‘Tedere blessures voor wie dit begrijpen kan’
Er wordt Poëziekrant wel 'ns verweten al onze aandacht toe te spitsen op corryfeeën en ander ‘belangrijk’ dichterlijk gebroed. Onbekende auteurs zouden steevast uit onze recensieboot vallen, heet het dan. Degenen die wél al Poëziekrant eens nauwkeurig gelezen hebben, zullen reeds vastgesteld hebben dat voornoemde bewering jaloerse, kwaadaardige, onbevoegde... laster is.
Graag zouden we meer onbekenden vinden waarvan het werk met goed gevolg onze kritische lezing kan doorstaan, zodat we het kunnen honoreren met een artikel. Helaas is echt goed dichtwerk dat nog niet enigszins bekend is, vrij schaars. Een vernietigend artikel schrijven over een debutant(e) lijkt me slechts dan aangewezen zo de auteur gelanceerd werd als hét nieuwe grote talent en dé laatste flapdrol blijkt. Alle onbekende grootheden kunnen ten allen tijde hun werk insturen. (Diskretie wordt niet gewaarborgd.)
Bea De Longie, precies ja, ook niet mijn fout, de dochter van. Zonder de vader enig tekort te doen, durf ik rustig stellen dat we binnen afzienbare tijd wel 'ns konden horen en lezen: Albert, je weet wel, de vader van. Bea De Longie, voor insiders al lang geen onbekende meer, debuteert thans met Vrijspraak bij het Masereelfonds dat ik bij deze feliciteer voor het kwalitatieve peil van de uitgaven. De dichteres behaalde reeds diverse prijzen: de prijs van Poperinge in 1972, weigerde daarop een prijs van Nieuwe Stemmen, laureate in de Schuimprijs 1977 en in 1978 won zij de Basiel de Craeneprijs. En tenslotte: Prijs voor de beste debuutbundel van het tijdschrift Poëziekrant 1979. Zo die prijs bestond. Maar er bestaan al zoveel prijzen en vooral prijsjes dat we d'r maar van afzien.
Eindelijk komen in Vlaanderen enkele volwaardige en interessante dichteressen de lege stoelen, voorbehouden voor poëtisch getalenteerden, opeisen. Voor de vuist weg: Aleidis Dierick, Myriam Van Hee en nu Bea De Longie.
Waarom is Vrijspraak nu niet alleen de beste debuutbundel van 1979, maar ook gewoon een zeer goede bundel tout court? (Even diep ademhalen.)
Met een eigenzinnigheid en een koppigheid, recht evenredig met haar talent, durft zij met een heel eigen en sterk symbolisch geladen taal het aan zo maar eventjes een queeste te ondernemen om absoluutheid, eenheid, morele integriteit. Jaja, niets meer dan dat. Als motto nam ze een fragment uit de Zang van de dode, een Polynesisch couplet:
ik spreid vóór mij bamboebladeren open
en ik ontmoet twee rode wolken
indien ze nog dichter kwamen
zouden zij de kleur zijn van mijn zang
Wat is de bedoeling met dit fragment? Uit haar etnologische studie onthield zij o.m. dat primitieve (woord) kulturen gebruik maken van symbolisch geladen woorden die meerdere betekenissen dekken. Met Vrijspraak wenst de dichteres zich vrij te spreken van de konventionele taal. Zij wijst deze taal af en maakt gebruik van een eigen symbolische taal om uitdrukking te geven aan andere gevoelens van afwijzen en distantie. Dat zij nu zo'n symbolische taaltoer op gaat, is niet louter toevallig, doch o.m. een gevolg van een zich willen vrijspreken van elke medeplichtigheid aan deze maatschappij én zijn implikaties (nooit expliciet!) en dus wil zij daarvoor zeker geen beroep doen op de taal van die maatschappij. Deze beide vormen van vrijspraak zijn ook nog op een andere wijze verbonden. Deze maatschappij werkt niet meer met een symbolische taal, maar met een zakelijke taal die geen enkele ruimte laat voor meerduidigheid. Bea De Longie's taal en gedichten doen het tegengestelde ze eisen van de lezer haar taal te leren; eens de lezer deze moeite heeft opgebracht, ontdekt hij de meerduidigheid, het verrassende, de vele betekenissen, de rijkdom, de mogelijkheden... De lezer ondervindt scherp de tegenstelling symbolische taal versus konventioneel taalgebruik. Ongetwijfeld sluit zijn konklusie aan bij die van de auteur: hoe arm is onze konventionele taal (geworden).