Het Overzicht. Collection Complète 1921-1925(1976)– [tijdschrift] Overzicht, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] [pagina 7] [p. 7] Stemmingen I Scheidingsuur Kindje, weet je wat ik vind? Dat de wind van nacht nìet is, en de lucht de nauwe drukking van 'n vrome zoen. Zacht als mantelbont hangt ze om ons, teer-drukkend als wie niet lossen wil, maar immer zo vertoeven: Ich-weis-nicht-wijsje in je hoofd. Zij omhult ons zo zacht, de lucht, dat elke klacht die in de ziel wou schreien versterft ter lippe waar haar zoen om zweeft. Zo zacht, de nacht; zo teer 'n zoen, de lucht; en geen gerucht. Geen schreeuw van pijn, geen pijn van lust, maar ook geen lust die rust. Stilte. Wel angstig om de ziel dit drukkend toeven van de wind als aan het hart van al 't beminde in vrezen 't nimmer weer te vinden zo hij 't verliet. Kindje, weet je wat ik vind? Dat de wind van nacht niet is, dan 'n ingehouden klacht; de lucht de zachte drukking van 'n vrome zoen; en 't weer weemoedig, als de scheiding zelve 25-5-20 IV Dooidag De straten zijn nat als ogen die niet wenen kunnen. De lucht is klam van krachten die verslappen. en de dag is droef als de ziel van 'n jongen die z'n meisje niet zien zal. In de stad ligt over huizen en mensen, de klamme kleurloosheid die vreugde neerslaat; en de mensen schuiven, dicht-opeen, de vermakelikheden binnen waar allerlei komedie hen verlossen zal van hen Zelf, en het leed doen vergeten dat ze niet willen weten. De dag is als 'n verdronken hond, die te rotten ligt, en mensen schuiven 'n kino binnen om de weeë geur te ontvluchten van hun zieke zielen. Dag en stad zijn als 'n zinkende ziel, en de kino, de stroohalm waar de wanhoop naar grijpt. 't Is alles zo wee en droef van vereenzaming en kleurloosheid, en de straten zijn nat als ogen die niet kunnen wenen. 19-12-20 Geert Pijnenburg. Vorige Volgende