Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Raam. Jaargang 1963-1964 (1963-1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Raam. Jaargang 1963-1964
Afbeelding van Raam. Jaargang 1963-1964Toon afbeelding van titelpagina van Raam. Jaargang 1963-1964

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.48 MB)

Scans (12.90 MB)

ebook (6.90 MB)

XML (2.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Raam. Jaargang 1963-1964

(1963-1964)– [tijdschrift] Raam–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

Journaal

VERHOEVEN: Literatuur is een rest-kategorie geworden. Het is dat wat overblijft, als alle instanties, die zich op gespecialiseerde wijze over iets uitspreken, hun bijdrage geleverd hebben. De literatuur hapt naar lucht in de lege ruimte, waar zich eens de totaliteit bevond, die nu is opgedeeld door specialismen. Wie de autonomie van de literatuur en het literaire benadrukt, verandert aan deze toestand niets, maar pompt de leegte nog leger. Hij wil specialistische aanduidingen als moreel, deskundig, sociaal, wetenschappelijk e.d. afweren. Hij trekt daarmee een ondoorzichtige wand rondom de leegte op; want een andere dan specialistische benadering is niet mogelijk. Daarom leunt de literatuur bij voorkeur aan tegen die specialistische benadering, die het meest en vogue is. Al lange tijd is dat de psychologie. De moraal mag het vooral niet zijn. Wie een boek op morele gronden verwerpt, maakt zich belachelijk, maar wie zegt, dat het psychologisch niet juist is, vindt nog steeds een gretig gehoor.

 

TEGENBOSCH: Schrijf dat het wit van de onlangs gestorven Amerikaanse schilder Franz Kline materieel een leegte is, maar die je voorkomt vervuld te zijn van religieuze betekenis, en ogenblikkelijk is er burgermans nar om de burgerij te verzekeren, dat de overigens zo intelligente criticus een moment van waanzin beleeft en de kenners der schilderkunst mompelen, dat de schrijver al te literair om het picturale feit heendraait. Tegen de eerste geen verweer, maar wat is toch eigenlijk het literaire in schrijven over picturale feiten? Naar mijn vaste overtuiging: iets méér in die feiten zien dan jan en alleman.

In de zielsdiepte van Vincent van Gogh mag ieder naar hartelust afdalen zo diep als hem goeddunkt; men kan niet ver genoeg over de grenzen heenschouwen met de visionaire schouwer Rembrandt; ik word geschokt door Walter Pater, die over Leonardo's Monna Lisa schrijft: ‘she is older than the rocks among which she sits; like the vampire, she has been dead many times, and learned the secrets of the grave ...the fancy of a perpetual life, sweeping together ten thousand experiences...’ Maar wie dat bevestigt, want herkent, pleegt hier alleen dáárom maar geen literatuur, omdat hij de genoemde werkelijkheid herkent. De vampier die de geheimen van het graf heeft leren kennen en desondanks leeft, is alleen maar geen literatuur voor wie zelf genoeg vampier is. Re-

[pagina 72]
[p. 72]

ligie herkennen in Kline's leegte is alleen mogelijk voor wie religie geen lege vlek in zijn ervaringen is. Deze eis ligt echter wat hoog voor de meeste grappenmakers en voor bijna alle zogenaamde kenners van picturale feiten. Dat ze Walter Pater dulden als hij op die manier over Leonardo spreekt, danken we voornamelijk aan de omstandigheid, dat Leonardo al eeuwen dood en al eeuwen beschreven is; men duldt dan ter afwisseling wel enige lyriek.

Zelfs dat iemand bij een schilderende tijdgenoot over het bestaan van niet direct bewijsbare werelden begint te spreken, is nog te dulden, als die tijdgenoot dan tenminste het vertrouwde jargon hanteert: de engelen van Chagall duiden op poëtische verten, de donkere werken van Willink op (pak weg) metafysische angst, de zon bij Rouault op bijbelse verwachting van leven. Dat een leeg vlak religieus zou zijn, is echter onduldbare waanzin en/of literatuur. Een leeg vlak is abstracte kunst. Dat hoort het te blijven. Zodat gelijktijdig de tegenstanders van deze kunst tegenstanders van deze kunst kunnen blijven. In een leeg vlak goddelijke presentie gewaar worden, zou de tegenstanders nopen hun tegenstand op te geven. Zijn ze immers niet tegen God maar tegen abstracte kunst. En omdat zij tegen abstracte kunst zijn, is het ondenkbaar dat God zich daarin gaat vertonen. Die is toch zeker te eeuwig en onveranderlijk om zich met zulke tijdsmoezen op te houden. Kan iemand ons vandaag of morgen wel komen wijsmaken, dat God zich in een sigarenmaker vertoont of uit Geldrop komt. Alles literatuur. En/of waanzin.

 

VAN NIEUWSTADT: Waarom zou deze eeuw haar geesteskinderen alle satirische vernuft en alle talent voor grandioze spotternij steevast ontzeggen? Er zijn minieme pogingen te over, en elke boreling krijgt mét de moedermelk een flinke scheut ‘Lust am Relativieren’ ingeprent, maar beslist te weinig, - als men er een meer of minder duurzame bewondering van gymnasiumvriendjes mee heeft afgedwongen is het hoogste stadium wel bereikt; dan al is de spotter door eigen spotlust achterhaald, zelf doelwit geworden en priemt, betreurenswaardige inkonsekwentie die hem op een verglaasde blik te staan komt en op een verkeerde lusteloosheid, de gifangel in eigen boezem. Tjee, wat doe je nou! - lusteloosheid, onmin met het wereldbestel, geen enkel bezwaar, zonder die dingen blijf je nergens, maar zie voor onmin met de eigen toestand gevrijwaard te blijven! - Dat kan niet, binnen de kortste keren ga je je aan die wantoestanden en disordelijkheden, die je in goed geweten op de hak neemt juist medeplichtig voelen. Voor spotter in de wieg gelegd, waarom ook niet, vroedvrouwen en bakers die tot behoud van zo kostbare

[pagina 73]
[p. 73]

wezenskiemen ongeveer hun leven hebben veil gehad, ontroerend, maar op zekere leeftijd, die men triomfantelijk raillerend en in goede gezondheid heeft weten te bereiken, vertonen de zieke plekken zich niet meer in samenleving en waar je ze verder hebt aangewezen en gehekeld, maar op je eigen huid. Wie is hier de satirikus? Ik toch niet...

 

SARNEEL: In het stuk van Van Aken (zie de Kroniek van dit nummer) zit nog een vuiligheid, zij het dan in een voetnoot. Misschien ziet hij in het volgende aanleiding voortaan zijn voeten te wassen. Ik citeer (p. 1271/2):

Ik (PVA) ontving op 10 oktober een brief van De Wispelaere waarin hij zich tot op het hemd uitkleedde en op de knieën kroop, in de hoop onmiddellijk absolutie te krijgen. Hij beriep zich in die brief op het privé-karakter van die bekentenis. Ik schreef hem op 11 oktober om te zeggen dat ik dat privé-karakter eerbiedigen zou, zolang hij dat zelf deed, en waarin ik hem derhalve, eerlijk, aankondigde dat er nog een tweede stuk op komst was. Dit interview met Roggeman (van 17 oktober F.S.) neemt echter de brief van De Wispelaere fragmentarisch letterlijk over: DW praat zijn eigen plagiaat goed door te wijzen op reminiscenties in werken van andere auteurs. Elke keer als hem gewezen wordt op een door hem gepleegd plagiaat, stelt hij dat eveneens vast ‘tot zijn eigen verbazing’, ‘staat hij perplex’, ‘vindt hij het bijzonder vervelend’, ‘is hij boos op zich zelf voor dergelijke slordigheid’ (c'est le cas de le dire), en ‘is hij geïntrigeerd’. Hij geeft toe dat ‘er een objectieve fout is, een vlek op zijn werk’. Maar ‘van een subjectieve schuld’ is er z.i. nog altijd geen sprake.

Tot zover Van Aken. Maar hoe zit het nu? Heeft DW aan VA ook geschreven dat er van ‘subjectieve schuld’ z.i. nog altijd geen sprake is? Of hoever reikt de dubbele punt voor de fragmentarische overnemingen uit de brief van VA? Wie subjectieve schuld uitsluit, kleedt zich niet uit, kruipt niet op de knieën en vraagt geen absolutie. Uit de redactie van de voetnoot moet dus geconcludeerd worden tot onbetrouwbaarheid (bedoeld of niet, daar blijf ik buiten) van een deel van VA's mededelingen. De vraag is: wat heeft DW in zijn brief nog meer gedaan dan wat er letterlijk uit is aangehaald in de voetnoot. Als DW in zijn interview zich gerechtvaardigd heeft met dezelfde middelen als waarmee hij zich verantwoord heeft tegenover VA, zie ik daarin nog geen schending van het privé-karakter van zijn brief, waarin nl. meer stond. Dat meerdere was privé en niet de verantwoording van een openbare misgreep. Het privé-karakter is dan wederrechtelijk geschonden door VA zelf. Rechtvaardigheidshalve zit er voor hem nu niets anders meer op dan de volledige openbaarmaking van de brief van DW. Gaarne in afwachting hoogachtend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Cornelis Verhoeven

  • Lambert Tegenbosch

  • Michel van Nieuwstadt

  • Fons Sarneel