Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2000
Toon afbeeldingen van Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2000zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2000

(2000)– [tijdschrift] Queeste–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

‘... twelke al gheviel int Spel van Strasengijs’
Naar aanleiding van een ongekend drama in Oudenaarde anno 1373Ga naar voetnoot1
Erwin Mantingh

Wat speelde zich in 1373 af in Oudenaarde tijdens het Spel van Strasengijs? Een intrigerende vraag voor literatuur- en toneelhistorici: het gaat hier om de oudst bekende vermelding van een Middelnederlands wereldlijk toneelstuk. We beschikken echter alleen over het antwoord van de baljuw ter plaatse: hij maakt melding van twee steekpartijen en een handgemeen, met zeven betrokkenen (mannen en vrouwen), ...twelke al gheviel int Spel van Strasengijs. Een dergelijke terloopse vermelding van een spel dat zelf verloren is gegaan, mag op het eerste gezicht heel wat te raden overlaten, toch kan zij in combinatie met andere gegevens enig licht werpen op de prehistorie van het Middelnederlandse wereldlijke toneel. Een kennismaking met het dossier.

Het eeuwfeest van een leesfout

De overlevering van het Middelnederlandse wereldlijk toneel begint pas na 1400 met de optekening van de befaamde abele spelen en sotternieën in het handschrift-Van Hulthem (Brussel (?), ca. 1410). Wat daaraan voorafging is allerminst duidelijk. Daarom is het verbazingwekkend dat er nog nauwelijks werk is gemaakt van een gegeven dat al een eeuw geleden aan het licht is gebracht en dat die voorgeschiedenis enigszins kan verhelderen. In 1900 publiceerde A. De Vlaminck in een noot drie posten uit een Oudenaardse baljuwsrekening waarin sprake is van opvoering van een Spel van Strasengijs ter plaatse in 1373.Ga naar voetnoot2 Maar omdat De Vlaminck Stragengijs las, leidt het stuk al een eeuw een marginaal bestaan in de secundaire literatuur onder de verkeerde benaming.Ga naar voetnoot3 (Is het tekenend voor de koudwatervrees van literatuur- en theaterhistorici voor archieven dat niemand sinds 1900 meer de moeite heeft genomen om het opgediepte gegeven in de bron na te zien?) De merkwaardige vergissing van De Vlaminck - er staat onmiskenbaar tot driemaal toe Strasengijs - is er mede de oorzaak van dat men nog altijd onnodig een voorbehoud maakt bij de identificatie van het Spel van Strasengijs met de latere vermeldingen van hetzelfde spel.Ga naar voetnoot4

[pagina 39]
[p. 39]

Slechts één recente publicatie gaat meer dan zijdelings in op de implicaties van de opvoering van het spel te Oudenaarde in 1373: Andrzej Ḑabrówka heeft het belang van de vermelding wel onderkend, maar zijn waardevolle artikel over het vroegste wereldlijk theaterrepertoire in de Nederlanden, in 1992 gepubliceerd in een Pools tijdschrift, lijkt niet of nauwelijks te zijn opgemerkt door vakgenoten.Ga naar voetnoot5 Reden genoeg dus om de vroegste vindplaats opnieuw naar de bron uit te geven, van enig commentaar te voorzien (want daaraan ontbreekt het tot dusverre geheel), en er de aandacht op te vestigen dat in combinatie met andere, deels recent gepubliceerde gegevens, het Spel van Strasengijs een intrigerend dossier vormt dat nader onderzoek verdient.

Messentrekkerij en toneel

De baljuw van Oudenaarde had zeer prozaïsche redenen voor de vermelding van het Spel van Strasengijs. De opvoering van het toneelstuk diende louter als aanduiding van tijd en plaats van handeling, of liever gezegd: mishandeling. Want dat was het drama waarvoor de baljuw oog had als gerechtelijk ambtenaar van de graaf van Vlaanderen: een steek- en vechtpartij onder toeschouwers van het Spel van Strasengijs waarbij vijf van de zeven betrokkenen ernstige verwondingen opliepen. Aan drie daders zijn geldstraffen opgelegd. De baljuw van Oudenaarde heeft deze boetes genoteerd, of laten noteren, omdat er inkomsten voor zijn broodheer, de Vlaamse graaf, uit voortvloeiden.

De drie rekeningpostenGa naar voetnoot6 worden door de Oudenaardse baljuw Janne Machette opgevoerd op de afrekening van zijn inkomsten en uitgaven over de periode 20 september 1373 tot en met 9 januari 1374.Ga naar voetnoot7 Op laatstgenoemde dag legde deze gerechtelijk ambtenaar in Gent verantwoording af van zijn financiën tegenover zijn superieur, de ontvanger van de graaf van Vlaanderen.Ga naar voetnoot8 De rekening van Janne Machette, een rol van vier aaneengenaaide perkamenten vellen, vertoonde, na aftrek van zijn wedde en

[pagina 40]
[p. 40]


illustratie
Afb. 1 Rekeningposten op de perkamenten rol met de drievoudige vermelding van het Spel van Strasengijs. Deel van de rekeninghe van Janne Machette, bailliu van Audenaerde ende van der castelrien (20/9/1373-9/1/1374), opgemaakt in Gent (Brussel, Algemeen Rijksarchief, fonds Rekenkamers, Rolrekeningen, nr. 939. Foto (verkleind tot ca. 45 procent): AR, Brussel).


andere onkosten, een batig saldo, mede dankzij de vechtpartij. Drie gewelddadige raddraaiers werden beboet. De boetes vloeiden grotendeels in de kas van de baljuw en zijn met elf andere soortgelijke rekeningposten afgeboekt in de rubriek Ontfaen van boeten ende verbuerten in de poert (‘inkomsten uit overtredingen en verbeurdverklaringen in de stad’).Ga naar voetnoot9 De forse boetes die de twee messentrekkers kregen opgelegd, zestig pond per geval, waren de hoogste, maar gebruikelijke grafelijke straf bij zware mis-
[pagina 41]
[p. 41]

drijven. Omdat de delinquenten zelden vermogend genoeg waren om de volledige strafsom te betalen werd in de praktijk de boete veelal gereduceerd.Ga naar voetnoot10 De rekeningposten luiden als volgt - ter verduidelijking heb ik een parafrase toegevoegd:

Item, Jan van den Brouke ghewijst in driewaerf lx lb. Deene omme dat hi wonde bi nachte in felleden ende in evele met 1 messe Stevijn Breidele. Item, dandere omme dat hi wonde Neesen, Stevijns Breidels dochter, die haren vader bescudde. Item, ten derden omme dat hi wonde, ende al met 1 messe, TresenGa naar voetnoot11 Pens, ende met nachte, die oec int ghesceed was, ende twelke al gheviel int Spel van Strasengijs. Hier af pais gemaect bi beeden van goeden lieden omme xlviii lb.
[Jan van den Brouke is veroordeeld tot de betaling van driemaal 60 pond. Het eerste bedrag omdat hij in het donker in boosaardige razernij Stevijn Breidele met een mes heeft verwond; het tweede omdat hij ook Neese, diens dochter, verwondingen heeft toegebracht toen die haar vader probeerde te beschermen; en het derde bedrag omdat hij in het donker met hetzelfde mes ook nog Trese [?] Pens verwondde, die eveneens bij het geschil betrokken was. Dit alles gebeurde tijdens het Spel van Strasengijs. Deze verzoening is bewerkstelligd op verzoek van wijze mannenGa naar voetnoot12 tegen betaling van 48 pond.]
Item, Willekin, Frans' bastaerd van der Straten, ghewijst in iii lb. omme dat hi slouch met de vust eenen Hannekine van der Wostine int Spel van Strasengijs. Daer mijns heeren recht af es xxxvii s. vi den., partien xv s., scepenen v s. ende den borchgrave ii s. vi den. Ontfaen mijns heeren deel: xxxvii s. vi d.
[Willekin, bastaardzoon van Frans van der Straten, is veroordeeld tot een boete van 3 pond omdat hij een zekere Hannekine van der Wostine een vuistslag toediende tijdens het Spel van Strasengijs. Mijn heer heeft recht op 37 schellingen en 6 penningen, de partij (waaraan schade berokkend is) op 15 schellingen, de schepenen op 5 schellingen en de burggraaf op 2 schellingen en 6 penningen.Ga naar voetnoot13 Het deel van mijn heer ontvangen: 37 schellingen en 6 penningen.]Ga naar voetnoot14
Item van Zegheren van Lantackere die ghewijst was in de boete van lx lb. omme dat hi wonde met 1 messe, bi nachte, in felleden ende in evele, Janne van den Brouke, filius Pieters, int Spel van Strasengijs. Pais ghemaect omme xi lb.Ga naar voetnoot15
[Zegher van Lantacker is veroordeeld tot een boete van 60 pond omdat hij, ontstoken in boosaardige razernij, Jan van den Brouke, zoon van Pieter,Ga naar voetnoot16 in de duisternis met een mes verwondde, tijdens het Spel van Strasengijs. De verzoening is tot stand gebracht tegen betaling van 11 pond.]

[pagina 42]
[p. 42]

De cryptische beschrijvingen roepen vragen op over de schermutseling zelf: wie waren de daders en slachtoffers, behalve kennelijk toeschouwers van het toneelstuk,Ga naar voetnoot17 en wat was de aanleiding tot het gevecht? Of ging het zelfs om twee vechtpartijen: de ene met messentrekker Jan van den Broucke als gangmaker, de andere met de bastaard Willekin in de hoofdrol als vuistvechter? Meer voor de hand ligt dat het om één, nogal uit de hand gelopen geweldsuitbarsting ging tijdens één uitvoering van het toneelstuk. De schuldigen zijn naderhand afzonderlijk op de rol genoteerd nadat zij de boete voldaan hadden, wellicht in de volgorde van betaling.Ga naar voetnoot18 Tot zover is het tumultueuze voorval er een uit talloze en voer voor historici.Ga naar voetnoot19 De vermelding van het Spel van Strasengijs maakt de rolrekening een interessante bron voor de theatergeschiedenis, ook al is de tekst van het toneelstuk niet bewaard. Dát de titel van het spel naar toneel en niet naar een toog of pas d'armes verwijst, staat buiten kijf door de latere vermeldingen van hetzelfde spel (waarover hierna).

Opvoeringspraktijk en speeltraditie

Over de opvoeringspraktijk van het vroegste wereldlijk toneel (wie speelden er waar bij welke gelegenheid, voor wie en op welke wijze?) is zo weinig bekend, dat elk gegeven aandacht verdient. De rolrekening geeft enkele omstandigheden prijs die op zijn minst uitnodigen tot speculaties over de opvoering.

Allereerst is er de uitdrukkelijke vermelding dat de gevallen van messentrekkerij zich in het donker, bi nachte, afspeelden. Duisternis was, evenals de gememoreerde boosaardige razernij, een verzwarende factor die leidde tot een hogere straf, en om die reden wordt deze omstandigheid hier ongetwijfeld vermeld. Dit gegeven roept vragen op over de plaats van opvoering: waar werd het stuk gespeeld? Het is verleidelijk om het speculatieve pad te bewandelen en te veronderstellen dat het spel werd opgevoerd in een besloten ruimte door professionals, of in ieder geval door spelers die tegen betaling optraden. Het lijkt immers (om redenen van verlichting, temperatuur en openbare orde) minder waarschijnlijk dat men in het najaar of de winter 's avonds in de open lucht een spektakel organiseerde.Ga naar voetnoot20 De meest geschikte omgeving voor een toneeluitvoering 's avonds is ergens binnen. Als men deze lijn volgt, dan komen van-

[pagina 43]
[p. 43]

zelf betaalde acteurs in beeld. Juist zij hadden belang bij een afgesloten gelegenheid waar ze entree konden heffen. Deze redenering is allesbehalve dwingend - ook amateurs kunnen bijvoorbeeld 's avonds in een besloten ruimte hebben opgetreden. Nader historisch onderzoek en vergelijkend onderzoek naar soortgelijke vermeldingen zullen mogelijk aanknopingspunten opleveren voor minder wankele hypotheses. Daarbij zou ook betrokken moeten worden dat in de rolrekening niet gerept wordt van een kerkelijke hoogtijdag, wat vrijwel altijd het geval is bij door de stedelijke overheid gesubsidieerde spelen in de open lucht.Ga naar voetnoot21

