Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Parmentier. Jaargang 14 (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Parmentier. Jaargang 14
Afbeelding van Parmentier. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Parmentier. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Parmentier. Jaargang 14

(2005)– [tijdschrift] Parmentier–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

[Nummer 3/4]

Van de redactie

‘Das Wohnen ist die Weise wie die Sterblichen auf der Erde sind’
Martin Heidegger

Parmentier wil dit jaar besluiten met een dubbelnummer. Reden voor de redactie om ditmaal voor een weids thema te kiezen dat, gelet op de bijdragen, toch ook zijn grenzen blijkt te kennen: de limieten van de biotoop; ‘Huis en haard: over ruimtes in de literatuur’ heet het warme dossier waarmee u de komende wintermaanden kunt trotseren.

Om met de dichters te beginnen. Robert Van Ruyssevelt opent het dossier met zeven nieuwe gedichten uit het ‘Dagboek van een Modelbouwer’. B. Zwaal vervolgt met de in het warmbos gelokaliseerde ‘heelhelling schaamheuvelpracht’; daarentegen schreef Astrid Lampe een gedicht van een bepaald aanstekelijke huiselijkheid. Herlinda Vekemans noodt ons voorts haar labyrinten binnen, waarin we onder anderen Theseus tegenkomen, de heros van Athene en Attica, die zijn kuras afwerpt om zich te richten op een vreedzamer bedrijf: ‘op het braakland / minnenin’. Erik Jan Harmens blijft dichter bij huis, in Schuttebreek om precies te zijn, waar hij in ieder geval als het literair personage ‘erik jan h’ woonachtig is, en zijn geluk vindt: ‘alles is goed een haan bloeit op de barbecue’.

In dit nummer ook veel proza. Kamiel Vanhole, D. Hooijer, Hans van Wetering en Agur Sevink schreven een kort verhaal. Verder vertaalde Onno Kosters twee fragmenten uit Watt, een naar de mening van de redactie ten onrechte onopgemerkt gebleven werk van Samuel Beckett. Kosters beschrijft in zijn inleiding de belangrijkste plaats van handeling, de woning van meneer Knott, de ondoorgrondelijke meester bij wie Watt als huisknecht in dienst treedt. Met ‘Nederland’ schreef Josien Laurier een soort patriottisch pamflet. Haar lyrische wijfiguren loven de houding van Nederland ten aanzien van de inheemse flora en fauna: ‘Geen natie heeft zich zoveel zorgen gemaakt over de natuur als de onze. Wij hebben nooit vogels uit de lucht geschoten, zoals de Italianen, wij zijn massaal op het scharrelei overgegaan, wij hebben kippen gehouden in onze binnenplaatsen, konijnen gekoesterd op onze dakterrassen, en hangbuikzwijnen in onze achtertuin, wij hebben als geen ander geweten wat het dier voor de mens betekent en wat het dier nodig heeft.’ Lucas Hüsgen selecteerde een hoofdstuk uit zijn roman-in-wording, ‘Plooierijen van geschik’; en ook Peer Wittenbols stal een prozafragment uit het nest.

Jeroen Mettes maakt zijn debuut als literair essayist. Zijn indrukwekkende essay ‘Poëziefiguren: het gedicht als ruimte’ beantwoordt onder meer de vraag waarnaar ruimtelijke metaforen voor poëzie in werkelijkheid verwijzen. Het ritme van de poëzie lijkt zich evenwel tegen deze ruimtelijke verbeelding te verzetten. Ook bij Marc Kregting stuiten we op weerstand. In ‘Aan gene zijde van het behang’ behandelt hij het binnenhuisfenomeen etiquette, waaraan kraker noch Kregting zich blijkt te houden. Volgend jaar begint hij overigens in Parmentier

[pagina 6]
[p. 6]

een nieuwe poëzierubriek onder de vlag ‘s.s.t.t.’; met weglating van titels en waardigheden dus, waarbij de tekst en niets dan de tekst centraal komt te staan.

 

Het tweede dossier sluit naadloos aan bij het eerste. In opdracht van de provincie Gelderland organiseerde Parmentier (in samenwerking met literair festival De Wintertuin) voor de twaalfde keer de Literaire prijs van de Provincie Gelderland, die ditmaal het thema ‘Domweg gelukkig in de Dapperstraat’ meekreeg, hoewel de deelnemer evenzogoed het Kronenburgpark als mooiste plaats van Europa mocht aanwijzen. Achtergrond bij de keuze van dit thema vormde het tweeduizendjarig bestaan van Nijmegen in 2005, Heimat en standplaats van Parmentier. Menno Wigman stelde zichzelf ooit de retorische vraag ‘wie huist nog waar hij woont’; wij vroegen aspirant-dichters een antwoord te formuleren in de vorm van drie gedichten. Juryleden Annette Portegies (directeur/uitgever van Querido), Rob Schouten (dichter, criticus en romancier) en Anja de Feijter (hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Raboud Universiteit) bekroonden de cyclus van Florian Kullberg met de eerste prijs. De tweede prijs is voor Mark Meekers, die onder de titel ‘Tussen eloge en elegie’ een zeer boze maar tegelijk geestige cyclus schreef over uiteenlopende Nederlandse iconen, van klompen en Rembrandt via koningin Beatrix en Hansje Brinker naar tulpen en Slauerhoff. Eervolle vermeldingen zijn er voor Ineke Berentschot met de cyclus ‘Als er al thuis is’, die zich waagde aan een drietal bloemrijke prozagedichten, een te zelden beoefend genre, en Margriet van Bebber, met ‘Het blauwe uur’, die zich kenmerkt door een opmerkelijk laconieke toon. Ineke Berentschot woont in Nijmegen, en is daarmee tevens de beste Gelderse debutant. In het bijgevoegde juryrapport vindt u een nadere motivering van hun keuzes. En uiteraard staan de gedichten van de winnaars ook afgedrukt.

 

Buiten de dossiers dit keer nieuwe gedichten van Alfred Schaffer en Hans Groenewegen. Lucas Hüsgen vertaalde het essay ‘De taal: oorsprong en betekenis’ van de Amerikaanse anarchist John Zerzan, en zorgde voor een uitgebreide inleiding waarin hij onder meer ingaat op het debat tussen J.H. de Roder en Jan Lauwereyns over de vraag naar de oorsprong van de taal, en de poëzie. Met deze vertaling ondersteunt Hüsgen Parmentiers ambitie om literatuur enerzijds en literatuurwetenschap en neerlandistiek anderzijds dichter bij elkaar te brengen, en zo een soort symbiose te creëren tussen artistieke intuïtie en wetenschappelijke ratio. Kruisbestuiving op de grens. As we like it.

 

NB Op onze website www.literairtijdschriftparmentier.nl treft u als supplement bij het dossier van de Literaire Prijs van de Provincie Gelderland de gedichten aan van de tien genomineerden, die werden geselecteerd uit de 150 inzendingen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken