: ‘Niet zonder een grijns ontdekte Pieters biograaf (na zijn dood) dat Van der Meer toen in 1905 deze dokterde naam “Albert Helman” gegeven had.’ (Van Verre 1980: 50; Helman 1980: 80). Over Helman schreef Van der Meerde Walcheren: ‘Strijdbaar is hij vanzelfsprekend, hij ware anders geen katholieke jongere’ (Van der Meer de Walcheren 1940: 321). Maar een paar pagina's verder merkt hij reeds relativerend op dat deze jongeren ‘lang geen homogeen geheel, allerminst een litterair kapelletje vormen waar alles pais en vrede is’ (Van der Meerde Walcheren 1940: 324).

Later, in 1980, wijdde Helman een biografie aan Pieter van der Meer de Walcheren onder de titel Vriend Pieter. Deze werd door Wim Rutgers (1993: 27) zeer mild als ‘een zeer persoonlijke biografie’ aangemerkt. Een subtiele manier van kritiseren. Jan de Ridder had er geen moeite mee onomwonden van een ‘sterk subjectieve interpretatie en een sterk vertekend portret’ te spreken. Hij noemde vooral de hoofdstukken over de monnikGa naar eind6. Pieter ‘anti-klerikaal, anti-monastiek’. Nog sterker: De Ridder, zelf een intimus van Pieter die aan hem zijn literaire nalatenschap toevertrouwde, zet deze biografie weg als een sof: ‘Helaas is Vriend Pieter een boek geworden vol halve waarheden, eenzijdige voorstellingen, talloze fouten, weglatingen, en vele slordigheden.’Ga naar eind7. Tegen deze achtergrond verwondert Helmans opmerking niet: ‘Toch heeft de onbetrouwbaarheid van het geheugen ook haar voordeel bij het oproepen van herinneringen.’Ga naar eind8. Ook was ik niet verbaasd, dat Helman deze biografie in 1985 afzwakte tot een ‘psychografie.’Ga naar eind9. Dat maakt het allemaal wat ambivalent, want Helman antwoordde op een vraag naar de belangrijke mannen in zijn leven: ‘...zeer zeker Pieter van der Meer de Walcheren, die erg van me hield... die me veel geholpen heeft’ (Van Verre 1980: 121).

Dat Pieter van der Meer de Walcheren en Albert Helman vrienden waren in die tijd, blijkt ook uit de onbevangen wijze, waarop Van der Meer de Walcheren zijn eerste ontmoeting met Helman beschrijft: ‘In diezelfde tijd bracht MatthiasGa naar eind10. op een keer een jeugdige Westindiër mee naar huis, de Caraïeb, zooals hij hem voorstelde aan Anne-Marie,Ga naar eind11. die hem hartelijk welkom heette. Want Matthias had haar reeds over de jongen gesproken. [...] Matthias bleef zich altijd het eerste bezoek herinneren dat die jonge man hem bracht op het redactie-

[pagina 173]
[p. 173]

bureau: een kleine, donker-uitziende jongen, met een veel te grote, breed-gerande hoed op bel zwarte kroeshaar. Dadelijk hield Matthias van de jongen, die schrander de wereld inkeek, buitengewoon begaafd en intelligent was.’ (Van der Meer de Walcheren 1940: 248).

Wies Moens

Helman kwam ook thuis bij de Vlaamse dichter Wies Moens (1898-1982) die met Karel van den Oever, Jozef Muls, Stijn Streuvels, Lode Baekelmans, Albert Servaes en Ernest Claes naast vele anderen tot de vrienden van Van der Meer behoorden, die Moens ‘dat ernstige hart van Vlaanderen’ noemde (Van der Meer de Walcheren 1940: 166). Vanuit het licht golvende dorpje Sint Gillis-Dendermonde schreef Helman op 18 juni 1926 een briefkaart met twee postzegels van 30 centimes gefrankeerd aan Pieter van der Meer de Walcheren in Amsterdam:

Beste Vriend,

KuifjeGa naar eind12. moet tamelijk plotseling naar Holland terug en nu kom (moet) ik mee. En eigenlijk doe ik 't wel graag, voor een tijdje ten minste. Mag ik nu Zaterdag bij jullie komen logeeren? Denkelijk kom ik tegen een uur of 4 aan. Verwilderd en vervuild. - Maar blij en met iets van St. Benoit Labre in ons hart. Of 't oogenblik zitten we bij Wies Moens. Morgen ga ik naar m'n zusje toe. Tot ziens dus over een paar dagen en t.t. in Xo.
Lou.

Moens zou in december 1981 over Helman tegen Hans Roest zeggen, dat hij bijzonder veel gehouden had van Albert Helman ‘een eerlijke, idealistische jongen op wie je aart kon’. Roest vroeg zich toen af, of Moens Helman niet verwarde met Albert Kuyle, ‘die hem politiek nader lag... hij heeft na de oorlog ook nog last gehad’ (zowel Wies Moens als Albert Kuyle hadden fascistische Sympathiën) dan Helman, links en ongelovig geworden en een fel man in het ondergrondse verzet’. Roest vervolgt dan: ‘Maar in de herdruk van het interview met 's Gravesande, dat ik tot een paar maanden geleden nog niet kende, lees ik: ‘Veel houd ik van de jonge West-Indiër Lou Lichtveld (= Albert Helman), die zich hij de katolieke Hollandse jongeren heeft aangesloten. Hij is een levende kracht; en hij is iemand die je ontroeren kan, echt en diep, en dat kunnen er weinigen.’ (Roest 1984: 217)

Helman zelf had niet de minste aarzeling evenzeer met waardering over de persoon van Wies Moens te spreken, ‘want al was Wies een Vlaamse activist, met wie ik het niet altijd eens was, het was een bijzonder lieve en aardige man.’(Van Verre 1980: 53). En in een interview met Florquin (1978: 95) zei hij: ‘Ja, behalve met Marnix Gijsen heb ik enorm veel vriendschap ondervonden van Wies Moens, in mijn jongere jaren.’

Levensweg

Helman heeft een lange alleszins te respecteren moeilijke en eenzame weg afgelegd van gedreven en diep religieus katholiek tot een even gedreven agnosticus en partijloze anarcho-socialist; eigenlijk de omgekeerde weg van Pieter van der Meer de Walcheren. Hoe ver die weg was, geeft zijn uitlating in het gesprek met Van Verre aan in 1980: ‘Het is begrijpelijk dat de Kerk zich altijd aan de kant schaart van de dictatuur en het kapitalisme. Van de dictatuur, omdat de Kerk zelf dictatoriaal georganiseerd is; het is een club die regels heeft en een bepaalde organisatievorm, een dictatoriale. Het is ook begrijpelijk dat ze aan de kant van de kapitalisten staat, want het is een machts-apparaat: macht over de zielen van de mensen. Dat alles heeft natuurlijk niets te maken met het christendom, niets te maken met het evangelie.’ (Van Verre 1980: 53 en 61; Rutgers 1993: 25-27). Helmans periode van ‘godsvrucht’ heeft niettemin langer geduurd dan veelal, ook door hem zelf, wordt aangegeven. De schrijvers

[pagina 174]
[p. 174]


illustratie
Albert Helman op een olieverf van Otto van Rees in 1924. (foto uit: Albert Helman, Wederkerige portretten; een alternatieve autobiografie. Zutphen: Terra, 1985).


[pagina 175]
[p. 175]

rond De Gemeenschap sloten het boven-natuurlijke allerminst buiten hun belangstelling. Zo bewerkte Helman de verhandeling ‘Van seven manieren van heiliger minnen’ van de middeleeuwse mystieke Beatrijs, van het toenmalige Cisterciënserklooster van Nazareth bij Lier (Florquin 1978: 73)Ga naar eind13. ‘God als de schepper van alles was altijd zeer nadrukkelijk aanwezig. Vooral in zijn eerste boeken is Helman de vrome katholiek, de kerkorganist die in zijn werk God looft’, schrijft Wilfred Lionarons (1996). Van der Flier (1995) schreef hierover: ‘Helman stelt de kunst voor als een hulpmiddel tot de verbreiding van Gods woord, of anders gezegd: de dienst aan God moet centraal staan. In die zin is dus alle kunst religieuze kunst.’