Hoelang het toneelstuk al op het repertoire van een toneelgezelschap stond toen het in 1373 in Oudenaarde op de planken werd gebracht, valt niet te zeggen. Maar men zou uit het feit dat de baljuw op zijn afrekening de opvoering van het spel vermeldt als iets wat voor zichzelf spreekt wel kunnen afleiden dat het toneelstuk ook bij zijn superieuren in Gent bekend is geweest en dat ook de omstandigheden waarin zo'n spel werd uitgevoerd geen nadere toelichting behoefden. Dat duidt op een algemenere opvoeringspraktijk van dit spel, waarschijnlijker nog: van dit en dergelijke spelen.

Het is nog maar de vraag of op die avond in Oudenaarde de acteurs de opvoering van het Spel van Strasengijs na de steekpartij hebben hervat en voltooid.Ga naar voetnoot22 Hervat of niet, de geweldsuitbarsting heeft allerminst het einde van het spel betekend. Het toneelstuk heeft nadien aantoonbaar een speeltraditie van meer dan anderhalve eeuw gekend.

In 1447 wordt het te Dendermonde opgevoerd: Betaelt den ghesellen die speelden tSpel van Tresingis, iij s. gr., vermeldden de stadsrekeningen.Ga naar voetnoot23 Aangenomen wordt dat de genoemde gezellen leden van de plaatselijke rederijkerskamer De Leeuwerik waren. Dat zou erop duiden dat een dergelijk spel ook op de rol van een rederijkerskamer terecht kon komen. Dat het in Dendermonde inderdaad ging om een betaling van stadswege aan rederijkers, staat echter allerminst vast.

In 1532 wordt het Spel van den Heere van Trasengijs genoemd op een boekenlijst van het Gentse gilde van Sint-Kathelijne ter Hoeyen.Ga naar voetnoot24 Vermoedelijk hebben leden van dit processiegenootschap het spel ten tonele gevoerd, evenals bijvoorbeeld de Gloriant en de vele andere geestelijke en wereldlijke toneelstukken die de inventaris noemt.Ga naar voetnoot25

[pagina 44]
[p. 44]

Deze fascinerende lijst - het merendeel van de genoemde stukken kennen we alleen bij naam uit deze opsomming - wijst op een traditie van wereldlijk en geestelijk toneel die naast de rederijkerij heeft (voort)bestaan. Alleen al daarom is het verbazingwekkend dat sinds de publicatie in 1914 nog niemand serieus werk heeft gemaakt van de bestudering van deze lijst en de context heeft onderzocht waarin deze moet worden geplaatst.Ga naar voetnoot26

Bigamie in Trazegnies

Vormde het Spel van Strasengijs slechts het toevallige achterdoek van een ordinaire steek- en vechtpartij, of gaf de opvoering zelf aanleiding tot een opstootje? Het blijft in het ongewisse. Het toneelstuk draaide, hoe dan ook, om een opmerkelijk gegeven.

Zonder over de tekst van het Spel te beschikken, heeft men dankzij de titel van het stuk van meet af aan het verband weten te leggen met een merkwaardig verhaal over een heer van Trazegnies die, zonder opzet, met twee vrouwen is getrouwd. Aan de hand van een latere Franse prozaroman, valt de vermoedelijke plot te reconstrueren. Deze Histoire de Gillion de Trazegnies werd door een onbekende auteur omstreeks 1450 geschreven en opgedragen aan Filips de Goede.Ga naar voetnoot27 Sterk gecomprimeerd komt het verhaal hierop neer:Ga naar voetnoot28

De kinderloze ridder Gillion van Trazegnies (een plaats in Henegouwen) doet de gelofte op pelgrimage naar het Heilige Land te gaan om zo God te bewegen hem een erfgenaam te bezorgen. Als het zijn vrouw (Maria van Oostervant) duidelijk wordt dat de bede is verhoord, vertrekt hij. Terwijl de edelman na een bezoek aan het Heilige Graf ontvoerd wordt naar Egypte en daar allerlei verwikkelingen aan het hof van de sultan beleeft, baart zijn vrouw in Trazegnies een tweeling en brengt de jongens groot. Door een intrigant in de waan gebracht dat zijn vrouw met haar vrucht is gestorven, trouwt de heer van Trazegnies de dochter van de sultan, Graciënne, die eerder

[pagina 45]
[p. 45]


illustratie
Afb. 2 De (anonieme) auteur van de prozaroman bij het legendarische graf van Gillion de Trazegnies en zijn twee vrouwen, dat zich zou bevinden in de Henegouwse abbaye d'Olive, nabij Binche. De abt toont een oud Italiaans boekwerk met het levensverhaal van de heer van Trazegnies; rechtsachter de auteur aan het werk met zijn ‘bron’ geopend voor zich op zijn schrijftafel. Handschrift vervaardigd in opdracht van Lodewijk van Gruuthuse, verlucht door Lieven van Lathem, 1464 (Chatsworth, Collection Duke of Devonshire and the Chatsworth Settlement Trustees, ms. 7535, f. 2 (uitsnede). Uit: Martens 1992, 114).


zijn leven heeft gered. Als zijn beide zonen - er zijn inmiddels vele jaren verstreken - hun vader na vele omzwervingen vinden, reist de edelman vergezeld door zijn tweede vrouw terug naar Trazegnies - in het voorbijgaan wordt Graciënne in Rome door de paus gedoopt. Het verhaal kent een harmonieus slot: de vrouwen gaan hoffelijk met elkaar om en trekken zich, evenals de heer van Trazegnies, terug in het klooster. Na hun dood - Gillion zal overigens sterven tijdens een expeditie tegen Saracenen, waarvoor hij door de sultan nog eenmaal is opgetrommeld - wordt het drietal herenigd in één graf.Ga naar voetnoot29

Hoe verhoudt zich het Middelnederlandse spel tot deze prozaroman?Ga naar voetnoot30 Van de pro-

[pagina 46]
[p. 46]

zaroman wordt algemeen aangenomen dat deze is gebaseerd op een verloren veertiende-eeuwse Franse kruisvaartroman in verzen.Ga naar voetnoot31 Het Middelnederlandse Spel van Strasengijs zou ofwel teruggaan op die Franse versroman over de avontuurlijke wederwaardigheden van de Heer van Trazegnies, of aansluiten bij een mondelinge traditie over dit onderwerp.Ga naar voetnoot32 Het eerste komt mij waarschijnlijker voor.

