Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Over Multatuli. Delen 20-21 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Over Multatuli. Delen 20-21
Afbeelding van Over Multatuli. Delen 20-21Toon afbeelding van titelpagina van Over Multatuli. Delen 20-21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

ebook (4.90 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Over Multatuli. Delen 20-21

(1988)– [tijdschrift] Over Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 62]
[p. 62]

Willem Frederik Hermans
Mevrouw Kets-Vree over het annoteren van Havelaar

De bespreking die mevr. A. Kets-Vree in Over Multatuli 19 aan mijn facsimile-uitgave van Max Havelaar, vijfde druk, wijdde, mag niet geheel onweersproken blijven.

Zij kan Hermans' keuze voor de laatste druk die Multatuli zelf verzorgd heeft ‘verantwoord noemen’ en ook is zij het ermee eens, dat ik de basistekst (uit 1881) heb laten fotograferen en niet opnieuw laten zetten, ‘wat het gevaar van nieuwe zetfouten met zich had meegebracht.’ Zo is het.

Daarentegen noemt zij de tekstverzorging van mijn uitgave ‘beneden de maat’, en waarom? Omdat ik niet alle (door Multatuli en/of diens uitgever over het hoofd geziene) zetfouten gesignaleerd heb. Dit laatste is volgens mevrouw Kets de gebruikelijke wijze van doen, ‘ook als een editeur een facsimile geeft’.

Gebruikelijk? Zou het waar zijn?

Op goed geluk pak ik vier tamelijk recente facsimile-herdrukken uit mijn kast. Het zijn: Louis Couperus Oostwaarts en Nippon (z.j.), Lodewijk van Deyssel Een Liefde (1975) en De kleine Republiek (1975). In geen van deze uitgaven wordt ook maar één enkele zetfout door de editeurs, respectievelijk Rico Bulthuis en Dr. Harry Prick, aangewezen. Mevrouw Kets heeft dus zeer persoonlijke denkbeelden over wat gebruikelijk is en wat niet. Persoonlijke denkbeelden over gebruikelijkheid kunnen alleen maar fout zijn.

Ik heb dus geen rekening gehouden met wat Mevr. Kets gebruikelijk acht en alleen enkele mogelijk zinstorende drukfouten gesignaleerd. Mevrouw Kets vindt dit onvoldoende en beweert dat ik ‘tientallen’ even duidelijke drukfouten heb laten passeren. Tientallen... Zij somt er vervolgens een aantal op die ze zelf gevonden heeft. Dit zijn er evenwel geen tientallen, maar op de kop af twaalf. Zelfs de ‘benedenmaatse’ tekstbezorger die ik in haar ogen ben, kan haar verzameling nog uitbreiden: ‘menig welsprekenden handdruk’ op blz. 331, moet natuurlijk zijn ‘menigen welsprekenden handdruk’.

Vervolgens behandelt zij de door mij verschafte verduidelijkingen en opmerkingen die de inhoud van de tekst betreffen, en citeert volkomen correct wat mijn bedoeling daarmee is geweest: ‘de lezers helpen bij het beantwoorden van de vragen: Wat staat er in het boek, hoe hangt het samen met Multatuli's overige geschriften, en wat is er, van het in Max Havelaar vertelde, echt gebeurd?’ Zoals men ziet heb ik nooit beloofd alle zetfouten eruit te zullen halen. Toch ben ik, volgens mevrouw Kets, ook tekort

[pagina 63]
[p. 63]

geschoten in wat ik wel beloofd heb, en had ik een grondige historische beschouwing van het Cultuurstelsel niet achterwege mogen laten.

Een leuk idee, moet ik zeggen, maar lezers die zelfs daarover op school niets hebben gehoord, zullen wel helemaal nooit tot de lectuur van Max Havelaar overgehaald kunnen worden, en daarom heb ik me die moeite maar bespaard. Er was trouwens in de streek waar Havelaar speelt van Cultuurstelsel, gedwongen cultures en koffieaanplant geen sprake. De arme Dek had altijd pech. Hoeveel sterker zou zijn boek misschien nog geworden zijn, als de gouverneur-generaal hem ergens geplaatst had waar inderdaad koffie werd verbouwd...

