Nietzsche was eerst filoloog, daarna filosoof, daarna dichter; en in zijn laatste geschriften handelt bij niet meer door zijn gedacht, want, hoe hard het ook weze, het blijft vlottend en onzeker; maar bij treft de verbeelding door de buitengewone kracht van zijn dichterlikheid, de buitensporige maar hevige kleur van zijn beelden, de vervoering van zijn gevoelsuiting. Hij is geen filosoof die overtuigt hoe men dit ook beweerde; hij is een artiest die door de kracht van zijn ruwe, hevige, zelfs onsamenhangende, maar onlochenbare kunst, ieder onderwerpt die niet meer kan gevat worden, dan juist door al die ‘grove ongerijmdheden’ in de dichtkunst, in de ziel zelf van de dichtkunst, die de eigenschap van Nietzsche zijn.
Ik ben het nogtans niet eens met Thore waar hij in Nietzsches' laatste werken alleen de gevoelsmens ziet, en de denker volstrekt schijnt te ontkennen. Nietzsche was filosoof en is dit gebleven tot het einde toe, zum letsten, wanneer hij, na 'n lange heldhaftige strijd tegen zijn ziekte, moest kapituleren; maar in zijn ogenblikken van luciditeit wordt hij zozeer ontroerd, verrukt, bedwelmd door de grootsheid van zijn gedachten, dat de dichterziel, die sluimert in ieder vereenzaamde, haar deel eist, en wil ontplooid worden in de uiting. En dit is geen nadeel, veeleer 'n voordeel, 'n noodzakelikheid zelfs voor de vervollediging van de denker; want waar de matesis vaststelt, konstrueert, en de essentiële wijsbegeerte onderzoekt, ontleedt, blijft de syntetizerende kunst met hare harmonie tussen de tesis, het onderwerp en de uiting, niettemin het beste - zo niet het enige - kommunikatie middel. Men denke slechts aan de ‘Genesis’ van Mozes, de ‘Openbaring van Joannes’ de ‘Diviva Commedia’ en zooveel andere.
* * *
Denker, filosoof zijn, beteekent in de eerste plaats zijn geestesoog zo scherp ontwikkeld te hebben dat men, doorheen de bemiddelende materie, op de bodem van zijn diepste ‘ik’, vrij in de spiegel van het hogere blikken kan. Dit openbaren is tot nogtoe in engere of bredere zin de taak van de grote denkers geweest,... Nietzsche uitgezonderd. Hij bekommert er zich niet om, de balans tussen Geest en materie evenwichtig te houden, door de mens uit de stof te onvoogden. Driften en egoïsme moeten zich vrij kunnen ontploeiën en steeds intensifiëren, om des te zekerder tot de bandeloze machtsdaad te voeren. De mens moet dus volledig vrij gelaten worden, maar dit geldt logieser wijze alleen voor de sterkere - de moreel goede - die zijn vrijheid reeds verroverde ten nadele van duizend zwakkeren. Het lijkt wel dat bij die sombere, eenzame denker al de uìtwillende driften in de pen moesten samenstromen: in z'n laatste gewrochten gaat hij soms te keer als 'n blind dier, dat, gedreven door 'n noodlottige verdelgingslust, met de klauwen woest in 't ronde slaat. - Al wat Nietzsche in 't bereik van zijn pen krijgt, heeft geleefd; en zo komt hij tot de ontkenning van zijn eigen grote gave: de Geest: uitvinding van de aap-mens, zoals hij meent.
* * *
Niettegenstaande het genot dat het lezen van Nietzsche bezorgt, door de verassende niewheid en de rake geestigheden, waarmede, benevens de talloze paradoksen, zijn werken doorzaaid zijn; niettegenstaande het breed al-omvattend terrein dat hij schijnt te betreden, en de doortaste- met emfase verkondigde waarheden die het doorkruissen (geheimpolisie gewapend met brownings en lekkernijën) toch is hij eenzijdig en onvolledig. Zijn grootste leemte is het ontzien van 't Vrouwelik-Ewig; hij erkent alleen het mannelike, en dan nog uitsluitend langs de kant van ruwe daadswil tot onbeperkte macht. Hij lost niet op, wil nieteens oplossen; trouwens, bestaat er een vraagstuk, dan is het enkel dàt van de Uebermensch, die logies moet bereikt worden door de bevordering en de moralizering van de ingeboren machtswil.
Van de scherpe, alles verklarende driehoek, grondslag der oude godsdiensten, wijsbegeerten en kennissen, kiem van onze eigene immanente rede, maakt Nietzsche het botte vierkant, met zijn uitroepingsteken er midden in; en, door het artistieke kleed waarin hij zijn minste gedacht weet te versteken en te versterken, bekomt hij 'n stralend ‘!’ in 'n kunstige vierkante omlijsting.
Die uitroeping is de zweepslag van de materie, de nederdaling in 't slijk; niet de passieve ontkenning van God, maar de voorbedachte, goed uitgerekende moordpoging op alle bovenwaardse beїnvloedingen in de mensheid.
* * *
Wat valt er nog te zeggen over Nietzsche? - Wij hebben Tolstoj, Romain Rolland.
Overigens het Nietzsche-gevaar is te onbeduidend geworden, om 'n kostbare tijd te verspillen aan 'n stelselmatige wijsgerige weerlegging van z'n hilariteit wekkende teoriën. Neen, er is meer in 'n stille glimlach,... met 'n zweem van spijt voor zó'n misbruikte geesteskracht. Wel brengt hij nog hoofden op hol, vooral van jonge studenten, reeds doorweekt van moreel bedrog en ingeperste leugens, en die in hem 'n redder zien. Maar dit is van al te luttel belang, nu de mensheid op weg is het daadwerkelik bewijs te leveren tégen zijn stelling: de wil tot vrede, gevolg van de ewenlange behoefte aan rust en gemeenschappelike verstandhouding.
En, ligt het werkelik in de bestemming van het mensdom zichzelf te overtreffen, dan zullen de Uebermenschen geen heersers zijn door drift en krachtmonopolium, maar wél wezens die de sleutel vonden van ORDE EN VREDE.
F. Berckelaers.