Onlangs is nog een nieuwe schakel aan de Trazegnies-teksttraditie toegevoegd, die ook in het afhankelijkheidsschema moet worden gepast, wat de zaken er niet eenvoudiger op maakt. Geert Claassens heeft in 1996 met enig voorbehoud twee perkamenten bladfragmenten, samen 102 versregels, geïdentificeerd als de resten van een Middelnederlandse berijmde versie van het verhaal van Gillion de Trazegnies (datering fragmenten: ca. 1400).Ga naar voetnoot33 De tekstgedeelten bieden geen aanknopingspunten tot identificatie via de namen van personages, maar zij vertonen wel opmerkelijke overeenkomsten met de intrige van de Histoire de Gillion de Trazegnies. Deze Amsterdamse fragmenten bevatten naast kleine inhoudelijke verschillen een zo compacte versie van de stof dat Claassens overweegt of er sprake kan zijn van een berijmd exempel over het bigamie-motief. En als ik hem goed begrijp, speelt hij met de drieste gedachte dat dit hypothetische exempel zelfs ten grondslag zou kunnen liggen aan de Franse prozaroman en dat we dus moeten afzien van de veronderstelde Franse versroman als beginpunt van de teksttraditie.Ga naar voetnoot34

Maar buiten beschouwing blijft de mogelijkheid dat de Middelnederlandse fragmenten een bekortende bewerking (bijvoorbeeld tot exempel) representeren van de veronderstelde Franse versroman of een Middelnederlands afgeleide daarvan.Ga naar voetnoot35 Als de Amsterdamse fragmenten van omstreeks 1400 inderdaad een beknopte versie van het Trazegnies-verhaal behelzen, geeft dat voedsel aan de veronderstelling dat er een uitgebreidere Middelnederlandse tekst aan ten grondslag heeft gelegen waarop ook het Spel van Strasengijs kan teruggaan.

Een abel spel van Strasengijs?

Een intrigerend aspect van het toneelstuk over de Trazegnies-stof is dat het in een aantal opzichten sterk doet denken aan de abele spelen, waarmee het ook de globale

[pagina 47]
[p. 47]

datering in de tweede helft van de veertiende eeuw gemeen heeft.Ga naar voetnoot36 De vier spelen (Lanseloet van Denemerken, Esmoreit, Gloriant en Vanden Winter ende vanden Somer) zijn de enige bewaarde vertegenwoordigers van een serieus wereldlijk type toneel dat náást het geestelijke, het retoricale en het kluchtige repertoire heeft bestaan. Is het Spel van Strasengijs van hetzelfde ‘abele’ type geweest?

De inhoud van de Histoire de Gillion de Trazengies vertoont in ieder geval enkele noemenswaardige overeenkomsten met die van de drie ridderlijk-romantische abele spelen - Vanden Winter ende vanden Somer is een buitenbeentje. Ook het verhaal over de heer van Trazegnies draait om een liefdesgeschiedenis in ridderlijke sferen. Een andere inhoudelijke parallel met Esmoreit en Gloriant is dat de handeling voor een groot deel Outremer, in het Heilige Land en Egypte, wordt gesitueerd. In het oog valt verder de concentratie van de handeling op twee plaatsen, Trazegnies en Egypte, wat sterk doet denken aan de tweepolige opbouw van drie abele spelen; het Oosten is in twee ervan ook plaats van handeling. Het lijkt me de moeite waard om op basis van de bewaarde intrige na te gaan of er een geloofwaardig abel spel-scenario uit valt te destilleren. Of verdampt de gelijkenis bij nader inzien?Ga naar voetnoot37

Als dat het geval zou zijn, dan prangt de vraag hoe we deze voorloper of tijdgenoot van de abele spelen moeten plaatsen ten opzichte van dit viertal. De abele spelen zijn door een gelukkig toeval bewaard gebleven en hebben de aandacht van onderzoekers naar zich toegezogen. Een ongewenst gevolg van deze concentratie op de overlevering is mijns inziens dat deze vier toneelstukken een status aparte hebben verkregen die niet in overeenstemming lijkt met de plaats die ze in het verleden hebben gehad. Zo is tot voor kort erg veel waarde gehecht aan het predikaat ‘abel’ om het genre van de stukken nader te bepalen, omdat ze ermee worden aangeduid in het handschrift-Van Hulthem.Ga naar voetnoot38 De term valt echter niet als er elders incidenteel gerept wordt van deze spelen en er valt dan ook veel te zeggen voor de algemene betekenis ‘schoon’.Ga naar voetnoot39 Wie bereid is verder te kijken dan wat de overlevering te bieden heeft, is geneigd de vaak beleden uniciteit van de vier ‘abele’ spelen te relativeren.Ga naar voetnoot40

[pagina 48]
[p. 48]

Slot

De vroege vermelding van het Spel van Strasengijs wijst er nog eens op dat - om met Pleij te spreken - de vier abele spelen niet uit de lucht zijn komen vallen.Ga naar voetnoot41 Er is meer, wellicht veel meer geweest aan wereldlijk toneelrepertoire dan wat we uit de overlevering kennen, zo leren de vele vermeldingen van opvoeringen in overwegend archivalische bronnen.Ga naar voetnoot42 Daarin treffen we echter vooral toneel aan dat de belangen van de stedelijke overheid diende en dus financiële steun verkreeg. De terloopse vermelding van het Spel van Strasengijs in de baljuwsrekening van Oudenaarde is in dit opzicht tekenend: zij is niet te danken aan een stedelijke subsidie, maar aan het toeval dat er tijdens het spel een steekpartij heeft plaatsgevonden. De Oudenaardse bron licht slechts een tip van de sluier op: het toneel dat het moest stellen zonder financiële steun van stedelijke of landsheerlijke zijde (door beroepsgezelschappen?) onttrekt zich goeddeels aan onze waarneming.Ga naar voetnoot43

Ik hoop dat deze peiling duidelijk maakt dat de Strasengijs-casus nog niet voldoende is benut. Wat de beweegredenen van Jan, Willekin en Zegher ook geweest mogen zijn, de uitbarsting van geweld die in 1373 in Oudenaarde plaatsvond, hoeft voor theater- en literatuurhistorici niet helemaal zinloos te blijven.

Résumé

Cet article contient une nouvelle édition de trois postes d'un compte en rouleau du bailli d'Audenarde datant de 1373-74. On y fait référence à une représentation du Spel van Strasengijs (‘Jeu de Strasengijs’) qui n'a pas été conservé. Il s'agit de la plus ancienne référence à une pièce de théâtre profane sérieuse en néerlandais. Il est également fait mention de cette pièce à Termonde en 1447 et à Gand en 1532. Le titre de la pièce semble indiquer qu'il y a un rapport avec le roman en prose français Histoire de Gillion de Trazegnies, un texte anonyme plus tardif (vers 1450). Des recherches plus poussées pourraient nous éclairer sur le lien entre le Spel van Strasengijs et la tradition narrative en moyen néerlandais et en français, sur la relation de celui-ci avec les célèbres pièces de théâtre profanes, appelées ‘abele spelen’, et sur la pratique de la représentation théâtrale en général.

 

Adres van de auteur:

De Wetstraat 15

nl-3531 at Utrecht

[pagina 49]
[p. 49]

Literatuur

Assche, Hilda van, ‘De abele spelen en een Miracle de Nostre Dame par personnages. Een leeservaring’. In: Elly Cockx-Indestege & Frans Hendrickx (red.), Miscellanea Neerlandica. Opstellen voor Dr. Jan Deschamps ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag Deel 2 (Leuven 1987) 221-236.
Bayot, Alphonse, Le Roman de Gillion de Trazegnies (Leuven/Parijs 1903). Recueil de travaux publiés par les membres des conférences d'histoire et de philologie [de l']Université de Louvain 12.
Caenegem, R.C. van, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw (Brussel 1954) Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Klasse der Letteren, nr. 19.
Castelain, Rik, ‘De rechtspraak te Oudenaarde en in de Kasselrij (15e-17e eeuw)’. In: Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde 20 (1983) 151-186.
Claassens, Geert, ‘Eén ridder, twee vrouwen. Amsterdam, U.B., hs. I A 24k ontraadseld?’. In: Spiegel der Letteren 38 (1996) 239-257.
Ḑabrówka, Andrzej, Untersuchungen über die mittelniederländischen Abele Spelen (Herkunft, Stil, Motive) (Warschau 1987; Diss. Universiteit Warschau).
Ḑabrówka, Andrzej, ‘Frühestes weltliches Theaterrepertoire in den Niederlanden’. In: Acta Philologica 20 (Warschau 1992) 65-98.
Decker, Therese de, ‘Medieval theatre in the Lowlands: secular drama’. In: Dutch Crossing 32 (1987) 37-55.
Dijk, H. van, ‘The drama texts in the Van Hulthem manuscript’. In: Erik Kooper (red.), Medieval Dutch Literature in its European Context (Cambridge 1994) Cambridge Studies in Medieval Literature 21, 283-296.
Horgan, Frances, ‘Gillion de Trazegnies: a fifteenth-century Burgundian Eliduc?’. In: Gillian Jondorf & David N. Dumville (eds.), France and the British Isles in the Middle Ages and Renaissance. Essays by Members of Girton College, Cambridge, in Memory of Ruth Morgan (Woodbridge (Suffolk) 1991) 207-213.
Martens e.a., Maximiliaan P.J., Lodewijk van Gruuthuse. Mecenas en Europees diplomaat ca. 1427-1492 (Brugge 1992).
Meyer, G.M. de (m.m.v.E.W.F. van den Elzen), Min en onmin. Mannen en vrouwen over hun omgang aan het einde van de vijftiende eeuw (Hilversum 1989) Middeleeuwse studies en bronnen 11.
Nelis, Hubert, Chambres des Comptes de Flandre et de Brabant. Inventaire des comptes en rouleaux (Brussel 1914).
Neumann, Bernd, ‘Mittelalterliches Schauspiel am Niederrhein’. In: Zeitschrift für deutsche Philologie 94 (1975) Sonderheft: Mittelalterliches deutsches Drama, 147-194.
Nowé, H., Les baillis comtaux de Flandre des origines à la fin du XIVe siècle (Brussel 1929).
Nijsten, Gerard, ‘Feasts and Public Spectacle: Late Medieval Drama and Performance in the Low Countries’. In: Alan E. Knight (red.), The Stage as Mirror. Civic Theatre in Late Medieval Europe (Cambridge 1997) 107-143.
Pauw, Napoleon de, ‘Inventaris der meubels, juweelen en een-en-twintig boeken van het Gulde van Sinte-Katelijne ter Hooie te Gent [anno 1532]’. In: id., Middelnederlandsche gedichten en fragmenten II, 2e stuk (Gent 1914) 441-450.
Pleij, Herman, ‘Volksfeest en toneel II’. In: De Revisor 4 (1977) 1, 34-41.
Puyvelde, Leo van, ‘Het ontstaan van het modern tooneel in de oude Nederlanden. De oudste vermeldingen in de rekeningen’. In: VMA 1922, 909-952.
Ramakers, B.A.M., Spel en figuren. Toneelkunst en processiecultuur in Oudenaarde tussen Middeleeuwen en Moderne Tijd (Amsterdam 1996; Diss. K.U. Nijmegen).
Reynaert J., ‘14 augustus 1412. Gezellen van Diest houden een intocht te Aken en vertonen Lanseloet. Vroegst bewaarde voorbeelden van wereldlijk drama’. In: R.L. Erenstein (hoofdred.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen (Amsterdam 1996) 36-41.
Riet, Frank G. van der, Le théâtre profane sérieux en langue flamande au moyen âge (Den Haag 1936).
[pagina 50]
[p. 50]
Roemans, Rob, & Hilda van Assche (eds.), Een abel spel van Lanseloet van Denemerken (Achtste, bijgewerkte druk; Antwerpen 1982). Klassieke Galerij 123.
Santucci, Monique (trad.), ‘Le roman de Gillion de Trazegnies. Roman en prose, anonyme, écrit au milieu du XVe siècle’. In: Danielle Régnier-Bohler (red.), Splendeurs de la Cour de Bourgogne. Récits et chroniques (Parijs 1995) 251-370.
Schaar, J. van der, Woordenboek van voornamen (Utrecht 199811) Prisma woordenboeken.
Stuip, R.E.V., Histoire des Seigneurs de Gavre (Parijs 1993) Bibliothèque du XVe siècle 53.
Vlaminck, A. De, ‘Les anciennes chambres de rhétorique de Termonde’. In: Gedenkschriften [van de] Oudheidskundige Kring der stad & des voormaligen lands van Dendermonde / Annales [du] Cercle archéologique de la ville & de l'ancien pays de Termonde Tweede reeks / Deuxième série VIII (1900) 61-125.
Woledge, Brian, Bibliographie des romans et nouvelles en prose français antérieurs à 1500 (Genève/Rijsel 1954).
Wolff, O.L.B. (ed.), Histoire de Gilion de Tresignyes et de Dame Marie, sa femme (Parijs/Leipzig 1839).
Worp, J.A., Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland (Groningen 1904-1908) 2 dln.
voetnoot1
Ik heb mijn voordeel gedaan met de waardevolle kanttekeningen en suggesties van Godfried Croenen, Dieuwke van der Poel en Remco Sleiderink bij eerdere versies van dit stuk. Laatstgenoemde en Kathleen de Terwangne vertaalden de samenvatting. Bart Ramakers was zo vriendelijk mij aan enkele minder toegankelijke publicaties te helpen.

