Het raadsel van de eigenaardige junior eindelijk onthuld!
Jan Luyken staat in de literatuurgeschiedenis bekend als een Amsterdams dichter van religieuze en moralistissche lyriek, die leefde in de tijdspanne van 1649 tot 1712. Deze dichtende zielzorger en rijmende zedenmeester- de motteballenlucht van soutanes en toga's waait ons al tegemoet-blies dus ruim een paar eeuwen geleden al de definitieve aftocht. Wat wil nu het toeval? Alsof met één Jan Luyken de maat nog niet vol was, dient er zich al een tweede aan, maar dan een Jan Luyken JUNIOR. Bij de welbekende uitgeverij Manteau verscheen van deze junior de dichtbundel ‘Spiegel van het Menselijk Bedrijf’. 's Mans dichterlijke bedoelingen worden in een flaptekst als volgt toegelicht: ‘Met zijn “Spiegel...” heeft hij het gelijknamige werk van zijn verre voorvader niet in de schaduw willen stellen, doch slechts eep variant leveren op diens devote en didactische poëzie. Enige argwaan is hier aangewezen. Wat verder lezen we: ‘Achter deze eigenaardige Jan Luyken jr. gaat eep bekend Hollands dichter schuil. Misschien vindt u ook wie...’. In eep oogwenk hebben we gevonden wie..., want langer kan de eigenaardige junior zijn identiteit niet verborgen houden; het colafon achterin de bundel onthult immers alles. En daar staat dan Maurits Mok, veelvuldig bekroond Hollands dichter, 72 jaar en woonachtig te Delft en blijkbaar dol op verstoppertje spelen.
Hoe wordt die variant op het oeuvre van een verre voorvader nu geleverd? Mok, alias de eigenaardige junior, verdeelt het ‘Menselijk Bedrijf’ in een aantal beroepen, roepingen en postjes, die hij dan aan de hand van een paar kwatrijnen dichterlijk illustreert. Tevens poogt hij daarbij blijk te geven van een kritische geest en een humoristische kijk. De maatschappij zou voor de eventuele lezer ten voeten uit, maar dichterlijk verklaard moeten zijn. Helaas gebruikt junior de ene doorgeroeste cliché na de andere en zijn zijn geestigheden van een meligheid die alleen Karel Jonckheere, tijdens een tafelspeech of een lijkrede, kan overtreffen.
Junior tekent zijn eigen kleinburgelijk maatschappijtje, waarin de mensjes zich aan kleine foutjes bezondigen; foutjes waarvoor men hoogstens de schouders kan ophalen of een zuchtje kan slaken. Eigenlijk is er niets écht rottigs aan de hand. De teneur van zijn versjes is ook de teneur van het gros der Nederlandse cabaretiers: de problemen even met de vingertoppen aanraken en ze ogenblikkelijk, mits een lied en een danspasje, zo grondig mogelijk wegmoffelen. De rijmen van junior haren thuis op de ommekanten van scheurkalenderblaadjes, in de mond van de grapjas op een personeels- of familiefeestje of bij de ‘Bond zonder Naam’. ‘Spiegel van het Menselijk Bedrijf’ is onzin voor het hele gezin.
R.H. Vandendaele
Jan Luyken Junior, ‘Spiegel van het menselijk bedrijf’, Elsevier-Manteau, 1979, A'dam-Brussel, 52 p., 160 F, fl 12,50.