Als Droogstoppel over de jonge Sjaalman (= de jonge Havelaar, = Douwes Dekker) mededeelt dat deze de primus van zijn klasse was, en ik daarbij aanteken dat Dekker zelf dit waarschijnlijk nooit geweest is, noemt Mevr. Kets mijn aantekening ‘volstrekt irrelevant’. Hoe zo? Zij wist immers dat ik van plan was aan te geven wat er van het in Max Havelaar vertelde echt was gebeurd?

Sötemann streefde in zijn opstel ‘Leugen, Illusie en Waarheid in Max Havelaar’ (Over Multatuli 8, 1981) hetzelfde doel na, reden waarom Mevr. Kets deze beschouwing in een voetnoot vermeldt. Mevrouw Kets, die mij met de vreselijkste verwijten overlaadt, vergeet helaas te vermelden dat Prof. Sötemann zich in dat stuk aan minstens twee ernstige fouten schuldig maakte.

Ten eerste: op blz. 16, ‘Hij (Dekker WFH) maakte daar (in Lebak WFH) kennis met zijn nieuwe chef, de resident C.P. Brest van Kempen’.

Met Brest van Kempen had Dekker evenwel al veel eerder kennis gemaakt, namelijk op 8-4-1846 toen Dekker in ondertrouw ging, waarbij Brest van Kempen, destijds secretaris van de Residentie Batavia, als ambtenaar van de Burgerlijke Stand optrad.

Ten tweede: blz. 17. Hier beweert Sötemann, in strijd met een al bijna honderd jaar bekend feit dat Duymaer van Twist, toen hij op 23 maart 1856 besloot Dekker naar Ngawi over te plaatsen, afweek ‘van een veel verder gaand voorstel van de Raad van Indië’. De Raad van Indië heeft terzake immers alleen voorgesteld, Dekker te ontheffen van het assistentresidentschap van Lebak en verder totaal niets, zie zijn advies in Multatuli Volledige Werken IX 531 en mijn De raadselachtige Multatuli (eerste druk 1967), blz. 44, tweede druk blz. 51, 244, 246).

Gebruikelijk, mevrouw Kets, is het dat critici niet met twee maten meten. U stoort zich niet aan dit gebruik. Dit blijkt ook uit het volgende:

Na beweerd te hebben dat een van mijn aantekeningen een opheldering van Multatuli over zoutwinning doubleert (wat trouwens niet geheel waar is), toont u zich ontevreden omdat een door mij vertelde eigenaardigheid van Abraham Blankaart niet dezelfde is, die Multatuli zelf al had medegedeeld.

Hermans had veel beter een compilatie uit de eerder verschenen geanno-

[pagina 64]
[p. 64]

teerde edities van Max Havelaar kunnen maken, vindt mevrouw Kets. Daarbij ziet ze niet alleen over het hoofd dat al deze eerder verschenen edities corrupt zijn en de noten merendeels fout, maar ook dat geen enkele van die uitgaven toelichting bij Multatuli's in 1875 en 1881 gegeven ‘Aantekeningen en Ophelderingen’ bevat, zoals de mijne.

Hoe durft zij een uitgave als de mijne dan overbodig te noemen?

Bovendien is mijn uitgave de eerste in 127 jaar waarin men lezen kan dat ‘chapitre’ niet met een accent circonflexe moet worden geschreven. Het is de enige waarin staat wie Henry de Pène was - geen ‘Belgisch journalist’. Wat een ‘driegulden’ is. Dat Sjaalman's opstel Over de lengte op zee niet op Einstein vooruitliep. Wat perkussie is en wat ephelkustiek.

Een van mijn voorgangers, Sötemann, heeft beseft dat de Duitser Stern onbegrijpelijk snel Nederlands had leren schrijven, maar geen enkele heeft gezien dat hij zijn Duits precies even pijlsnel afleerde en het verschil tussen ‘sich zusammenhalten’ en ‘sich zusammennehmen’ niet meer wist. Ook vindt de lezer alleen in mijn editie dat Phoceesche vrouwen geen Phoenicische vrouwen zijn. En wat de triolet van het solitairespel is. En alle fouten die Droogstoppel maakte toen hij Heine's Auf Flügeln des Gesanges citeerde, en dat Droogstoppel zijn tekst dus, in tegenstelling tot wat hij beweert, niet uit ‘een deeltje der werken van zekeren Heine’ kan hebben overgeschreven. En dat ‘fromm’ niet ‘vroom’, maar ‘zachtmoedig, braaf’ betekent.

Enzovoort, enzovoort. Teveel om op te noemen.

Mevrouw Kets, die zich niet te goed achtte twaalf door mij niet vermelde onbelangrijke drukfouten berispend op te sommen, had, al zeg ik het zelf, toch wel enige gedétailleerde aandacht aan de pluspunten mogen besteden. Maar nee. Met een kloeke laatste zin, die geen woord waarheid bevat, wil zij voorkomen dat ook maar één lezer ter wereld mijn geheel zonder enige subsidie en op tijd gereed gekomen uitgave ter hand neemt!

Ze schrijft: ‘Hermans heeft weliswaar een facsimile van de vijfde druk, compleet met aantekeningen ter beschikking gesteld, maar met wat zoeken is die vijfde druk antiquarisch voor dezelfde prijs te koop.’

Deze prijs bedraagt f 49,50. Onmiddellijk heb ik de beroemde en wat Nederlandse literatuur betreft toonaangevende handelaar in tweedehands boeken, Max Schuhmacher, opgebeld. Hoeveel hij rekende voor een vijfde druk? Vijfennegentig gulden, luidde het antwoord (11 nov. 1987).

Maar misschien weet mevrouw Kets een goedkoper adres?

Ik hoop het, en wel om de volgende reden.

Ze zet in haar kritiek uiteen dat er van de vijfde druk ‘minstens vier verschillende soorten exemplaren bestaan’ en noemt deze A, B, C en D.

Het door mij gereproduceerde was een exemplaar B. Ook bezit ik een exemplaar A. Maar specimina van de soorten C en D bezit ik niet.

Mocht mevrouw Kets nu haar woord gestand kunnen doen en mij à raison van f 49,50 per stuk deze exemplaren C en D verschaffen, dan zal ik haar zó dankbaar zijn, dat ik haar al haar onredelijke verwijten grootmoedig zal vergeven.

[pagina 65]
[p. 65]

In één moeite door kan ze mij dan misschien ook een exemplaar verschaffen van de door haar (zie De Nieuwe Taalgids, 1985, 330-340) ontdekte ‘dubbeldruk’ van de eerste druk. Ten eerste heb ik nooit een exemplaar van deze dubbeldruk gezien, ten tweede doet het gerucht de ronde dat het door Mevrouw Kets ontdekte het enige is.

Ik wacht af.

Haar onbekookte waarschuwing kwam trouwens veel te laat. Er waren toen al 1879 exemplaren van mijn facsimile verkocht, veel meer dan alle Nederlandse tweedehands-boekwinkels bij elkaar ooit aan echte vijfde drukken in voorraad kunnen hebben gehad. Zij hadden dus onmogelijk aan de betrekkelijk grote vraag naar de vijfde druk van Max Havelaar die er kennelijk bestaat, kunnen voldoen. Hier alleen blijkt al uit dat mijn facsimile-editie allesbehalve overbodig is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy


auteurs

  • Willem Frederik Hermans

  • over Annemarie Kets