Van zijn godsdienstige instelling in de jaren twintig leggen ook Helmans brieven en berichten aan Pieter van der Meer de Walcheren getuigenis af. Uit een brief uit 1924:

Even in haast een briefje. We zijn zoojuist uit de Abdij vertrokken, waar we een paar heerlijke dagen gehad hebben. 't Wordt steeds mooier. p. Pieterke was veel bij mij, ook tusschentijds mocht hij bij mij komen praten. Ik heb hem veel van jullie verteld, en zelf ook heel veel aan hem gehad. Gisteren heeft onze vader Abt mij als novice-oblaatGa naar eind14. aangenomen. Ik ben daar zeer blij mee. Hij heeft U aangewezen als mijn directeur; en naar ik hoop zullen wij over een jaartje nog op een meer bijzondere wijze vrienden zijn. Kuitje had heel wat tegenstand bij zichzelf te overwinnen. De eerste avond was hij beslist kwaad, maar 't werd hoe langer hoe beter. Nu is hij alleen nog maar ‘zeer moe’!

Op een briefkaart vanuit Breda van 3 december 1924:

Vanmorgen heeft p. Du Laurat speciaal voor onze reis de mis opgedragen.

Helman was namelijk ‘aan de zwerf gegaan’, zoals hij het noemde, met zijn boezemvriend Albert Kuyle, via Zwitserland naar Italië en later naar Sicilië en Tunesië (Van Verre 1980: 53). Toen Florquin stelde: ‘Hij is voor u later een grote ontgoocheling geweest’, (Kuyle werd fascist. En dat terwijl Helman altijd zo enorm fel tegen alle fascisten was) antwoordde Helman, de jeugdvriendschap in gedachten, sereen: ‘Och, het is beter daar maar niet op in te gaan. Ik denk altijd aan die mooie versregel van Holst: ‘Het is maar beter stille dingen stil te laten.’ (Florquin 1978: 71).

 

Vanuit Tunesië schreef Helman op Tweede Paasdag:

Hammam-Lif, 2e Paschen.

Beste Vriend,
Allereerst een Zalig Paschen van uit Afrika aan jou, Christine en Anne Marie! Gaarne had ik je gisteren de hand gedrukt. Sinds 'n dag of 10 zijn we nu in Tunis, en het is hier wonder-mooi; nog veel interessanter als in Italië, temeer daar de Arabieren hier heel voorkomende en gastvrije lui zijn. Heel veel zou ik je hiervan kunnen vertellen. Maar ik bewaar het, totdat wij weer eens rustig samen zitten rond de zwarte kachel, die nu in mijn verbeelding zoo'n vreemde machien is geworden.
We zijn een dag of vijf naar Hammam-Lif gekomen, een klem plaatsje aan de golf van Tunis, maar heel mooi, om een beetje rustig en van de herrie verwijderd onze Goede Week te houden. Hier tusschen die Muzelmannen heb je er dubbel behoefte aan.
Ik hoop dat m'n Concertkronieken op tijd komen. Over enkele dagen krijg je iets over onze Goede Week in Hammam-Lif - een prachtige week! Overigens... het oude liedje: we zitten op 't oogenblik zoowat rut, en hebben met z'n tweeën maar zes gulden. Kunnen ze nu werkelijk niet opschieten bij van Munster?Ga naar eind15. Ik ben al meer dan 4 maanden weg, en ze hebben nog maar éénmaal geld gestuurd. Als er niets komt, stuur ik EertjeGa naar eind16. geen copie meer - Zeg hem dat, wil je? Dan in 's hemelsnaam maar naar de heidensche bladen; het spijt me dat ik je telkens ermee lastig moet vallen, maar je snapt wel in wat voor verlegenheid we hier telkens zitten.
Hoe gaat het met 't werk? Is de roman al begonnen. Ik ben er zeer benieuwd naar. Ook hier wordt er gewerkt; en ik hoop bij terugkomst je iets goeds te kunnen laten zien. Interessante notities heb ik van de Arabische muziek kunnen maken! 't Is een rijk volk, maar ontzettend aardsch en bedorven. Trouwens, dat gaat gemakkelijk samen.
Over een dag of wat schrijf ik weer; ik doe het dus nu maar kort. Mijn beste groeten aan allen die ik vanouds bij je aantrof. En de zeer speciale voor Christine en Anne Marie.
Bid een keer voor je Lou.
[pagina 176]
[p. 176]

Tegen van Verre zou Helman later zeggen: ‘Het was een vervelende tijd voor Kuyle, een mooie, blonde knaap, die ontzettend veel last kreeg van die Arabieren, die bijna allemaal homofiel zijn, of beter gezegd: alle kanten uit kunnen, en erg van mooie, blonde jongetjes houden. We waren toen tweeëntwintig dus eh... daarbij, hij zag er erg jong uit!’ (Van Verre 1980: 55). Helman en Kuyle zouden samen in de bundel Van Pij en Burnous (1927) om en om van hun reis verhalen, in wat Van der Meer de Walcheren (1940: 321) pretentieloze schetsen noemde.

Op 6 juli 1925 reageerde Helman - hij was toen teruggekeerd van zijn rondreis - vanuit Hilversum:

Beste vriend,

In de kranten las ik, dat de goede Erik SatieGa naar eind17. gestorven is. Heeft U nog wat van hem gehoord van Jacques M.?Ga naar eind18. Ik hoop van harte dat O.L. Vr. hem de genade van een goed einde gegeven heeft. U schrijft zeker deze week wel over hem? De volgende week krijgt U dan van mij ook wat.
Ik vind het hier allemachtig prettig, woon tegenover een klein bosch met een bende van vogels (alleen geen nachtegaal!). Naast een hoop leelijks heb je hier toch ook heel wat moois. Kom maar eens gauw kijken.
Met hart, groeten.
Lou.

Op 8 januari 1926, Helman was nog steeds op reis met Albert Kuyle, berichtte hij vanuit Ascona:

Pax

Beste Pieter,
In de heerlijke zon van Ascona zit ik je te schrijven. 't Is bijna Suriname, zoo mooi en zoo warm. Wat ongelukkig is dat in Holland met al die overslroomingen; je kunt het je hier haast niet voorstellen, zoo warm en droog is het hier. Eergisteren waren we naar Orselino en Madonna del Sano met z'n allen. Dezelfde morgen was ik al naar Ronco gewandeld. Ik doe hier maar niets dan loopen, loepen. Je denkt beter en je bidt beter. Door de lucht waait er een heel fijn nevelachtig geluk, als van iets heel moois dat je elk oogenblik verwacht te komen. En de Hollandsche nuchterheid heb je heel ver achter je laten liggen, ergens in een smoezelig spoorwegstation, als een vervelende koffer die je te zwaar was op reis. Overigens over koffers gesproken - die groote van mij is nog altijd niet terecht - En deze opgedrongen armoede is wel 'n beetje lastig, al doet ze je wel wat op de goede St. Benoit Labre lijken. Beste groeten aan Christine en A. Marie. Ook van de fam. van ReesGa naar eind19. en van Kuitje.
Je Lou.

Op 21 december 1928 schreef Helman vanuit Abcoude:

Pax

Beste Pieter, Christine en Anne Marie,
Al weet je, dat ik vandaag geheel den dag in den geest bij jullie ben, ik moet jullie toch nog enkele woorden schrijven omdat ik zoo oprecht mee-gelukkig met jullie ben, en mij verheug in deze groote gebeurtenis, die aangrijpt en blij maakt tegelijk, hoe meer je eraan denkt.
Er is geen enkele priester in mijn familie, en nu krijg ik bijna het gevoel alsof er een is gekomen. En meer dan dat. Ik weet dat dit de hoogste vreugde en de hoogste onderscheiding ook is, die onze lieve Heer aan ouders in hun kinderen kan schenken. Ik bedank Hem dat hij jullie dit gaf, omdat ik speciaal - in meerdere mate dan jullie het misschien ooit zelf gedacht hebt - moet beseffen wat jullie als ouders waard zijn, en hoezeer deze onderscheiding verdiend is; ik heb het toch zelf nu van dag tot dag ondervonden in jullie vriendschap voor mij, voor ons, en voor allen die erom vroegen.
Mijn pen wordt droog als ik deze dingen moet schrijven, maar ik heb gelukkig niet veel woorden noodig om te zeggen hoe ik jullie van ganscher harte geluk wensch, en met jullie bid en blijf bidden voor père Pieterke, dat hij een heilig priester mag zijn, die dichter, intiemer bij God door dit Sacrament ook in staat zal zijn Hem nieuwe, ongekende genaden voor ons af te smeken.
En zie je, nu zeg ik dan maar weer meteen ‘ons’, omdat ik mij, zelfs op deze verre afstand, toch weer aanstonds bij jullie voeg. Vraag Père Pieterke zijn priesterlijke zegen ook voor mij - voor Leen die zich natuurlijk van ganscher harte hierbij aansluit, en zelf zou schrijven als ze niet sinds gisteren al ziek te bed lag (een zware hoest) - en voor Cecilia,Ga naar eind20. die met haar brabbeltaaltje denkelijk ook hetzelfde bedoelt als ik.
Dan wensch ik jullie nog een Zalig Kerstfeest, en vele goede dagen in Oosterhout. Wat een blijde tijd is 't nu toch! Ik omhels jullie heel hartelijk en blijf je vriend Lou
[pagina 177]
[p. 177]

Uit al deze brieven blijkt duidelijk, dat Lou Lichtveld toen nog zeer in de ban was van het rooms-katholicisme, wellicht meer in fraternale dan in leerstellige zin, en zeker meer dan hij later wilde erkennen. Zijn uitingen van geloof in deze brieven komen authentiek en niet gekunsteld over, zij zijn diepgemeend en invoelbaar.

Dat hij sterk de invloed van Pieter van der Meer de Walcheren onderging wordt ook door anderen onderschreven. Zo schreef Gerard Knuvelder over Van der Meer de Walcheren: ‘de spontane, levende doordringing van alle levenssferen met een volheid van katholicisme; sterk, vurig (katholiek) leven, en dat spontaan en bezield geuit door de kunstenaar, was het ideaal voor de kunst waarnaar hij streefde, een ideaal, dat hij overdroeg op de jongeren rondom hem.’ (Knuvelder 1958: 356). Helman nam afscheid van De Gemeenschap, toen de rooms-katholieke bisschoppen een censor aanstelden. In zijn ontslagbrief liet hij weten te weigeren onder welke vorm van katholieke censuur ook te willen schrijven, wanneer het niet over geloof en zeden gaat. Maar er was meer aan de hand. Hem beving ook een groeiende weerzin tegen het sociaal en politiek beleid van de katholieke partij en de katholieke vakbeweging (Van Verre 1980: 51). Die tegenzin deelde hij met Pieter van der Meer de Walcheren, die verzuchtte: ‘Men had wel de mond vol van Christendom. Vooral in Nederland, met al de prachtig georganiseerde, christelijk-politieke partijen. Maar van de geest van het levende Evangelie viel niets te bespeuren in de daadwerkelijkheid van het leven. De katholieke jongeren hadden zich in alles in de oppositie gesteld, maar het grote beproefde, feilloos functionerende mechanisme van de Rooms-Katholieke Staatspartij maalde de politiek, zoals deze altijd gemalen was, en ieder die er tegen in ging, zich verzette en nieuwe dingen wilde brengen, werd verketterd en mee-gemalen.’ (Van der Meer de Walcheren 1940: 232).

Maar Albert Helman trok er een vérdergaande conclusie uit: al spoedig zou hij het rooms-katholicisme vaarwel zeggen. Hij gaf daar later zijn eigen uitleg aan. Florquin (1978: 72) stelde hem de vraag: ‘U werd in de jaren van De Gemeenschap beschouwd als de meestbelovende onder de katholieke jongeren in Noord-Nederland, maar in 1932 breekt u met het katholieke geloof. Waarom?’ Helman antwoordde: ‘Ik heb niet met het katholieke geloof gebroken, omdat dat geloof er eenvoudig niet was. Ik kwam uit een land van heidenen en er lag op mij een laagje vernis, maar dat was er al gauw afgeschuurd door de Hollandse pastoors. Toen dan de bisschoppelijke censuur kwam bij De Gemeenschap, [...] toen heb ik gezegd: Nou jongens, voor mij is het tijd geworden om te vertrekken, ik doe niet mee aan deze apekool.’Ga naar eind21. Zijn diep-kritische houding blijkt uit de zinsneden uit zijn brief van 21 mei 1934 aan Hendrik Wiegersma, van wie hij een ‘van de meest hechte vrienden door alle jaren heen’ (Hoogbergen & Thelen 1997: 9) was: ‘mijn vreugde, te zien hoe je steeds geconcentreerder en moediger de weg gaat die je eigen ster je wijst. Een weg die noodzakelijk naar vereenzaming en de grote stilte van den Abyssus voert, maar die voor ons de enige mogelijkheid is “onszelf” te zijn. Wie zijn ster kent, mag gerust de afgronden tarten. Mij is het een grote troost te weten, dat er ook in het verdoemelijke Holland een enkeling is, die wat kán en doét, en dwars door de horden zijn eenzelvige weg gaat.’ (Hoogbergen & Thelen 1997: 150/151).

Ik mag vaststellen, dat de vernislaag, waarover Helman spreekt, in elk geval zo dikgesmeerd was dat zijn tijdgenoten van toen er niet doorheen hebben kunnen zien. Ik kan ook niet uitsluiten, dat zijn motieven als een verdediging achteraf moeten worden gezien. Dat achteraf corrigeren deed hij ook in 1952, toen hij in de roman De laaiende stilte zijn jeugdwerk De Stille Plantage met de kwalificatie ‘meer lyrische dan realistische roman’ verloochende (Helman 1952: 7). De persoonlijke

[pagina 178]
[p. 178]

band met Pieter werd niet verbroken, want op 11 juni 1962 schreef hij nog vanuit Losone in Tessino aan Pieter van der Meer de Walcheren:

Wat jammer dat het niet geklopt heeft, dat je tijdens mijn veel te korte aanwezigheid in Holland in Oosterhout was. Ik had er alles voor in elkaar gezet om, al was het maar een uur, naar de abdij te komen en bij je te zijn. Nu heb ik het slechts in de geest kunnen doen, want we moesten al voor je terugkeer vertrekken. Wees er echter van overtuigd, dat al mijn oude gevoelens van genegenheid en vriendschap onverminderd zijn gebleven, en dat ik een gelukkig mens ben, die met blijmoedigheid de grote prijs tracht te betalen, die van ons gevraagd wordt om gelukkig te kunnen zijn. Temidden van alle activiteit ben ik je goede lessen over de waarde van het contemplatieve leven niet vergeten, en ik tracht ze naar beste vermogen in toepassing te brengen. Ik weet dat je het prettig zult vinden dit te weten, zoals ik mij ook verheug over je voortdurend medeleven.
Wil je ook AnneMarie mijn hartelijke dank overbrengen voor haar gelukwensen. Ik heb veel aan jullie beiden moeten denken in deze dagen en ook nu gedurende de korte vacantieweek die ik in ons oude Tessin doorbreng.
Ik hoop van ganser harte dat het ons vergund zal zijn elkaar binnen niet al te lange tijd terug te zien. Voorlopig ben ik echter gedwongen naar Washington terug te keren, in afwachting van wat er verder met mij gebeurt.
Wees hartelijk omhelsd in de oude vriendschap van je Lou Lichtveld.

