Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Passionate. Jaargang 12 (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Passionate. Jaargang 12
Afbeelding van Passionate. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van Passionate. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Passionate. Jaargang 12

(2005)– [tijdschrift] Passionate–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

De Fransman

Hij belt niet aan, maar gaat bij de benedendeur staan huilen, als een wolf. Waarschijnlijk is het grappig bedoeld, maar ik lach niet. Ik wil het nooit, maar toch laat ik hem altijd binnen. Ik denk dat als ik het niet doe, niemand het doet.

Hij begint al te vertellen voordat hij boven is. Het verhaal gaat over hemzelf, of over iets wat hij heeft gezien of meegemaakt. Het speelt zich meestal af in het land waar hij vandaan komt, Frankrijk. Maar het is niet het Frankrijk dat we kennen. Het is een land waarin alles om hem draait. Ik zou er niet graag wonen.

Zijn Engels is razendsnel. Zijn accent is nauwelijks te verstaan, maar toch kan je duidelijk horen dat het een Frans accent is. Er zitten veel neusklanken tussen. Soms lijkt het alsof hij door een zakdoek en een vreemde hand, die voor zijn mond gehouden wordt, heen praat. Meestal raak ik de draad kwijt en luister nog maar met één oor. Ondertussen kijk ik naar hem en verbaas me over de ernst waarmee hij het woord voert. Er kan geen lachje vanaf.

Soms luister ik helemaal niet meer. Ik ga aan andere dingen denken en kijk uit het raam. Eén keer is het me gelukt om helemaal te vergeten dat hij tegen me praatte. Ik heb het over een fractie van een seconde. Toen knipte hij met zijn vingers. Bij de les blijven.

Hij draagt witte tennisschoenen. Verder een taps toelopende spijkerbroek en een zwart T-shirt. Hij vindt zichzelf stijlvol. Dat kan je zien aan de manier waarop hij zijn kleren draagt. Zijn schoenen zijn brandschoon (één keer in de maand wast hij zijn veters), in zijn spijkerbroek is een vouw gestreken en zijn T-shirt hangt precies nonchalant genoeg uit zijn broek. Nog zoiets; als hij zijn hoofd draait, draait zijn bovenlichaam met hem mee, alsof hij een stijve nek heeft. Zijn voeten staan op tien voor twee. Je kijkt dus altijd frontaal tegen hem aan; hoe kinderen poppetjes tekenen.

Ik heb hem ontmoet bij een zebrapad. Hij wilde oversteken toen er een bus aan kwam gereden. In een reflex pakte ik zijn arm en trok hem naar me toe. Anders was hij dood geweest. Zonder dat ik er iets voor hoefde te doen. Toch is het bij hem in zo'n geval waarschijnlijker dat de bus voor hem was uitgeweken en mij had doodgereden. In ieder geval begon hij te vertellen; misschien dacht hij dat ik hem aan zijn arm trok omdat ik mee hem wilde praten. Hij heeft me er nooit voor bedankt dat ik zijn leven gered heb en ik krijg de kans niet om erover te beginnen. Op de één of andere manier moet hij aan het woord blijven, doorgaan met vertellen, niet verslappen... Hij liep met me mee naar huis en nodigde zichzelf uit om binnen te komen. De enige manier om hem weer naar buiten te krijgen was voorstellen om samen ergens anders heen te gaan.

Even later waren we dus op weg naar de kroeg. Van een afstandje zagen we eruit als twee vrienden, 's avonds laat nog op weg naar het café, de een enthousiast vertellend, de ander luisterend. Toen ik hem vroeg of hij Moby Dick had gelezen zei hij snel ja. Om me de mond te snoeren. Meteen daarna begon hij met het nabootsen van een trompet. Het klonk nergens naar. Toch wees hij me er herhaaldelijk op dat hij gevoel voor muziek had. Daar kan hij niets aan doen. Waarschijnlijk is hij met dat idee geboren. Plotseling stond hij stil, legde zijn vinger op zijn lippen en deed alsof hij diep nadacht.

‘Hoe kan het toch,’ vroeg hij zich hardop af, ‘dat er in mijn familie verder niemand muzikaal is?’

De straatmuzikanten die we tegenkwamen groette hij alsof het goede vrienden waren. Ze zeiden niets terug, maar haalden hun schouders op en keken ons na. Ik kende ze niet en heb ze ook daarna niet meer gezien. Toch vind ik het vervelend dat ze mij toen met hem geassocieerd hebben.

 

Negeren is een kunst. Het is bijvoorbeeld moeilijk om een rinkelende telefoon niet op te nemen. Soms lukt het me. Meteen daarna bekruipt me het gevoel dat niet hij het was, maar iemand anders. Een ander die bovendien een belangrijke mededeling voor me in petto had. Dat vind ik een rotidee. Als de telefoon begint te rinkelen, vriendelijk doch dringend, dan neem ik soms toch op. Maar dan is hij het. Om mee te delen dat hij over een halfuurtje voor de deur staat. Voordat ik heb kunnen zeggen dat het niet goed uitkomt, heeft hij al opgehangen.

‘Klik. Tuut, tuut, tuut...’

 

Het kost me veel tijd om hem te ontwijken. Als ik hem voor me zie lopen ga ik de tegengestelde richting op, steeds verder weg van waar ik zijn moet. In theorie zou je dan twee keer zo snel van hem af moeten zijn. Maar bij de Fransman werkt die theorie niet. Je moet altijd op je hoede blijven. Hij kan altijd en overal opduiken, als een vervelende herinnering. Je wordt op je schouders getikt en kijkt om. Dat is nergens voor nodig; je weet immers al wie het is.