voetnoot2
De Vlaminck 1900, 76-78. Bij mijn weten was hij de eerste.
voetnoot3
Zijdelingse vermeldingen: Bayot 1903, 56-57; Ḑabrówka 1987, 116-117; Reinaert 1996, 37; Ramakers 1996, 95; Claassens 1996, 252; Worp (1904-1908) vermeldt de vindplaats niet in zijn rijk gedocumenteerde overzichtswerk over het Nederlandse toneel.
voetnoot4
Ḑabrówka (1992, 71) geeft als oudste bewijsplaats het spel van Stragengys: (...) Wahrscheinlich dasselbe Tspel van Tresignis wurde 1447 in Dendermonde (...) gespielt. (...) Angenommen, daß es ein und dasselbe Drama ist, stellen wir seine 160-jahrige Existenz im niederländischen Repertoire fest.’ Reynaert (1996, 37): ‘In 1373 is er een Spel van stragengys te Oudenaarde, waarschijnlijk reeds het toneelstuk over de lotgevallen van de heer van Trazegnies, dat in 1447 ook te Dendermonde nog zal worden vertoond.’ Claassens (1996, 252 noot 34): ‘Of er achter de titel Spel van Stragengijs daadwerkelijk het Trazegnies-verhaal schuilgaat, moet helaas in het ongewisse blijven: van dit spel ontbreekt verder elk spoor’ (Claassens kent de vermelding op de Gentse inventarislijst uit 1532 (zie hierna) niet).
voetnoot5
Ḑabrówka 1992, m.n. p. 71-73.