Naschrift

Jan de Ridder was zo vriendelijk mij de brieven van Helman aan Pieter van der Meer de Walcheren, afkomstig uit het door hem beheerde archief van Pieter van der Meer de Walcheren, ter inzage te geven. Hij gaf mij toestemming deze brieven integraal op te nemen. Daarvoor ben ik hem erkentelijk. Ik heb de brieven van Helman aan Van der Meer de Walcheren in de oorspronkelijke spelling gelaten. Andere citaten heb ik de zegen van de nieuwe spelling gegeven.

Over het uittreden zelf van Helman uit de katholieke kerk, het resultaat van een complex van redenen en gebeurtenissen, bestaat onduidelijkheid. Michiel van Kempen geeft in zijn onlangs verschenen bundel Kijk vreesloos in de spiegel hierop een aanvullende visie.

[pagina 179]
[p. 179]

Literatuur

Duinkerken, Anton van, 1933
De Beweging der jongeren. Hilversum
Flier, Arnoud J. van der, 1995
Een studie naar de literatuuropvatting van Lou Lichtveld/Albert Helman in de periode 1926-1933. Doctoraal scriptie.
Florquin, Joos, 1978
Ten Huize van..., 14. Leuven.
Helman, Albert, 1952
De laaiende stilte. [1961, derde druk Amsterdam].
Helman, Albert, 1980
Vriend Pieter. Het levensavontuur van Pieter van der Meer de Walcheren. Brugge/Nijmegen.
Helman, Albert, 1985
Wederkerige portretten. Een alternatieve autobiografie. Zutphen: Terra.
Helman, Albert & Albert Kuyle, 1927
‘Van Pij en Burnous: een bundel reisschetsen.’ De Gemeenschap. [1936, derde druk Utrecht].
Hoogbergen, dr. Theo & dr. Ton Thelen (red.), 1997
Hendrik Wiegersma 1891-1969 medicus-pictor. Tilburg.
Kempen, Michiel van, 1993
‘De jeugdjaren van Albert Helman.’ Mutyama 4 (5): 8-23.
Kempen, Michiel van, 1998
Kijk vreesloos in de spiegel. Albert Helman 1903-1996: Notities, nota's, noteringen, Haarlem: In de Knipscheer.
Lodewick, H.J.M.F., 1959
Literatuur: geschiedenis en bloemlezing. Tweede deel. Omstreeks 1880 tot heden. 's-Hertogenbosch: L.C.G. Malmberg
Knuvelder, Gerard, 1940
Pieter van der Meer de Walcheren, Leven en Werken. Utrecht.
Knuvelder, Gerard, 1958
Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, tweede deel. 2e herz. druk, 's-Hertogenbosch.
Lionarons, Wilfred, 1996
‘God en natuur zijn altijd aanwezig in Helmans oeuvre.’ Weekblad Suriname 25 september t/m 1 oktober 1996.
Meer de Walcheren, Pieter van der, 1940
Menschen en God I, 1911-1929. Utrecht.
Nord, Max., 1949
Albert Helman. Een inleiding tot zijn werk. 's-Gravenhage.
Oso, 1994
‘Themanummer over Albert Helman.’ Oso, Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 14(1), Utrecht: Universiteit Utrecht & Stichling IBS.
Pos, Hugo, 1988
Reizen en stilstaan. Amsterdam.
Ridder, Jan de, 1970
Pieter van der Meer de Walcheren. Brugge.
Ridder, Jan de, 1980
‘Albert Helman over Vriend Pieter; Biografie als mistgordijn.’ Elseviers Magazine, 13 december 1980.
Roest, Hans, 1984
‘Wies Moens in Noord-Nederland.’ In: Erik Verstraete (red.), Wies Moens 1898-1882 Gedenkboek. Antwerpen.
[pagina 180]
[p. 180]
Rutgers, W., 1993
‘Albert Helman negentig jaar verbonden met Suriname.’ Mutyama 4 (5): 25-28.
Vandeputte, Omer (red.), 1995
Toeristische en culturele gids van de Vlaamse gemeenten. Antwerpen/Tielt.
Verre, Tony van, 1980
Tony van Verre ontmoet Albert Helman; Uit het leven van een dwarsliggende Indiaan. Bussum: De Gooise Uitgeverij.

 

Henk Waltmans (1930) is oud-kamerlid en oud-burgemeester. Hij was van 1985-1995 voorzitter van het Algemeen-Nederlands Verbond. Werkt sinds zijn pensionering aan studies over Suriname en de Nederlandse Antillen. Is thans bezig met de afronding van zijn werkstuk over de politieke geschiedenis van Suriname 1667-1998. Van hem verschenen boeken over politiekmaatschappelijke onderwerpen. Hij was mede-auteur van Tussen politiek en cultuur. Het Algemeen-Nederlands Verbond 1895-1995. (1995).

eind1.
Het Stamboek, 85.
eind2.
Het Stamboek, 85.
eind3.
Van Kempen, Kijk Vreesloos, 25; Van Kempen vermeldt dit feit ook nog eens op p. 48.
eind4.
Helman, Wederkerige portretten, 37.
eind5.
Helman, Wederkerige portretten, 67

eind6.
Pieter van der Meer de Walcheren was eerst gehuwd (met Christine zie volgende alinea) en had kinderen uit dit huwelijk. Pas op hoge leeftijd werd hij tot priester gewijd.
eind7.
Jan de Ridder, Albert Helman in: Elseviers Magazine, 13 december 1980.
eind8.
Helman, Wederkerige portretten, 28.
eind9.
Helman, Wederkerige portretten, 108.
eind10.
Pieter van der Meer de Walcheren gebruikt deze naam als hij in zijn dagboeken over zichzelf spreekt.
eind11.
Met Anne-Marie is zijn vrouw Christine bedoeld.

eind12.
Hiermee is Albert Kuyle (1904-1958) bedoeld, een pseudoniem voor L. Kuitenbrouwer.

eind13.
Florquin noemt haar ten onrechte de stichteres van dit klooster. De abdij werd in 1235 gesticht en Beatrijs (1200-1268), die rond 1268 haar prozawerk schreef, was een van de zusters (Vanderputte 1995: 734).
eind14.
Een oblaat is een lekebroeder die geen geloften heeft afgelegd, maar een bijzondere band met de Abdij onderhoudt; een novice is een nieuweling in een klooster. De directeur is zijn mentor.

eind15.
Uitgever te Amsterdam.
eind16.
Herman van den Eerenbeemt, uitgever van Opgang.

eind17.
Frans componist 1866-1925.
eind18.
De Franse filosoof Jacques Maritain.

eind19.
Otto en Catharine van Rees.

eind20.
De dochter van Lou Lichtveld en Leentje Mengelberg.
eind21.
Lex van de Haterd stelde later vast: ‘Helman is vanwege de kerkelijke censuur uit de redactie vertrokken.’ (Hoogbergen & Thelen 1997: 17).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • over Suriname


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.J.G. Waltmans

  • over Albert Helman

  • beeld van Albert Helman

  • brief aan Wies Moens

  • brief van Albert Helman

  • beeld van Albert Helman

  • brief aan Pieter van der Meer de Walcheren

  • brief van Albert Helman

  • brief aan Pieter van der Meer de Walcheren

  • brief van Albert Helman

  • brief aan Pieter van der Meer de Walcheren

  • brief van Albert Helman

  • brief aan Pieter van der Meer de Walcheren

  • brief van Albert Helman


datums

  • 18 juni 1926

  • 13 april 1925

  • 6 juli 1925

  • 8 januari 1926

  • 21 december 1928