In het begin dacht ik dat het voldoende was om een goed verhaal paraat te hebben. Ik zei bijvoorbeeld dat ik op weg was naar huis, om te gaan douchen. Ik dacht dat hij zichzelf dan niet zo snel zou uitnodigen. Dat deed hij ook niet. Wel vroeg hij wat ik ging doen nádat ik gedoucht had. Het was dus beter om een heel programma klaar te hebben. Eerst een lange, warme douche, dan scheren, naar de kapper, de fysiotherapeut, een sollicitatiegesprek, gitaarles, belastingaangifte... En 's avonds vroeg naar bed wegens vermoeidheid. Hij heeft geprobeerd me te helpen met het invullen van mijn belastingsformulier en was erbij toen mijn haar geknipt werd (waarbij hij me over modelspoorbanen vertelde). Ik besteed mijn dagen aan dingen waar hij een hekel aan heeft. Bijvoorbeeld rolschaatsen, want dat vindt hij kinderachtig. Zelf ben ik

[pagina 43]
[p. 43]

er ook niet bepaald dol op en bovendien kan ik het niet goed. Toch heb ik een paar rolschaatsen gekocht, schaats regelmatig door het park en kijk daarbij als een oorwurm. Onhandig met mijn armen zwaaiend rol ik een vaag idee van vrijheid achterna.

 

Toen ik op een lenteavond een paar rondjes door het park gerolschaatst had, ging ik op een bankje zitten om uit te rusten; mijn benen waren stram. Ik deed mijn ogen dicht en probeerde nergens aan te denken. Al snel merkte ik dat er iemand naast me zat en al voordat ik mijn ogen weer open had wist ik wie het was. Kwam ik dan nooit van hem af?

‘Ik heb hier geen zin meer in. Zou je alsjeblieft weg willen gaan?’ zei ik toen, zo vastbesloten dat ik er zelf bijna van schrok.

‘Voor altijd,’ voegde ik hier nog aan toe.

Terwijl hij me op zijn gebruikelijke, enigszins triomfantelijke manier aankeek, waren zijn handen bezig om een vliegtuigje te vouwen van een folder. Aan het eind van zijn hoge ronde voorhoofd prijkte zijn guitige, naar links gekamde kuifje. Hij knipperde met zijn ogen, langzaam, zoals een babypop doet wanneer hij wordt gekanteld. Hij leek niet te begrijpen wat ik bedoelde. Ik begon alweer spijt te krijgen van wat ik gezegd had. Wat had hij me eigenlijk misdaan dat ik hem voor altijd uit mijn leven wilde bannen? Dat ik hem zo probeerde te ontwijken, me zo over hem zat op te winden en kwaad te maken, ja, op die manier zo'n beetje de hele dag met hem bezig was - daarin zover ging dat ik omwille van hem een paar rolschaatsen had aangeschaft - had dat niet veel meer met mij te maken dan met hem?

 

Hij had nog steeds niet gereageerd; de vraag of hij voorgoed uit mijn leven zou verdwijnen hing onbeantwoord tussen ons in.

‘Wat zei je?’ vroeg hij tenslotte.

Het leek alsof hij me echt niet verstaan had.

‘Ik vroeg of je volgende week bij me komt eten,’ hoorde ik mezelf zeggen.

‘Ik kijk volgende week wel of ik zin heb,’ zei hij na een tijdje.

Ik knikte.

Daarna zag ik zijn papieren vliegtuigje gaan. Het beschreef een sierlijke krul, landde met zijn punt in het frisgroene gras en bleef rechtop staan. Toen ik opzij keek was hij verdwenen.

 

Het was overdreven om te gaan rolschaatsen, alleen maar om hem kwijt te raken. Dat zie ik nu heel duidelijk. Wie zo met zijn leven bezig is, die spoort niet helemaal. Gelukkig ben ik er op tijd achter gekomen en ben ik ermee opgehouden. Ik heb het vermogen om mezelf te corrigeren. Ik meet mezelf af aan een standaard, aan regels waar ik me al dan niet bewust van ben. Of die standaard is aangeleerd, aangeboren of allebei, dat weet niemand. Feitelijk maakt het niet eens uit. Het effect is hetzelfde; je blijft er een normaal mens door. En daar is het mij om te doen.

Met het onbeantwoord laten rinkelen van de telefoon ben ik ook gestopt. Ik neem altijd netjes op. Maar nooit is hij het meer om te zeggen dat hij komt. Het is heel gek, soms lijkt het alsof ik hem hoor huilen bij de benedendeur. Als een wolf, zoals hij vroeger altijd deed. Als ik dan opsta en naar het raam been, met snelle, dreunende passen, is de plek voor de deur verlaten. Ik zie een lege ruimte, een cirkel licht van de lantaarnpaal.

De gedachte om hem op te zoeken komt wel eens in me op, maar die gedachte verdwijnt even snel als zij is gekomen.

Ik heb hem nooit om zijn adres gevraagd.

 

Lucas Winnips (1975) studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceerde in het literaire tijdschrift Nymph en in de bundel Heersers van het luchtruim. Momenteel werkt hij aan De gast, een verzameling korte verhalen.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken