Poëziekrant. Jaargang 16(1992)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Gastdichter Renaat Ramon Beloken vuur. Een preambule. I Bitter is dit gevecht, ongelijk, en ook al te vaak vruchteloos. Ook als zij je onder de gordel heeft getrapt, de mond gesnoerd en naar de keel gegrepen, nog verheft zij zich, gevleugeld. En valt zij eenmaal - uit hoogmoed, uit waan - nog ben je weerloos : niet tegen dit blinde vuur bestand, niet tegen dit zwarte licht en evenmin tegen de duisternis. II Kom: ik ben bereid. Alle voorwaarden zijn vervuld en Alle toebereidselen getroffen. Ik heb geofferd: wijn en witte nachten En ik heb ook, zoals voorgeschreven, Vele steden bezocht, Tot in het hoge Noorden toe. Aanvaardt dit offer, Daal af, Daal heel even af: Wij zullen samen stijgen. Laten wij gaan, Ja, laten wij samen gaan: Door de ringen van het vuur, Over de aarde van de zwaan, Over de bodem van de storm en Over de wegen van de maan. Ja, laten wij gaan, Laten wij over deze open vlakte scheren; Over dit brede blanke veld. Kom! [pagina 35] [p. 35] III Dansen moeten mijn gedichten niet. Maar wij moeten samen zijn en praten: over de schaduw van de solaire fallus en over de treurigmakende boeken van Porticus; over het bewegende beeld van de eeuwigheid en over het stille versagen van het vuur; over de grenzen van het niemandsland en over de grote doch geheime hospodar; over de Moeder van de Makkabeeën en over de wateren boven het firmament; over de Ommelanden en over de Onzalige Bossen; over de verhoudingen van koper en zink en over de bronzen plooien in de huid van Huchuk Hanem. Over de kwiktherapie. over de parabel van het mostaardzaadje en over de tweede wet van Jakob Grimm; over het dilemma van de gevangene en over de paradox van de kale man; over de posthume werken van Hercules en over de angsten van Antiope. Ja: over de angsten van Antiope. Neen: dansen hoeven mijn gedichten niet. IV Je zult voor de woorden niet buigen. Maar het is goed hier te zijn, - vooral voor onbehuisden - wachtend op de stilte voor de vorm. Het is goed hier te zijn, orde te scheppen, bomen te bouwen, takken te leiden, knopen te snoeien en te meten met de maat der mensen. Het is goed hier te zijn, grijze liederen te zingen, te rollen en te wrijven, te luisteren naar de dochter der herinnering. Waarlijk, het is goed hier te zijn, bij de goden, aan de bron, de woorden brekend als brood. Vorige Volgende