Zeeuws licht
Zeeuws licht moet wel bijzonder zijn, een begrip welhaast, want de redactie van het Zeeuwse literaire kwartaalschrift Ballustrada noemde de uitgave ter gelegenheid van haar eerste lustrum zo.
Het boek bevat zestien bijdragen van geboren en | of getogen Zeeuwen. Rinus Ferdinandusse verhaalt twintig pagina's lang over dichtersvrouwen, ambtenaren, rechercheurs en juryleden uit de provinciale kunstwereld in beklagenswaardige omstandigheden. William Rothuizen schrijft over de uitvinder en ongewenste horecatekenaar Jurcka, die een tijdlang in Vlissingen woonde en werkte. Verder herinnert Jaap Goedegebuure zich in ‘Schipper naast God’ zijn zeeverkennerstijd en roept Kees Slager in ‘Walcheren, het lichtende voorbeeld’ de dagen terug van de heldhaftige naoorlogse drooglegging van Walcheren. Carolijn Visser situeert haar verhaal ‘Aan het einde van de regenboog’ merkwaardig genoeg in Costa Rica. Er zijn ook nog prozabijdragen van Herman Kakebeeke, Jan J.B. Kuipers., Meinder Inderwisch, Bram le Clercq, Raats en Wim Hofman.
Naast die verhalende teksten zijn er gedichten van Johanna Kruit, Lou Vleugelhof, André van der Veeke, Andreas Costhoek en Hans Verhagen, die inhoudelijk weinig met hun moederland te maken hebben, iets wat volgens de redactie in wezen niets ter zake doet.
Zeeuws licht is een uitgave zonder hoogtepunten, al prefereer ik de poëzie boven het proza. (Bert Kooijman)
Zeeuws licht, onder redactie van M.C.S. Raats, J.J.B. Kuipers en A.J. van der Veeke (Ballustrada), ADZ, Vlissingen, 1992, 112 p., fl. 15,95; 319 fr.