voetnoot6
De rekeningposten zijn eerder gepubliceerd door De Vlaminck (1900, 78 noot 1) en Van Puyvelde (1922, 936; naar De Vlaminck).
voetnoot7
Brussel, Algemeen Rijksarchief, fonds Rekenkamers, Rolrekeningen, nr. 939 (vgl. Nelis 1914, 63 en Nowé 1929, 400). Opschrift: Dit es de rekeninghe van Janne Machette, bailliu van Audenaerde ende van der castelrien, zint den .xx.sten dach in septembre int jaer lxxiij tote den .ix.den daghe in laumaend int zelve jaer, ghedaen te Ghend. Hier, en in volgende citaten, zijn spelling van i/j/u/v, interpunctie en hoofdlettergebruik (ook van Romeinse cijfers) aangepast aan moderne conventies; afkortingen zijn stilzwijgend opgelost. De datering 9 januari 1374 is volgens de Nieuwe Stijl; strikt genomen zou de opvoering ook nog net in de eerste dagen van 1374 kunnen vallen, maar de kans dat de misdrijven op zo korte termijn zouden zijn afgehandeld, valt te verwaarlozen.
voetnoot8
Over de baljuw en zijn rolrekeningen: Nowé 1929, 174-204; voor de bestuurlijke inrichting van Oudenaarde zie Ramakers 1996, 49-51 (die een hoogbaljuw en een poortbaljuw, en nog een afzonderlijke baljuw voor het stadsdeel Pamele vermeldt; de rolrekening spreekt van baljuw, waarmee kennelijk de hoogbaljuw bedoeld is).
voetnoot9
verbuerten kan zowel ‘misdrijf’, ‘verbeurdverklaring’ als ‘boete’ of ‘afkoopsom van een bepaald misdrijf of eener verbeurdverklaring’ betekenen (MNW 8, 1523, s.v. verboorte). De beboete overtredingen in de kasselrij (het rechtsgebied van de baljuw buiten de stad) worden, evenals andersoortige inkomsten, in een afzonderlijke rubriek vermeld. Het gaat om de zevende, negende en veertiende van in totaal veertien rekeningposten, samen goed voor bijna 62 pond van de in totaal 237 pond en 19 schellingen aan inkomsten in deze rubriek.
voetnoot10
Van Caenegem 1954, 214-219 (over de grafelijke boeten) en 223-227 (over de inning van de boeten). Vgl. De Vlaminck (1900, 78): ‘...plusieurs bourgeois furent poursuivis par le bailli pour coups et blessures et condamnés par le tribunal scabinal à diverses amendes, que l'officier de justice, à la requête de quelques notables, consentit à réduire dans de justes proportions.’
voetnoot11
Er staat: t'sen pens. De Vlaminck leest, zonder nadere toelichting: t Sen Pens. De voorgestelde lezing als meisjesnaam Tre(e)s(e), afgeleid van Theresia is overigens niet onproblematisch, omdat deze naam in de Nederlanden pas na de Middeleeuwen vanuit Spanje (dankzij de faam van de heilige Theresia van Avila (1515-1582)) zou zijn doorgedrongen (Van der Schaar 1998, 339). Gaat het dan toch om een man? Of is het een afleiding van Andrea(s)?
voetnoot12
Naast het schepencollege (here ende wet) kende Oudenaarde een adviserend college, de stedelijke raad, aangeduid als de goeden lieden van den rade of notabele (Ramakers 1996, 51); gaat het wellicht om leden van deze raad?
voetnoot13
De hoogte van de boete en de verdeling ervan zijn gebruikelijk; Hannekine ontvangt dus een soort van smartegeld (Van Caenegem 1954, 214-215).
voetnoot14
1 pond (Lat. libra) = 20 schellingen (Lat. solidi) = 240 penningen (Lat. denarii). De som van de delen is 59 schellingen en 12 penningen = 60 schellingen = de vermelde 3 pond.
voetnoot15
Is deze rekeningpost geschreven door een andere hand? - op de valreep nog betaald en dus later (door een andere kopiist?) bijgeschreven? De rol werd in de regel in één keer opgemaakt (zie noot 17).
voetnoot16
Deze Janne van den Brouke, filius Pieters, is dus dezelfde als de gelijknamige boosdoener in de eerste rekeningpost, maar wordt hier vermeld als slachtoffer.
voetnoot17
Een alternatieve lezing van twelke al gheviel int Spel van Strasengijs is dat de vechtpartij zou zijn uitgebroken tussen de acteurs in het toneelstuk - alle betrokkenen zouden dan acteurs zijn, vader Steven en dochter Neese inbegrepen. Dat lijkt me uiterst onwaarschijnlijk. Volgens het MNW (3, 823, 7) kan in ‘ter uitdrukking eener gelijktijdige werking’ worden gebruikt.
voetnoot18
Nowé (1929, 198) vermeldt dat rolrekeningen in het geheel werden opgemaakt kort voor de controle door de grafelijk ontvanger.
voetnoot19
‘Het aantal processen [in Oudenaarde en de kasselrij] in verband met vechtpartijen is niet na te tellen’, aldus Castelain (1983, 169). In de jaren 1483-1489 kwamen er in Utrecht 184 van zulke zaken voor de keurmeesters, blijkens de Utrechtse Vechtkeuren. In ongeveer een kwart van de gevallen ging het om vechtpartijen tussen mannen en vrouwen (De Meyer 1989, 9-10).

voetnoot20
Maar in Aalst werd op 3 november 1475, weliswaar een eeuw later, een spel van den kinde van Aelst ten tonele gevoerd waarbij in pektonnen vuur gestookt werd: ter verwarming en/of verlichting? (Ḑabrówka 1992, 81).
voetnoot21
Zie Nijsten 1997 (over Noord-Nederlands toneel). Ḑabrówka (1992, 88), wiens gegevens grotendeels uit de Zuidelijke Nederlanden komen, stelt dat opvoeringen van wereldlijk repertoire veelal 's avonds plaatsvinden en dat er geen nauw verband lijkt te zijn met kerkelijke hoogtijdagen.
voetnoot22
Als het inderdaad om beroepsspelers ging, dan had het publiek betaald, en heeft dat zich waarschijnlijk niet zomaar met een incomplete voorstelling laten afschepen. Men kan zich verschillende vervolgscenario's voorstellen: er is na de geweldsuitbarsting doorgespeeld (the show must go on anno 1373), de voorstelling werd verdaagd, of men kreeg zijn geld terug. Voor de baljuw was de afloop niet vermeldenswaard.
voetnoot23
Voorheen te vinden in de stadsrekeningen van Dendermonde (Compte com. 1446-1447) aldus De Vlaminck (1900, 76 noot 3) - het rijke middeleeuwse stadsarchief is in 1914 verwoest.
voetnoot24
Signatuur: Gent, Universiteitsbibliotheek, Hs. 2471 (voordien: Stadsbibliotheek, Hs. Serrure nr. 15). De lijst, getiteld De boucken van den Spelen, ghespecifiert elc bijzonder, maakt deel uit van een uitgebreidere inventaris van bezittingen, die wordt besloten door de statuten van het gilde.
voetnoot25
Ik citeer alle titels naar de uitgave van De Pauw (1914, 445-446); van 1, 2, 3 en 6 wordt doorgaans aangenomen dat het niet om toneelstukken zou gaan, wat, gelet op het opschrift (zie de vorige noot), valt te betwisten: (1) den bouc van Sente Katheline ghebor(nesse); (2) den bouc van haerer Leghende; (3) den bouc van Sente Crispijn ende Sente Crispiaen; (4) het spel van den Heleghen Cruce; (5) het spel van Sente Joos Staes; (6) den bouc van Onser Vrauwen ghebor(nesse); (7) het spel van eender Miracule van der Conijnghinne van Cecilien; (8) het spel van den Conijnc van Aragoen; (9) het spel van den Smet van Cameroen; (10) het spel van den Coninc van Ingghelant ende de quade moere huut Henegauwe; (11) het spel van Sente Ursele; (12) het spel van Olivier van Leefdale; (13) het spel van den Ridder van Coetchij; (14) het spel van den Witten Ridder; (15) het spel van den Heere van Trasengijs; (16) het spel van Nabugodonosor ende Olifernus; (17) het spel van Modellus ende Margardijn, heere van Corrinten; (18) het spel van eender Nonnen; (19) het spel van Lucresia ende Eurialius; (20) het spel van den Hertoghe van Bruisewijc; (21) het spel van II Coopliên.
Nr. 20 is Gloriant (Van Riet 1936, 137); van nr. 7 is geopperd (door Van Riet 1936, 137; vgl. Ḑabrówka 1992, 68) dat het ‘enig verband’ zou houden met Esmoreit; de aanduiding mirakel(spel) en het feit dat de titel de indruk wekt dat de koningin van Sicilië de hoofdrol speelt, maken een identificatie echter twijfelachtig, al is er ook op overeenkomst gewezen tussen Esmoreit en het Miracle de la fille du Roy de Hongrie, het 29ste van de 40 Miracles de Nostre Dame par personnages (Van Assche 1987).
voetnoot26
Van Riet (1936, 136-138), Pleij (1977, 38), De Decker (1987, 46-47 en 49-50), Ḑabrówka (1992, 67-69) en Reynaert (1996, 37-38) geven wel aanzetten, waarbij zij zich vooral interesseren voor het wereldlijk toneel.

voetnoot27
Uitgave: Wolff 1839. Frances M. Horgan bepleit in haar ongepubliceerde thesis A critical edition of The romance of Gillion de Trazegnies from Brussels Bibliothèque Royale ms. 9629 (Cambridge 1985) dat Jean de Wavrin de auteur is geweest van verschillende 15e-eeuwse prozaromans, waaronder Le Roman de Gillion de Trazegnies. Stuip (1993, xliv-xlv) neemt de veronderstelling van Horgan in overweging, maar acht het waarschijnlijker dat al deze werken in hetzelfde atelier te Rijsel zijn ontstaan, onder leiding van ‘un maître d'oeuvre (...) qui a imposé son style à cet atelier.’
voetnoot28
Vgl. Bayot 1903, 1-4 en de uitgebreide bloemlezing/vertaling in modern Frans: Santucci 1995.
voetnoot29
Vreemd genoeg noemt de Histoire twee verschillende locaties voor het graf. Bayot (1903, 95-127) ontwikkelt de hypothese dat een graftombe in Herlaimont de kern vormt van de ‘legende’ rond een bigame heer van Trazegnies en veronderstelt dat Eliduc, de lais van Marie de France, ten grondslag heeft gelegen aan de uitwerking van de legende (Bayot 1903, 65-79; vgl. echter Horgan 1991 die de invloed relativeert).
voetnoot30
Er bestaan twee versies van de prozaroman. De oude, anonieme versie, opgedragen aan Filips de Goede, zou van omstreeks 1450 dateren. De jongere versie is een bewerking door David Aubert met een langer slot, die er in 1458 een (geïllustreerd) handschrift van vervaardigde voor Antoine van Bourgondië, de bibliofiele bastaardzoon van Filips de Goede (Bayot 1903, 12-15 (datering) en 16-44 (overlevering)). In 1464 liet Lodewijk van Gruuthuse deze jongere versie afschrijven (vermoedelijk door dezelfde Aubert) en rijkelijk illustreren door Lieven van Lathem (zie afbeelding 2 en Martens 1992, 164-169). Dit handschrift kende Bayot nog niet. Vgl. Woledge 1954, nr. 68 (p. 48).
voetnoot31
Bayot (1903, 45-60) en Horgan (1991, 210) wijzen op sporen van octosyllabische verzen in de prozaroman.
voetnoot32
Bayot 1903, 56-57.
voetnoot33
Voorheen werden zij beschouwd als een Middelnederlandse vertaling van de kruisvaartroman Lion de Bourges (Picardië, 14e eeuw), maar Claassens (1996, 239-240 en 248) wijst die identificatie met klem van de hand.
voetnoot34
Waarbij het niet duidelijk is of Claassens denkt aan de Middelnederlandse rijmtekst of een Franse voorganger daarvan.
voetnoot35
Overigens aarzelt Claassens (1996, 252 noot 34) ‘of er achter het Spel van Stragengijs daadwerkelijk het Trazegnies-verhaal schuilgaat’ (zie noot 3). Zijn veronderstelling dat het om een rederijkersspel zou gaan omdat het in 1447 in Dendermonde zou zijn opgevoerd door leden van een rederijkerskamer, is niet houdbaar gezien de ouderdom van het toneelstuk (zie ook hiervóór over de speeltraditie).

voetnoot36
Van Dijk 1994 geeft een status quaestionis; zie voor de datering: p. 284; vgl. Roemans en Van Assche 1982, 18-19 en De Decker 1987, 39-40.
voetnoot37
De verschillen zijn niet gering. Ik noem er twee: (1) in het Trazegnies-verhaal wordt ruim aandacht geschonken aan gevechten met de Saracenen, terwijl in de abele spelen geen grootschalige gewelddadigheden plaatsvinden; (2) op de genoemde tweepoligheid valt wel wat af te dingen: hoewel de handeling zich in hoofdzaak concentreert op twee plaatsen, zijn er wel degelijk andere plaatsen in het spel (zoals Jeruzalem, Tripoli en Cyprus). Als de scenarioschrijver van het Spel van Strasengijs de Trazegnies-stof in de richting van een ‘abel spel’ heeft bewerkt, moet hij dus danig hebben ingegrepen.
voetnoot38
Zie het overzicht in Roemans en Van Assche 1982, 9-15.
voetnoot39
Van den wijnter ende somer (Arnhem 1404 en Den Bosch 1539), het spel van Lanseloet (Aken 1412), het Spel van den Hertoghe van Bruisewijc in de reeds genoemde Gentse inventarislijst uit 1532 (zie bijv. de vermeldingen in Ḑabrówka 1992). Zie voor de betekenis ‘schoon’: Van Dijk 1994, 283 noot 1 (p. 294-295).
voetnoot40
Vgl. De Decker 1987, Ḑabrówka 1992 en Van Dijk 1994, 284-286.
voetnoot41
Pleij 1977, 37.
voetnoot42
Zie bijvoorbeeld de overzichten van opvoeringen in Nijsten 1997 (voor de Noordelijke Nederlanden), Ḑabrówka 1992 (voor het wereldlijk toneel, vooral in het Zuiden) en Neumann 1975 (voor de oostelijke grensstreek). Zie ook de opsomming van opvoeringen van wereldlijk toneel in Reynaert 1996.
voetnoot43
Vgl. Ḑabrówka 1992, 89.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken