Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Over Multatuli. Jaargang 32. Delen 64-65 (2010)

Informatie terzijde

Titelpagina van Over Multatuli. Jaargang 32. Delen 64-65
Afbeelding van Over Multatuli. Jaargang 32. Delen 64-65Toon afbeelding van titelpagina van Over Multatuli. Jaargang 32. Delen 64-65

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.40 MB)

ebook (7.89 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Over Multatuli. Jaargang 32. Delen 64-65

(2010)– [tijdschrift] Over Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 83]
[p. 83]

Tine: stem of tegenstem?
Judit Gera



illustratie

Canonieke literaire teksten kunnen schrijvers van een later tijdstip inspireren. Klassieke teksten zijn vaak zo rijk dat zelfs de nevenpersonages tot nieuwe vraagstellingen aanleiding kunnen geven. Zo neemt bijvoorbeeld Wide Sargasso Sea (1966) van de moderne schrijfster Jean Rhys de klassieke tekst van Charlotte Brontës Jane Eyre (1847) als uitgangspunt en inspiratiebron om een nieuwe perceptie van het oude verhaal te bieden. Hier wordt de eerste vrouw van Rochester, Berta Mason, hoofdpersonage waardoor haar perspectief centraal wordt gesteld. Ook Foe (1986) van de Zuid-Afrikaan J.M. Coetzee is een herschrijving van Daniel Defoes Robinson Crusoe (1719) vanuit het perspectief van een vrouw. In haar Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven (1976) pakt Hella S. Haasse de draad op waar de achttiende-eeuwse Franse schrijver Choderlos de Laclos in zijn Les Liaisons dangereuses (1782) die losliet. Markiezin de Merteuil, een van de hoofdfiguren in de Franse roman, verdwijnt daar aan het einde van het verhaal ‘naar men zegt richting Holland’. Haasse vertelt haar verhaal verder, eveneens in de vorm van het oorspronkelijke werk als een brievenroman. Door de nieuwe perceptie worden de oude verhalen vanuit een nieuwe, vaak hedendaagse invalshoek opnieuw geïnterpreteerd en verrijkt. Maar er is meer. Dit herschrijven is een methode om de doxa met de para-doxa te confronteren. De doxa zijn de algemene meningen die op een bepaald moment in de maatschappij als onaantastbaar of natuurlijk worden beschouwd. De para-doxa daarentegen vormen dat wat tegengesteld is aan de als natuurlijk beschouwde algemene mening.

In 1987 publiceert Nelleke Noordervliet haar debuutroman Tine of de dalen waar het leven woont over het leven van de eerste vrouw van Eduard Douwes Dekker. Deze Tine treedt tegelijkertijd ook als personage op in de roman Max Havelaar van dezelfde Douwes Dekker alias Multatuli. Zo gezien sluit Noordervliet

[pagina 84]
[p. 84]

zich aan bij de reeks herschrijvingen van canonieke teksten: het hoogtepunt van de Nederlandse literatuur wordt vanuit het perspectief van een nevenpersonage van de oorspronkelijke roman opnieuw bekeken. De vraag is of de roman van Noordervliet iets nieuws aan de Max Havelaar toevoegt. Leren we Tine van een andere kant van haar persoonlijkheid kennen? Wint ze zelf aan belang? Worden hier doxa weerlegd door para-doxa?

In haar essay ‘God met een kruimel in zijn baard’ uit 2004 beschrijft Noorder-vliet de relatie tussen biografie en fictie. Aan de hand van deze problematiek wijdt ze enkele bladzijden aan haar bovenvermelde roman. Ze noemt het genre ervan een gefingeerde autobiografie, een mengsel van feit en fictie. Ze was in eerste instantie geïnteresseerd in de mens Douwes Dekker voordat hij het genie Multatuli is geworden. De kleine details geven pas reliëf aan de grootte van het genie, aldus Noordervliet. Niet bepaald een innovatieve kijk op Tine. Noordervliet koos dus voor de vorm van een gefingeerd dagboek. Ze wilde naar eigen zeggen de Tine laten zien ‘die op eigen benen stond’. Hiervoor biedt het genre van dagboek alle kans, want nergens anders kunnen onuitgesproken gedachten en subversieve gevoelens beter geformuleerd worden. De schrijfster wilde echter - zoals ze zelf zegt - de historische Tine door haar fictionele personage niet te schande maken. Ze had een te grote eerbied voor de historische figuur. Ze zou fictie alleen gebruiken om de witte plekken van de biografie te vullen. Door deze combinatie van biografie en fictie kan alle kritiek op de roman gemakkelijk weerlegd worden: op grond van het autobiografische of fictionele karakter. Als de lezer van mening is dat er in Tine ongerijmdheden te vinden zijn, dan zou Noordervliet zich kunnen verdedigen met de opmerking dat haar boek Tines ‘werkelijke’ karakter weergeeft waarvan zij niet heeft willen afwijken of dat het beschreven karakter juist fictioneel is en haar eigen visie op Tine weergeeft. Toch wil ik hier een kort onderzoek verrichten naar de Tine van Noordervliet om de al eerder geformuleerde vraag te kunnen beantwoorden.

In de roman van Noordervliet schrijft Everdine van Wijnbergen alias Tine aan het eind van haar leven een dagboek-memoire van januari tot en met september in het jaar 1874. Ze woont met haar twee grote kinderen, Edu (20) en Non (16) in Venetië in karige omstandigheden. Ze kijkt terug op haar leven als vroeg wees geworden meisje, als vrouw van Dekker in Nederlands-Indië, in Europa en in Nederland. Deze herinneringen worden afgewisseld met stukjes van haar heden in Venetië.

Een aantal facetten van de biografische werkelijkheid komt met de fictionele wereld van Tine overeen. Zo werd Tine in 1819 geboren te Antwerpen in een adellijke familie en kreeg zij twee kinderen van Dekker, Edu en Nonnie. Ze had twee zussen, Henriëtta Marie en Sophia Louise. Enkele dagen na de geboorte van So-

[pagina 85]
[p. 85]

phia overleed hun moeder. Na de dood van hun vader in 1829 werden de meisjes opgevoed door hun grootmoeder van vaderszijde en haar twee ongehuwd gebleven dochters, Everdina en Wilhelmina. Ze waren niet rijk en toen Tine vijftien werd, ging ze naar een kostschool. Later werd ze opgenomen in de familie van haar neef en voogd, Jan Pieter van der Hucht. Met deze familie gaat ze in 1845 naar Nederlands-Indië waar ze Douwes Dekker ontmoet. Een jaar later trouwen ze. Na de gebeurtenissen in Lebak in 1856 verbleef ze eerst bij haar zwager, Dekkers broer Jan, drie jaar later ging ze met de kinderen naar Europa. Daar begint voor haar een zwerftocht van Luik naar Visé, van Antwerpen naar Rotterdam en vervolgens naar haar zuster Henriëtta in Den Haag. Van daar vertrekt Tine naar haar zwager die intussen op het buitengoed ‘De Buthe’ bij Brummen woont. Vanaf 1860 woont ze verarmd met haar twee kinderen in Brussel. De volgende stappen zijn: Amsterdam, Milaan, Padua, weer Den Haag waar zij en de kinderen met Dekker en zijn vriendin Mimi samenwonen. In 1870 vertrekt ze voorgoed naar Italië. Ze overlijdt in 1874 in Venetië.



illustratie
Multatuli's eerste echtgenote Tine, baronesse van Wijnbergen (1819-1874) in 1862.


De roman speelt deels vóór en deels na de gebeurtenissen van de Max Havelaar. De focus op Amsterdam en Lebak en de gebeurtenissen aldaar wordt verschoven

[pagina 86]
[p. 86]

naar een aantal andere steden in Nederlands-Indië en in Europa. Tine is daarom een soort in- en uitleiding van de Max Havelaar. Maar het is ook meer: het geeft de pen (en daarmee de macht van het vertellen en van het focaliseren) in de hand van een vrouw in plaats van de vier mannelijke vertellers (Sjaalman, Droogstoppel, Stern, Havelaar) in de roman van Multatuli. Het geeft stem en persoonlijkheid aan een vrouwelijke romanpersonage - Tine - die in de Max Havelaar grotendeels stemloos en stereotiep voorkwam.

Door Tine, de werkelijke en de fictionele, aan het woord te laten verlegt Noordervliet de accenten van man naar vrouw, van het mannelijk ‘groot verhaal’ van de romantische en realistische roman uit de negentiende eeuw naar het vrouwelijk ‘klein verhaal’ van dagboek en memoires uit de tweede helft van dezelfde eeuw.

De titel zelf is een spiegel van die van de Max Havelaar. Ze hebben dezelfde structuur: persoonsnaam - Tine tegenover Max Havelaar - en daarna een toevoeging bij wijze van een verklarende uitbreiding: of de dalen waar het leven woont tegenover: of de koffiveilingen der Nederlandsche handelmaatschappij. Door het weglaten van de achternaam van Tine benadrukt Noordervliet het subjectieve, intieme karakter van haar verhaal dat ook in het tweede deel van de titel naar voren komt. De dalen waar het leven woont verwijst naar een subjectieve, emotionele en lyrische ruimte zonder concrete plaatsbepaling en zonder concrete realia in tegenstelling tot de koffiveilingen van de Nederlandsche handelmaatschappij die objectiviteit, zakelijkheid en concreetheid belichaamt. Tegelijkertijd krijgt Tine geen achternaam in tegenstelling tot Max Havelaar wiens achternaam in de titel wel wordt opgenomen. Zo blijft Tine echtgenote van Max Havelaar, huisvrouw en moeder van Edu, een afgeleide, geen onafhankelijk individu met voor- en achternaam.

De gebeurtenissen die uit de Max Havelaar bekend zijn, vormen een kort onderdeel van Noordervliets roman. Juist in dit onderdeel lukt het haar een andere kijk op de wereld te bieden dan we uit de Max Havelaar kennen. De episode uit het dertiende hoofdstuk van de Max Havelaar over mevrouw Slotering, de in verwachting zijnde weduwe van de voorganger van Max Havelaar die op het erf van Max en Tine blijft wonen en die een man van het erf wegstuurt, wordt in de roman van Multatuli vanuit een alwetende, mannelijke verteller (Stern) verteld. Vanuit dit perspectief kunnen de twee vrouwen alleen maar elkaars concurrenten zijn. Max vraagt Tine om mevrouw Slotering met geduld en empathie te bejegenen: ten eerste oefenen ‘inlandsche dames gaarne gezag’ en ten tweede is ze nog niet gewend aan de ‘onttrooning’ die door de dood van haar man volgens Havelaar in haar positie ontstaan is. In de tekst van Multatuli wordt deze episode afgesloten met de zin: ‘Dit nu viel Tine niet zwaar; zy hield niet van gezag.’ Hierdoor benadrukt de verteller het verschil tussen de twee vrouwen en appelleert impliciet op de Europese superioriteit van Tine. Door het persoonlijke voornaamwoord ‘zy’, ook

[pagina 87]
[p. 87]

nog typografisch te accentueren, impliceert de verteller dat Tine, in tegenstelling tot mevrouw Slotering, de inlandse dame, niet van gezag houdt. Wat staat er daarentegen in Tine over deze episode? Tine is vanaf het eerste ogenblik blij dat mevrouw Carolus - want zo heet zij hier - op hun erf woont, want ze hoopt dat ze vriendinnen kunnen wonden. Mevrouw Carolus is zelfs minder verlegen in de afwezigheid van Dekker. Als Dekker Tine oproept om geen competentiestrijd met mevrouw Carolus aan te gaan - wat eigenlijk een samenvatting van de woorden van Havelaar uit Multatuli's roman is - antwoordt Tine daarop: ‘Dat was het laatste wat ik wilde.’ Terwijl Havelaar-Dekker in de Max Havelaar concurrentiestrijd ziet, is er in Tine begrip, onafhankelijk denken, vrouwelijke solidariteit en wederzijdse lotsverbondenheid. De oppositie ‘inlandse versus Europese vrouw’, die het denken van Havelaar-Dekker bepaalt, wordt in Tine gedeconstrueerd door het accentueren van de grensoverschrijdende en verbindende solidariteit tussen de twee vrouwen. Van vreemdeling (‘inlandse dame’, een liplap) wordt mevrouw Slotering vriendin, van cliché een individu met eigen verdriet en eigen beweegredenen. Haar handelen is niet afkomstig uit ‘onttrooning’ dat wil zeggen door verlies van macht maar uit goed overwogen voorzichtigheid. Daar heeft ze ook alle reden voor. De mannelijke visie vervreemdt en distantieert de vrouw en plaatst haar in de context van machtsstrijd terwijl de vrouwelijke visie haar persoonlijkheid contour geeft, haar dichter bij brengt en haar individualiseert.

Noordervliet maakt echter niet consequent gebruik van de eigen stem van de vrouw. Tine ziet de ‘inlandse vrouwen’ toch wel degelijk als groep en als de ‘ander’, die ook nog clichématig beschreven wordt: ‘De vanzelfsprekendheid waarmee inlandse vrouwen zwanger worden, kinderen baren en soms ook weer verliezen aan de dood, die aardsheid zonder angst of schaamte, die ik zo bewonder, was niet voor mij weggelegd’. In dit citaat creëert de vrouwelijke ik-verteller een tweedeling gebruiken tussen ‘ik’ en de ‘ander’. De Europese vrouw, die met moeite, angst en pijn kinderen baart, wordt tegenover de inlandse vrouw geplaatst die zonder enige lichamelijke en psychische problemen kinderen zou krijgen of verliezen. De Europese vrouw is hier impliciet met cultuur, de inlandse met natuur verbonden.

Tine heeft ook elders in de roman een conventioneel karakter. Een nieuw aspect van de vrouw wordt niet getoond. Tine blijft kritiekloos naar haar man kijken, doet geen grote inspanningen om werk te zoeken en ze blijft financieel en emotioneel van anderen afhankelijk. Ze wil medelijden opwekken, maar de huidige lezer(es) voelt volgens mij alleen irritatie. Deze irritatie krijgt de overhand bij een episode wanneer Tine met Dek en zijn minnares Mimi gezellig gearmd en lachend op straat loopt. Daar leest men het volgende:

[pagina 88]
[p. 88]
We voelden hoe Truitje Toussaint, de beroemde romancière, die een paar huizen verderop woonde, ons bespiedde van achter haar kanten gordijnen. ‘Daar heb je Truitje met haar benepen snuitje,’ rijmde Dek, en we moesten blijven staan om uit te lachen.

Geertruida Bosboom-Toussaint (1812-1886) was de belangrijkste historische romanschrijfster in de negentiende eeuw in Nederland. Ze leefde geen minuut zonder werk en ze wist altijd in haar levensonderhoud te voorzien. Door haar als voyeur te positioneren in de roman alsof ze niets anders te doen had, en haar daarna uit te lachen, wordt de vrouwelijke solidariteit tenietgedaan die in de episode met mevrouw Carolus was opgebouwd. Tine laat zich door het onterechte mannelijke superioriteitsgevoel meeslepen in plaats van een (zelf)kritische houding te ontwikkelen. Haar persoonlijkheid biedt de moderne lezer(es) geen mogelijkheid tot identificatie alhoewel haar narratieve rol als verteller-focalisator haar hiervoor gepredestineerd had.

De onzekere doelstelling van de roman wordt al aan het begin geformuleerd in de vorm van een vraag: ‘Wil ik mijn stem laten horen als tegengeluid, of juist niet? Voor wie schrijf ik?’ Mijn conclusie luidt dat Tine en met haar Noordervliet uiteindelijk - tegen de gewekte verwachtingen in - slechts gedeeltelijk een tegenstem laten horen. De roman is alleen wat het publicatiejaar betreft postkoloniaal te noemen. Het kritische, subversieve element dat postkoloniale werken karakteriseert, ontbreekt. De mogelijkheid om Tine als onafhankelijke, moderne vrouw af te beelden blijft grotendeels ongebruikt. Haar perspectief biedt - ondanks hier en daar een poging daartoe - geen innovatieve kijk op de wereld.

Literatuur

Multatuli, Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij Amsterdam: Wereldbibliotheek 1932. Nelleke Noordervliet, Tine of de dalen waar het leven woont. Amsterdam: Meulenhoff 1987. Nelleke Noordervliet, ‘God met een kruimel in zijn baard’, in: Nelleke Noordervliet, Een plaats voor de geestdrift. Amsterdam 2004, p. 84-98.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy


auteurs

  • over Multatuli


landen

  • over IndonesiĆ«


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Judit Gera

  • over Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen

  • beeld van Judit Gera

  • beeld van Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen